Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIdealisten van Mr Jan KruysmanGa naar voetnoot1.Er is reden om aan dit boek van Mr Jan Kruysman meer aandacht te besteden dan in een pure bespreking mogelijk is. Kruysman gaat bewust en overtuigd een eigen weg in zijn boeken voor de jeugd, die tamelijk veel afwijkt van de tot nu toe gebruikelijke. Het is redelijk, dat wij ons afvragen, wat van deze 'richting' gedacht moet worden. Zoals men waarschijnlijk weet, is Idealisten een soort vervolg op Bob Vredeveld wordt man, de genezingsgeschiedenis van een jongen, die aan onanie lijdt. In deze voortzetting - voor oudere lezers bedoeld - wordt de strijd om de levensroeping geschilderd. Technisch beschouwd is dat prachtig in orde, de jongelui naderen hun eindexamen en de kwestie van de toekomst is dan de spannende vraag. Het is ook dik in orde, dat de verschillende jongelui (de mannelijke, wel te verstaan) een verschillend levensideaal opbouwen. Er is voor de nodige variatie gezorgd: men krijgt te doen met de toekomstige kapitalist, communist, dokter, intellectueel, en nog anderen zijn vertegenwoordigd, en niet te vergeten de geestelijke stand, waar Bob Vredeveld tenslotte zijn kaarten op zet. Die groei naar het levensideaal gaat niet zo maar domweg vanzelf, er zitten allerlei moeilijkheden tussen. Men moet niet denken, dat alles van een leien dakje gaat. Bij de één sterft de vader, bij de ander zit de liefde er tussen, bij een ander de gevangenis en bij de toekomstige geestelijke zit er vanzelfsprekend van alles en nog wat tussen: zijn verleden, Quick, Ready, Thomas en nog meer. Het is niet verbazingwekkend, dat een hersenschudding nodig was om de laatste over het dode punt heen te helpen. Hij komt over het dode punt heen en wandelt op de laatste pagina het klooster binnen. Die Bob doet dat niet met heilig enthousiasme, hij is maar zelden enthousiast, zo bij vlagen, hij deinst telkens weer terug, een voetbalwedstrijd brengt hem in de war, hij doet het, omdat het ideaal hem belangrijk genoeg schijnt om alles tenslotte op te geven, hij doet het gedreven door de genade. Bob is een gewone jongen, niets bijzonders is in hem te ontdekken dan wat voetbal-capaciteiten. Hij is niet bijzonder geestig, sympathiek of knap. Hij heeft geen opvallende eigenschappen, hij is één van de velen. Er is trouwens geen enkele opvallende jongen in het boek, tenzij misschien de jonge communist, die een werkelijke idealist schijnt, maar door de auteur op een vrij gemakkelijke manier opzij gezet wordt. Dit is opzet: Kruysman wil juist | |
[pagina 654]
| |
laten zien, hoe gewoon feitelijk alles is. Naar mijn mening om religieus propagandistische motieven. Het boek is een uitnodiging niet precies om Redemptorist te worden, maar toch om de geestelijke stand te omhelzen. Het is waarachtig zeker niet de bedoeling alleen maar te zeggen: 'Zo gaat het in de wereld'. Neen! Hij wil zeggen: 'je moet niet te gauw denken, dat je geen roeping hebt. Een vroegere onanist, een heel gewone jongen van een openbaar Gymnasium, die flirtte en meisjes zoende, die van alle narigheden van de wereld op de hoogte was, ging toch ook het klooster in. Waarom jij niet?' De schrijver zal opmerken, dat dit de waarheid is. Hij is van mening, dat het juist de moderne, nuchtere, zakelijke kijk op de dingen is, die de jeugd zo boeit, een nuchtere kijk, waar een idealisme best mee te verenigen is. De moderne jeugd voelt niets voor de romantiek, voor in hemelsferen zwelgende lyriek, zij houdt niet van de romantische held. Haar held is de zakelijke Amerikaanse soldaat. Hij zal nog meer zeggen. De moderne jeugd staat niet vreemd tegenover de laagheid van het leven. Zij weet alles - en tóch gaat zij haar eigen goede weg. Daarom dat hij onverbloemd van echtscheiding, huwelijksontrouw, Neo-malthusianisme en nog veel meer spreekt. Het moet nu maar eens uit zijn met die kinderachtige, ouderwetse manier van onmondig houden. De jeugd lacht U uit, zij weet alles beter dan U. Wij, ouderen, zijn hopeloos achtergeraakt en daarom verstaan wij de jeugd niet. Nu, enige snelle passen naar voren, wij nemen ook geen blad meer voor de mond en zeggen precies, waar het op staat. De jeugd zal daardoor meer vertrouwen in ons krijgen. Er valt niet aan te twijfelen, dat Kruysman's opzet is de jongelui door middel van de roman een weg te wijzen naar een mooi leven. In wezen is zijn werk tendentieus, hoe zeer hij het ook achter een voorgewende onbevangenheid tracht te verbergen. Het is natuurlijk in het geheel niet zeker, dat de jongens het zullen merken, maar in feite is de tendentie duidelijk. Wanneer men dit aanneemt, dan kan men zich vooreerst de vraag stellen, of deze methode, die ook in Bob Vredeveld wordt man is gebezigd aanbevelingswaardig is. Deze vraag is niet het resultaat van preutsheid, zij is een practische, zakelijke vraag. De schrijver heeft de bedoeling zielen te genezen en idealisme op te wekken en dan mag men de vraag stellen, of zijn methode doeltreffend is. Voorop sta dit, dat de bezwaren, die tegen 'Bob Vredeveld wordt man', dat voor pubers geschreven is, rijzen, niet per se ook voor 'Idealisten', dat voor adolescenten geschreven is, gelding hebben. Men kan van mening zijn, dat pubers meer idealisering nodig hebben, dat hun jeugdzonde geen geschikt onderwerp voor een jongensroman is, terwijl men er toch vrede mee kan hebben, dat in een boek voor adolescenten de zakelijke waarheid verkondigd wordt. Hierbij kan in het midden gelaten worden, of deze jongelui, die enigszins literair gevormd zijn, voor dit soort boeken nog belangstelling zullen opbrengen. Het is moeilijk te zeggen en in zoverre is dit boek een interessant experiment. Nu kan men zeggen, meen ik, dat het realisme van deze roman voor adolescenten aanvaardbaar is. En toch valt het te betwijfelen of de | |
[pagina 655]
| |
schrijver zijn doel zal bereiken en wel, omdat het in diepste zin niet waar is, d.i. artistiek niet verantwoord. De zogen, realistische kijk op het leven zou geen bezwaar geweest zijn, wanneer Kruysman het idealisme van zijn hoofdpersonen geloofwaardig gemaakt had. Het is bijv. in het geheel niet duidelijk, hoe in een onbenullig type als Bob Vredeveld de roeping tot het priesterschap is gerijpt. De schrijver zegt wel van tijd tot tijd, dat Bobbie een overwinning op zich zelf behaald heeft, dat hij door een of andere ervaring weer eens aan het piekeren slaat en van tijd tot tijd de stem van Christus hoort, maar hij maakt de groei niet zichtbaar. Het blijft allemaal aan de buitenkant. Er worden lukraak een hoop ervaringen naar Bob toegegooid: 'Zie maar wat je ermee doet' en in zijn ziel hoort hij telkens weer een lastige stem, maar men ziet niet, hoe hij dat alles verwerkt, hoe dat alles in die bepaalde ziel vruchtbaar wordt. Zo doet het ook naief aan, hoe de schrijver de eigenlijke innerlijke bekering in het ziekenhuis laat plaats vinden. Zo gauw men dit hoofdstuk voor zich heeft, weet men dat nu de kogel door de kerk moet. Bob is de grootste gemene deler van een groep, hij is geen bepaalde jongen, wiens ontwikkeling onder bepaalde omstandigheden duidelijk is. Hij lijkt zo ook een uitverkorene zonder persoonlijke inzet. Het is best mogelijk, dat de schrijver een bepaalde jongen voor de geest gehad heeft, maar het is hem niet gelukt hem een levende gestalte te geven. Misschien heeft hij meer in zijn mars dan lijkt, misschien ook niet, maar dan kan men weinig vertrouwen in die roeping hebben. Het is denkbaar, dat dit boek het tweede deel van een Trilogie is en dat Bob in het 3de deel het klooster weer verlaat, het is denkbaar, ik geloof echter niet, dat dit de bedoeling is. Hiermee hebben wij de essentiële zwakte van dit boek aangeduid. Wat van Bob Vredeveld geldt, geldt feitelijk van alle personen, die een ideaal vertegenwoordigen, tenslotte ook voor Hein Haser. Wij zien de buitenkant, niet de binnenkant. Een uitzondering mag misschien gemaakt worden voor de figuur van Gerritje Simons, hoewel daar ook het nodige aan ontbreekt. In hem wordt tenminste iets verklaard, er gaat iets open, wat een geheim lijkt. Men kan de schrijver gelijk geven, dat jongelui van die leeftijd in een bepaald milieu uiterlijk van die praatjesmakers en dikdoeners zijn, hij had echter moeten laten zien, dat zij innerlijk anders zijn. Dat heeft Kruysman niet gekund. Het blijkt bovenal hieruit, dat alle meisjes bij hem wichten zijn behalve dan die op het laatst naar voren springende Else van de kruidenier. Alleen al het onvermogen om een dragelijk meisje te tekenen typeert het artistiek onvermogen van de schrijver. Het is duidelijk: het realisme van dit boek dient als dekmantel voor de hulpeloosheid van de schrijver, wanneer hij het mysterie tracht te benaderen. Hij tracht wel een zekere diepte te suggereren door over Christus en de nood der zielen te praten, maar dat is schijndiepte. Samenvattend zou men kunnen zeggen, dat dit boek aanvaardbaar geweest was, wanneer werkelijk hèt leven, dus ook het innerlijk leven, voldoende zichtbaar geworden was. Men mene nu niet, dat de schrijver deze diepgang met opzet vermeden heeft, omdat zijn lezers die niet aankunnen. Dat is niet het geval, de schrijver ziet zelf niet, hoe | |
[pagina 656]
| |
een bepaalde ziel reageert op ervaring en genade. Een klein bewijs voor deze stelling is de ongelooflijke rare geschiedenis met de retraite, wanneer Bob, die een roepingsretraite komt doen en practisch besloten is de roepstem te volgen, toch vast van plan is om niet onder de indruk te komen. Misschien heeft zich dat voorgedaan, misschien ook niet, ik weet het niet, maar Kruysman heeft het in ieder geval niet duidelijk gemaakt. Waarom zo uitvoerig over dit boek gesproken? Het is toch maar een jongensboek! Het antwoord op deze vraag is in de aanhef van dit artikeltje reeds gegeven. Na alles, wat over dit boek nu gezegd is, kan het iets meer omschreven worden. De reden is, dat het niet over het eerste het beste romannetje gaat, maar over een paedagogische poging. Als poging dient het boek gewaardeerd te worden, echter ook kritisch bekeken. Bij deze kritische beschouwing is nu gebleken, dat 'Idealisten' een waagstuk is, waartegen de artistieke gaven van Kruysman niet zijn opgewassen.
Dr Nic. Perquin S.J. |
|