woorden van minister Stikker vast te leggen: 'Wij hangen nog aan rechtsopvattingen en kunnen ons moeilijk aanpassen aan het feit, dat machtsinvloeden de hoofdrol spelen in het internationale drama. Wij hebben ons vrijwillig aangesloten bij de organisatie der V.N., waarvan wij wisten, dat de Grote Vier domineren.' Het grootste struikelblok voor de Nederlandse regering was de omzetting van de C.G.D. in de U.N.C.I. (commissie der V.N. voor Indonesië) welke bevoegdheden kreeg, die onverenigbaar werden geacht met de handhaving van onze souvereiniteit. Maar, volgens sommigen, is, sinds het bestaan van de U.N.O., souvereiniteit een begrip, dat veel van zijn inhoud verloren heeft. Reeds op 15 Februari zou de U.N.C.I. een rapport, in hoeverre onze regering de resolutie had uitgevoerd, aan de V.R. moeten inleveren. Het ministerie voelde er echter weinig voor gedwee onder het juk te gaan en kwam niet tot enig besluit. Deze aarzeling had haar weerslag in Indonesië zelf. Sultan Hamid II betreurde het, dat zijn vertrouwen in de Nederlandse regering niet bewaarheid was. De B.F.O. (Bijeenkomst Federaal Overleg) der deelstaten schorste zijn werkzaamheden op en de Republiek, die zich, dank zij de bedrijvigheid der guerilla-benden, nog geenszins verslagen acht, en in de besluiten van de V.R. een belangrijke ruggesteun vindt, bleef even onhandelbaar als zij tot dusverre was. De Nederlandse regering werd onder pressie gesteld. Cochran, de man, die meer naar de grieven der Republiek dan naar de klachten van Nederland luisterde, kwam ter bespreking naar den Haag; de Engelse regering trachtte bij monde van haar gezant alhier, de regering tot toegeven over te halen en in de V. St. gingen stemmen op om de Marshall-hulp stop te zetten en daardoor Nederland op de knieën te krijgen, niet bedenkend, dat dan tevens de West-Europese Unie een deuk zou krijgen. De ministerraad hield langdurige besprekingen tot het publiek verrast werd door het
plotselinge aftreden van de minister van Overzeese gebieden zelf, Mr. Sassen. Er was dus onenigheid ontstaan over het te volgen beleid. Minister-president Dr Drees, omschreef voor de vertegenwoordiging het geschil met de woorden: 'dat minister Sassen denkbeelden had, waarmee de overige leden van het kabinet zich niet konden verenigen'. Welke die denkbeelden waren, was het geheim van de ministerraad. Spoedig lekte dit geheim uit. 'De Linie' wist mee te delen, dat minister Sassen ongewijzigd wenste vast te houden aan het standpunt, dat van Royen in de V.R. volgens de instructie van zijn regering, had verdedigd. Liever dan voor de V.R. te zwichten, voelde hij voor rechtstreekse onderhandelingen met de V. St. aan wie economische en zelfs strategische concessies konden worden gedaan. Mochten de V. St. daar niet op in gaan, dan zou wellicht de bedreiging, dat wij Indonesië aan zijn lot overlieten, effect ressorteren. Deze sprong in het duister wenste de meerderheid van de ministerraad niet te maken. De waarnemende minister van Overzeese gebieden, Mr. van Maarseveen, trachtte aan de Tweede Kamer duidelijk te maken wat men dan wel zou doen. Na verklaard te hebben, dat de V.R. met zijn resolutie, zijn competentie was te buiten gegaan, ging hij verder: 'Wij wensen geen volledige breuk met de V.N., maar wij wensen ook geen chaos in Indonesië. De resolutie volkomen afwijzen, zou volledige breuk met de V.N. betekenen en dit zal ook tot gevolg hebben chaos in Indonesië. Van de andere kant Indonesië te abandonneren, is absurd. Het woord “abandonneren” komt