onderzoek heeft de directeuren in staat gesteld zich in te leven in de historische atmosfeer en in de geest van Jeanne's tijd en geen geld werd gespaard om een brok geschiedenis te herscheppen. Omtrent de heerlijkheid en de praal van dit historisch défilé bestaat geen meningsverschil.
Wat verwijten sommige critici deze film? De voornaamste kritiek luidt dat Ingrid Bergman zich niet kan verheffen tot de hoogte van haar rol. Volgens Mr Bosley Crowther, filmcriticus van de New-York Times, vertolkt Miss Bergman uitstekend de roemrijke episodes van Jeanne's eerste optreden, maar heeft zij niet helemaal gevat de geest van de intens dramatische en tragische opeenvolging van gevangenschap, proces en dood. 'Haar foltering schijnt buitengewoon oppervlakkig en haar uitputting zuiver physisch', schrijft Mr. Boswell over Bergman's optreden in het proces en de dood. Ik deel die indruk niet, en naar mijn mening speelt Miss Bergman wonderbaar goed, heel de film door. Het tegenovergestelde zou wel verrassend zijn, wanneer men weet dat zij een der grootste actrices van deze tijd is, dat dit haar lievelingsrol is en dat zij zich met zulke grote liefde en devotie op deze rol (de grootste wellicht van haar loopbaan), heeft voorbereid. In deze mening kan ik mij vergissen, daarom vermeldde ik de andere opinie, maar voor mij is de Jeanne d'Arc van Ingrid Bergman prachtig.
Het tweede verwijt van Mr Crowther luidt, dat de climax van het spel in het midden van de film ligt, en dat de 'dalende actie' een anti-climax vormt. Ik meen eerder dat er een dubbele climax is, een mindere, physische climax eerst, die culmineert in de kroning van de Dauphin; vervolgens een tweede grotere, geestelijke climax, die haar hoogtepunt bereikt in Jeanne's dood op de brandstapel. Wie Jeanne als een martelares en een heilige beschouwen kan, vindt de tweede climax torenhoog boven de eerste verheven, en aldus kan er geen sprake zijn van een 'dalende actie' in de film, maar eerder van een korte adempauze, een 'palier', waarop de handeling enigszins bedaart om opnieuw feller te worden in het proces, en een merkwaardige intensiteit te bereiken bij de dood der Maagd. Mr Crowther beweert dat het tweede deel van deze film 'een innerlijk en intellectueel drama is, gebouwd op het conflict van persoonlijkheden en idealen', en dat de directeur dus een fout beging, toen hij 'toeliet dat heel dit drama gespeeld werd in het wijde raam van een historisch tafereel met het daaruit volgend gebrek aan werkelijk inzicht en intimiteit'. Ik zou daarop antwoorden dat de film wél genoeg laat vermoeden van de inwendige strijd van Jeanne en dat echt martelaarschap - zoals de ethymologie van het woord dit overigens zelf zegt - niet vooral een inwendige strijd is, maar een 'getuigen', een getuigenis die bedoeld is voor de ogen van de wereld. En die openlijke getuigenis werd in de film aangrijpend uitgebeeld.
Sommige minder belangrijke bezwaren kunnen een grond van waarheid bevatten. Zo staat bv. vast, dat het spel van Jeanne's vrienden, verdedigers en bewonderaars eerder bloedloos is. Dit kan men echter niet zeggen van haar vijanden, vooral niet van Cauchon, de bisschop van Beauvais, meesterlijk gespeeld door Francis L. Sullivan, noch van de Dauphin, merkwaardig geïnterpreteerd door José Ferrer. Deze laatste heeft bij alle critici overvloedige lof geoogst, die hij volkomen verdiende.