Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 588]
| |
De Techniek van het Blijspel
| |
[pagina 589]
| |
'Comédie Française' alleen reeds meer dan duizend maal opgevoerd. Het stuk verloopt als volgt: twee burgermeisjes hebben zich het hoofd laten op hol brengen door de precieuze literatuur van hun tijd; zij zijn er op gesteld zich voor precieus te laten doorgaan, en versmaden twee jongeheren, die hen op burgerlijke wijze ten huwelijk hebben gevraagd, zonder eerst de nodige galante avonturen, voorgeschreven door de ritus van de preciositeit, te hebben doorgemaakt. Deze heren besluiten zich te wreken. Zij zenden hun lakeien, Mascarille en Jodelet, naar de meisjes, de ene verkleed als markies, de andere als vicomte. Deze lakeien stellen zich aan de meisjes voor als geregelde bezoekers van de voorname salons, en oogsten met hun optreden heel wat bijval. Er ontspint zich een precieuse conversatie, waarbij de meisjes zich beijveren om niet onder te doen voor hun hoge bezoekers. En na de conversatie wordt een bal georganiseerd. Midden onder de balpret verschijnen de twee heren van het begin, zij ranselen hun lakeien duchtig af, en kleden hen uit, tot zij alleen maar hun dienstkleding aanhebben. De jonge dames staan ten dode beschaamd en worden door hun oom Gorgibus, samen met hun ganse precieus-literaire bagage, naar de duivel gewenst. Er zijn twee elementen in dit blijspel, die wij los van elkaar willen beschouwen: er is het frivole spel van de meisjes, en er is de als wraak bedoelde grap van de twee jonge heren. Wat van dit stuk een blijspel maakt, en in het stuk ook de ruimste plaats inneemt, is de parodie op de preciositeit, zoals die vorm krijgt in het spel van de twee meisjes en de twee lakeien. De meisjes zijn in feite gewone burgerlijke provinciaaltjes. Hun enig contact met de preciositeit is de literatuur. Er is niets in hun wezen, noch geestelijke ontwikkeling, noch aangeboren adel van karakter, dat in de precieuze levensstijl zijn natuurlijke expressie zou vinden. Deze levensstijl staat geheel buiten hen. Hij is hun wezen geheel vreemd. Zij trekken die stijl tot zich, en hullen er zich in, zoals men zich hult in een carnavalskleed. Een carnavalskleed nu is grappig, maar het is niet belachelijk, omdat het travesti gewild is. De man, die het kleed aandoet, weet, dat dit kleed hem niet past, en de anderen weten het ook. Juist daarom doet hij het aan. Hij ziet zelf het ongepaste. Hij ziet zelf de afwezigheid van elk reëel verband tussen hem en het kleed. En zijn vrienden weten, dat hij dat ziet. Hierom wekt hij wel de lach van zijn vrienden, maar die lach treft niet hem zelf, ook niet het kleed, maar de door hem bewust tentoongestelde afwezigheid van een natuurlijk verband tussen hem en het kleed.Ga naar voetnoot1. De jongedames in het stuk van Molière trekken het kleed van de | |
[pagina 590]
| |
preciositeit aan. Maar zij zien de afwezigheid van het verband niet. Zij geloven in de aanwezigheid van het verband. Zij geloven, dat dit kleed voor hen een natuurlijke dracht is. Zij zijn overtuigd, dat de precieuze levensstijl de natuurlijke, noodzakelijke, en enig-goede uitdrukking is van hun persoonlijkheid. Hierom wekken zij de lach van hun toeschouwers, maar die lach treft hen zelf. Hun toeschouwers zien de afwezigheid van het verband. Zij stijgen boven de meisjes uit en lachen niet om hun kleed, maar om hun domheid. De carnaval-man is veilig in zijn kleed, omdat hij door zijn inzicht even hoog staat als de toeschouwers. Hij heeft zelfs iets vóór op die toeschouwers: hij is de vinder van de grap, hij is de schepper van het gebroken verband, men juicht hem toe, men is hem dankbaar. De lakei Mascarille, - en in mindere mate Jodelet - is in het stuk van Molière nauw verwant aan deze carnaval-man. Hij doet bestendig lachen. Maar hij is geen ogenblik belachelijk. Hij is een lakei, en hij imiteert de precieuze markies. Zijn imitatie is echter zo, dat iedereen dadelijk voelt, dat hij zelf boven zijn eigen imitatie staat. Hij heeft bewust en vrijwillig het precieuze kleed omgehangen, en wekt de hilariteit van zijn publiek met zijn groteske overdrijvingen. Deze hilariteit is echter geen ogenblik tegen hem zelf gericht. De lach, gewekt door de carnaval-man, is tegen niemand gericht. Het is de zuivere lach: een intiem plezier om een of andere koddige combinatie van elkaar geheel vreemde elementen, met daarbij een gelukkig superioriteitsgevoel, gegroeid uit eigen inzicht in de dwaasheid van de combinatie. In het stuk van Molière echter is Mascarille meer dan carnaval-man geworden. Het precieuze kleed, dat hij draagt, was het kleed, dat in zijn tijd vele ernstige lieden droegen. De preciositeit was in de zeventiende eeuw een belangrijk sociaal verschijnsel. De verschijning van Mascarille rukt dit sociale verschijnsel mee in de aandachtskring van de toeschouwers. En de lach, die hij wekt, wekt tegelijk een probleem: Mascarille weet, dat het precieuze kleed hem niet past, maar weten de anderen, die het in ernst dragen, dat ook? Mascarille staat hoog, op een punt, waar de hilariteit hem niet kan treffen. Maar de anderen, die geloven, dat het kleed hen past, en zich hierbij vergissen, waar staan die? Molière heeft het zijn toeschouwers gemakkelijk gemaakt, en die 'anderen' in de persoon van de twee meisjes op het toneel naast Mascarille geplaatst. De hilariteit, gewekt door Mascarille, treft de meisjes, en in de meisjes al degenen, die het precieuze kleed op een onnatuurlijke wijze dragen. De zuivere lach, gewekt door de carnaval-man, krijgt een richting naar buiten, wanneer het kleed van de man het kleed is van lieden, die het in ernst dragen, zonder te merken, dat het hen niet past. Deze agressieve lach is de lach van het blijspel. | |
[pagina 591]
| |
Naast dit spel van de meisjes en de lakeien is er het spel van de twee afgewezen minnaars, die zich op de meisjes willen wreken. Deze twee minnaars, schijnbaar de belangrijkste rollen in het stuk, nemen in werkelijkheid aan het bovenbeschreven spel van de meisjes en de lakeien geen deel. Zij zijn het, die Mascarille en Jodelet naar de meisjes hebben gezonden, om deze belachelijk te maken. Zij hebben hierdoor het spel van de meisjes aan de gang gebracht. Maar zij staan er buiten. Zij verdwijnen van het toneel voor het begint, en zij treden slechts weer op, om er hardhandig een einde aan te maken. Hun spel is van een heel andere aard. Zij wekken niemands lach, noch een zuivere, noch een agressieve lach. Zij zijn ernstig, en iedereen beschouwt en aanvaardt hen als dusdanig. Waarom? Zij dragen hun eigen kleed. Zij tonen zich naar buiten zoals zij van binnen zijn. Hun simpele, oprechte naturen verachten de onnatuurlijke preciositeit van de meisjes. Zij weigeren zich hieraan aan te passen. En wanneer de meisjes hen daarvoor de straat opzenden, voegt zich bij hun verachting een verontwaardigde ontgoocheling, die hen ertoe doet besluiten wraak te nemen. Plaatst men nu de woorden 'verachting, verontwaardiging, ontgoocheling, wraak' naast elkaar, dan vraagt men zich af, in hoeverre men hierbij nog van blijspel mag spreken. De geschiedenis van de verontwaardigde minnaars, die zich uit verbittering wreken op de meisjes, is geen blijspel. Het is een drama. Niet alleen terwille van zijn ernstig karakter, maar ook terwille van zijn techniek. Die grap van de lakeien is, gezien van het standpunt van de minnaars, een vrije, zelfstandige handeling, waarmee deze minnaars inwerken op de buitenwereld. Deze buitenwereld is hier: de wereld van de valse preciositeit, verpersoonlijkt in de twee dwaze meisjes. Door deze handeling verder, waarmee zij voorgoed elk contact met die meisjes en met die wereld breken, bevrijden zij zich van een hinderlijk complex van boze gevoelens, en maken voor zichzelf de weg weer open naar een rustig, gelukkig leven. Zulke handeling, waarmee de mens, vrij en zelfstandig inwerkt op de buitenwereld, en tegelijk de loop van zijn eigen lot beslissend beïnvloedt, is een typisch dramatisch element, dat wij in elk goed drama weervinden. Welke rol echter speelt dit dramatisch element in het blijspel van Molière? Om dat te weten, moeten wij teruggrijpen naar het spel van de meisjes en de lakeien. Het eerste, dat daar opvalt, is de afwezigheid van elke dramatische handeling. De meisjes doen niets. Zij ontvangen alleen bezoek, ondergaan de betovering van de precieuze gasten, en staan na de ontnuchtering bloot aan de verwensingen van Gorgibus. Ontvangen, ondergaan, blootstaan. Het zijn niet de meisjes, die inwerken op de buitenwereld. Het is de buitenwereld, die inwerkt op de meisjes. | |
[pagina 592]
| |
Ook Mascarille en Jodelet stellen, evenmin als de meisjes, vrije handelingen, waarmee zij de richting van hun lot bepalen. In het spel van de verontwaardigde minnaars zijn zij slechts de uitvoerders van de bevelen van hun meesters. Zij treden er niet op in eigen naam, en dat optreden staat in geen ander verband met hun eigen lot, dan dat zij er van hun meesters waarschijnlijk geld voor gekregen hebben. In het spel van de meisjes heeft het optreden van Mascarille en Jodelet slechts de waarde van een 'gebeurtenis', zoals die dagelijks in het leven voorvallen. Zij bezoeken de meisjes, praten ermee, dansen ermee, zingen hen iets voor. Het is een precieuze receptie, zoals die toendertijd in de mode was. Er wordt tijdens die receptie geen enkele handeling gesteld, die in verband staat met het lot van de personages. Men beleeft alleen een gebeurtenis: de meisjes ontvangen bezoek, de heren worden ontvangen, en men brengt de tijd zo aangenaam mogelijk door. Dit nu, het uitbeelden van een sociaal milieu, waar de personages niet met vrije handelingen op de buitenwereld inwerken, maar in de loop van bepaalde gebeurtenissen door de buitenwereld beïnvloed worden, is een typisch episch element, dat wij weervinden in romans en epische gedichten. De kern van Molière's stuk, het spel van de meisjes en de lakeien, is dus, ondanks het feit, dat het op het toneel door acteurs gespeeld wordt, in wezen meer episch dan dramatisch. Een episch verhaal nu wekt bij luisteraars of lezers een rustige belangstelling, die niet sterk genoeg is om in een schouwburg een duizendkoppig, heterogeen publiek geboeid te houden. Hiervoor is meer nodig dan gewone belangstelling. Er is spanning nodig. Spanning, gewekt door het schouwspel van een mens, die met volle kennis en in volle vrijheid al handelend over zijn eigen lot beslist. Hoe bereikt Molière in zijn stuk deze spanning, zonder welke geen enkele opvoering slaagt? Hij bereikt deze spanning door het handig ineenvlechten van de twee spelen, die wij ontleed hebben. Het lachwekkende blijspel van de meisjes en de lakeien, dat op zichzelf in zijn rustig, actieloos verloop slechts kalme belangstelling wekt, wordt organisch ingeschakeld in het drama van de afgewezen minnaars. Dit drama omvat twee werkelijke handelingen: de eerste, vervat in de voorgeschiedenis: de afwijzing van de burgerlijke vrijers door de preutse meisjes; de tweede: de wraak van de ontgoochelde vrijers. Van deze handelingen wordt de eerste in het eerste toneel medegedeeld, terwijl de tweede in hetzelfde toneel op vrij mysterieuze manier wordt aangekondigd: 'Nous leur jouerons tous deux une pièce, qui leur fera voir leur sottise et pourra leur apprendre à connaître un peu mieux leur monde.' Hierop spreekt een van de jonge heren over zijn dienaar, Mascarille, die heel handig de mode der preciositeit weet na te | |
[pagina 593]
| |
bootsen. De andere vraagt: 'qu'en prétendez-vous faire?' en de eerste antwoordt: 'ce que j'en prétends faire? Il faut... Mais sortons d'ici auparavant.' En dan begint het spel van de meisjes met de verschijning van Gorgibus, hun oom, zonder dat we daarbij weten, wat er eigenlijk gaat gebeuren. De spanning nu, gewekt door deze nog onvolledig gekende handeling, blijft het ganse blijspel door bestaan, tot op het ogenblik dat het eigenlijke blijspel wordt afgebroken door de verschijning van de twee vrijers, die hun lakeien stokslagen komen toedienen, en op die manier aan het publiek openbaren, dat het lange, actieloze spel van de meisjes en de lakeien, niets anders was dan de éne handeling, waarmee zij de meisjes wilden straffen, en zichzelf van hun woede bevrijden. In het spel van de meisjes speelde de tijd geen rol. In het voornaamste toneel, het negende, zitten de twee meisjes en Mascarille bij elkaar, en het enige, dat zij doen, is elkaar vleien, mooie woorden uitspreken, nieuwtjes vertellen over het leven in de Parijse salons, gedichtjes maken, liedjes zingen, klederen, pruiken en parfums keuren, en amoureuze complimentjes maken. Het is een bonte aaneenschakeling van precieuze galanterieën, zonder sterk verband: Mascarille springt van het ene op het andere, zonder bepaald plan of systeem, gedragen door niets dan door zijn improvisatorisch talent, en zijn gelukkige invallen. Het is pas wanneer we dit lichtzinnige spel in het kader van het drama der vrijers plaatsen, dat de tijd opeens een belangrijk spanningselement wordt: terwijl Mascarille en de meisjes praten, weten wij, dat de vrijers hun ogenblik afwachten om in te grijpen. En naarmate de tijd vordert, en Jodelet verschijnt, en daarna de muzikanten en de balgasten, groeit de spanning: wij voelen de vrijers naderen, wij voelen dat er iets gaat gebeuren, en dat dit iets het lieve gekabbel van de precieuze receptie hard en snel zal afbreken. Terwijl op het toneel kalm en lief geconverseerd wordt, net of de wereld daarbuiten is tot stilstand gekomen, loopt achter het toneel de tijd in steeds stijgend tempo vooruit naar de beslissende ontknoping toe. En het besef van dit onstuitbare tijdsverloop, groeiend niet uit het blijspel van de meisjes en de lakeien, maar uit het drama van de afgewezen vrijers, houdt tijdens al die schijnbaar-rustige, tijdloze tonelen, een levendige spanning hoog. De kalme belangstelling, die door het eigenlijke blijspel zou gewekt worden, zo dit op zichzelf had gestaan, wordt in de loop van het spel verhevigd door de spanning van het omlijstende drama. Wij willen deze vaststellingen niet veralgemenen tot een theorie, die zou gelden voor alle bestaande blijspelen. Ieder blijspeldichter heeft zijn eigen techniek. Maar het lijkt toch vast te staan, dat de meeste goede | |
[pagina 594]
| |
blijspelen een dubbel karakter hebben. Enerzijds worden in hun centrale komische gedeelten mensen uitgebeeld, die in de loop van rustig-voortvloeiende gebeurtenissen, de invloed van hun milieu ondergaan, en zonder beslissende daden te stellen, door hun algemene, onnatuurlijke houding de lach van het publiek wekken. Dit technisch element is van epische aard. Anderzijds liggen die centrale gedeelten gevangen in kleinere, omlijstende gedeelten, die ernstig zijn, en ernstig blijven, zelfs in de ontknoping,Ga naar voetnoot2. en het ganse stuk door de spanning wekken, die de aandacht van het publiek onafgebroken geboeid houdt. En dit is een zuiver dramatisch element. Blijspelen, waarin deze dramatische elementen ontbreken, kunnen wel interessant zijn om te lezen, maar zij zullen zelden een succesrijke opvoering mogelijk maken. Aldus staat het blijspel op de grens tussen epiek en dramatiek. Ondanks de uiterlijke schijn van de toneelopvoering, en de afwezigheid van een verteller, benadert het in zijn techniek zeer dicht de epiek. Voor de dramatiek wordt het alleen gered door de invoeging van niet-comische elementen, die de fabel in haar ontwikkeling beheersen, en naar techniek en effect specifiek dramatisch zijn. |
|