Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 540]
| |||||||||
Universiteitshervorming in DuitslandGa naar voetnoot1.Het probleem van de reorganisatie van het Hoger Onderwijs is niet alleen in Nederland een urgent probleem, aan de studie waarvan zich sinds bijna drie jaren een omvangrijke Staatscommissie wijdt, doch evenzeer in andere landen en ook in het Duitsland van na de capitulatie. Of daar zelfs nog meer dan elders. Elk Europees vraagstuk vertoont zich immers ook in Duitsland, doch meestal in toegespitste vorm. Zo is het ook met de universiteiten. Meer dan in andere landen was er daar een scheiding ontstaan tussen het universitaire en maatschappelijke leven, was het volgen van Hoger Onderwijs het privilege van bepaalde groepen, waren de universiteiten bovendien nog een haard van veel onheil (en zijn het gedeeltelijk nog), dat over Duitsland en wereld is gekomen: anti-christelijke wijsgerige denkbeelden, een overspannen nationalisme, sociaal exclusivisme. Bij het proces van de geestelijke en culturele reoriëntatie van het Duitse volk neemt de universiteit een uitermate belangrijke plaats in. Dat werd door het hoofd van de afdeling Opvoeding en Onderwijs van het Britse militaire bestuur, Robert Birley, scherp gezien. Aan de ene kant van de noodzaak van diepgaande hervormingen overtuigd, aan de andere kant zich bewust, dat verordeningen van een bezettende macht in het leven van een volk zelden lang stand houden, koos hij de juiste middenweg, door een Duitse commissie te benoemen, die het universitaire probleem moest onderzoeken en hervormingen voorstellen. Teneinde de aansluiting op het Westerse geestesleven te verzekeren, benoemde hij in de Commissie ook een Engelse professor (de bekende Lord Liondsay uit Oxford) en een Zwitsers hoogleraar. De samenstelling der 'Studienausschuss für Hochschulreform' is op zichzelf al curieus genoeg: van de 9 Duitse leden waren er slechts 3 professor, benevens één directeur van een 'Pädagogische Hochschule' (opleidingsschool voor onderwijzers, c.q. leraren). De overige leden zijn vertegenwoordigers van de katholieke en protestantse kerken, de vakverenigingen, coöperatieve verenigingen, benevens een vertegenwoordigster van de Duitse overheid (de ook in Nederland bekende paedagoge Catharina Petersen, thans aan het Nedersaksische Ministerie voor Onderwijs te Hannover verbonden). Door deze veelzijdige samenstelling van de Commissie, alsmede door een intens contact met allerlei Duitse kringen heeft men het gevaar van een oplossing, die buiten het practische hedendaagse leven staat en die de invloed van de aan het culturele leven rechtstreeks minder deelhebbende groepen (bijv. werkgevers en arbeiders) minimaliseren zou, trachten te bezweren. De Commissie heeft in een half jaar tijds een enorme massa werk verzet en publiceerde reeds in November 1948 het resultaat daarvan: een lijvig rapport (132 blz.), in druk uitgegeven en thans het voorwerp van discussie in Duitsland en, naar Duitsers en Britten hopen, óók daarbuiten. Vandaar, dat wij de aandacht van de Nederlandse geïnteresseerden vragen voor dit rapport, getiteld: 'Gutachten zur Hochschulreform'Ga naar voetnoot2.. Wij weten, dat men in Duitsland ook op Nederlandse reacties prijs stelt. | |||||||||
[pagina 541]
| |||||||||
Enkele hoofdtrekken, karakteristiek voor de geest, welke de Commissie bezielt, mogen hier een plaats vinden, om aan te tonen, hoezeer een goedwillende minderheid in Duitsland aan het werk is en haar kansen moet krijgen. Vier hoofdvoorstellen doet de Commissie, welke vérstrekkende wijzigingen met zich mede zullen brengen:
Heel belangrijk is al aanstonds het eerste punt, dat een doorbreken van de traditionele 'Bildungselite' inhoudt ten gunste van een democratisering. Men wil de arbeidersstand volledig een kans geven en daartoe moet het V.M.H.O. en H.O. geheel vrij zijn van schoolgeld. Een algemene schoolbelasting zal de nodige geldmiddelen ter beschikking moeten stellen. Daarnaast moet het beurzenwezen sterk worden uitgebreid, teneinde daaruit de bijkomende kosten te kunnen bestrijden. Merkwaardig is de constatering, dat het aantal der studentinnen momenteel te laag is. Het in Duitsland traditionele verwisselen van universiteit moet gehandhaafd blijven, evenals de academische vrijheid (geen collegedwang etc.). De studentenorganisaties hebben grondige herziening nodig. Bij het tweede punt wordt de autonomie van de universiteit tegenover de staat uiteengezet en beklemtoond. Het behoeft geen betoog, hoe belangrijk het scheppen van een tegenwicht tegen de in Duitsland traditioneel zo machtige Staatsautoriteit geacht moet worden. Het Duitse universiteitswezen moet naar de mening van de Commissie onder de in de onderscheidene federale Länder bestuurde departementen van onderwijs ressorteren, onder een instantie van de (komende) centrale regering. Waar bepaalde wetenschappelijke activiteiten zulks vereisen, kan een centrale planning niet worden vermeden. Deze planning blijve dan liefst niet tot Duitsland beperkt, maar strekke zich uit tot Europa of zo mogelijk nog verder. De gezonde anti-nationalistische geest van dit rapport kan aan dit onderdeel gedemonstreerd worden. De veelomvattende plannen voor uitbreiding van het docentencorps laten wij buiten bespreking, daar hierbij geen typische Duitse problematiek verbonden is. Vervolgens het voorstel tot stichting van een 'Hochschulrat-Beirat' en een eigenlijke 'Hochschulrat'. Doel van beiden is: bindmiddel tussen de universiteit en de buitenwereld, versterking van de autonomie van de universiteit en intermediair tussen staat een docentencorps. De 'Beirat' (Raad van Advies) is zeer breed samengesteld uit vertegenwoordigers van allerlei geestelijke, intellectuele, wetenschappelijke en sociale corporaties en kringen, alsmede van de staat en van professoren en studenten. Deze Raad kiest een derde van de leden van de universiteitsraad, waarvoor de twee andere derden resp. door de senaat van de universiteit en de regering van het Land op voordracht van de Minister van Onderwijs voor de tijd | |||||||||
[pagina 542]
| |||||||||
van 5 jaren worden gekozen. Deze Raad is 'das höchste Organ der Selbstverwaltung der Hochschule', een onafhankelijk lichaam dus, dat tussen de staat en de universiteit in staat. Het ledental - waar de rector van de universiteit, een ambtelijke vertegenwoordiger van O.K. en W. en een representant van het docentencorps nog bijkomen - is ten hoogste 10. De positie van de Academische Senaat tegenover de gehele universiteit en de afzonderlijke faculteiten wordt versterkt. Wat de 'studium generale' betreft, de commissie spreekt zich uit voor het leggen van een algemeen fundament, waaronder wordt verstaan elementair onderricht in vakken als philosophie, sociologie, geschiedenis, economie en psychologie. Een bindende richtlijn hiervoor wordt niet gegeven, teneinde de afzonderlijke universiteiten en hogescholen ruimte tot experimenteren te geven, waarmede men reeds bezig is. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan de te grote specialisatie van het Hoger Technisch Onderwijs en aan de vorming van de onderwijskrachten in de 'Pädagogische Hochschulen'. Verheugend is de uitgesproken wens, om met het buitenland zo nauw mogelijk relaties aan te knopen, zowel van professoren als van studenten. 'Es ist die Aufgabe der deutschen Hochschullehrer, in der Jugend das Bewustsein zu erwecken und zu pflegen, dass die Wissenschaft universal ist und keine Grenzen der Nation, der Rasse und des Glaubens kennt'. Het tijdens het Hitlerregime ontstane isolement dient volledig overwonnen te worden. Aldus in zeer korte trekken het advies van de Commissie. Het is thans wachten, in hoeverre de regeringen der Länder en de huidige leiders der Duitse universiteiten de in dit rapport neergelegde conclusies, die bij doorvoering tot ingrijpende hervormingen zullen leiden, willen en kunnen doorvoeren. Dat nog heel wat conservatisme en groepsegoïsme zal doorbroken moeten worden, lijdt weinig twijfel. Het buitenland zal een taak hebben te vervullen, teneinde de goedwillende krachten in hun strijd voor deze zeer noodzakelijke vernieuwing bij te staan. Ten voordele van de Duitse en dus ook van de Europese geest.
V. Beermann |
|