Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 421]
| |
Evelyn Waugh: The Loved OneGa naar voetnoot1.In Vile Bodies, Waughs tweede roman, verschenen in 1930, komt een toneel voor waarin wij een aantal typische bewoners van Waughs apenkooiGa naar voetnoot2. bijeenzien aan het sterfbed van Agatha Runcible. Men drinkt cocktails, draait gramophoonplaten en vermaakt zich met de inane en luidruchtige conversaties waarin Waugh op zo meesterlijke wijze de afwezigheid van alle geest bij zijn karakters tot uiting kan doen komen. Dit karakteristieke Waugh-toneeltje is 's schrijvers eerste poging het scherpe wapen van zijn maatschappelijke satyre te richten tegen de zwakste plek van een volkomen en zelf-genoegzaam materialisme dat weliswaar de Geest verbannen heeft, maar dat periodiek en onvermijdelijk geplaatst wordt van aanschijn tot aanschijn met de Dood, de enige afgezant van de eeuwigheid dien geen sloten kunnen weren uit de al te aardse woonplaatsen van hen die in zichzelf de Geest geplaatst hebben. In bovengenoemde scene in Vile Bodies schildert Waugh het koortsachtig verweer van de levenden die in cocktails en hol gerucht vergetelheid zoeken voor de onontkoombare zekerheid van het einde, voor de gruwelijke bedreiging van een wellicht toch bestaande eeuwigheid, en voor het laatste gereutel waarin het lichaam de nederlaag belijdt van de stof. In zijn onlangs verschenen korte roman, The Loved One, confronteert Evelyn Waugh een beschavingsgroep, die door haar absoluut materialisme wellicht het meest overtuigend de moord op de geest illustreert, met de aartsvijand, de Dood. De groep welke Waugh, bijna vanzelfsprekend, koos, is de Hollywoodse filmgemeente, ongetwijfeld de meest karakteristieke, verstoffelijkste mensengemeenschap in onze huidige beschaving. De wijze waarop deze gemeenschap met haar sentimentaliteit, haar valse waarden en haar superstities, de dood tracht te verdoezelen voor de achterblijvenden voor wie de aarde het enige paradijs is vormt het hoofdthema van Waughs meedogenloze satyre. Een jong Engels dichter, Dennis Barlow, vertegenwoordiger van een decadent résidu van de Europese beschaving, is naar Hollywood gekomen als 'script-writer' voor de film, doch verfoeit de bête geesteloosheid van deze holle wereld, niet zozeer om haar schennis van de geest als wel om haar belaging van de Muze, en ontsnapt door een betrekking aan te nemen als assistent in een crematorium voor schoothondjes en andere lievelingsdieren, The Happier Hunting Ground, waar de inwoners van Hollywood hun eigen gereprimeerde doodsangsten kunnen sublimeren in sentimentele en belachelijke afscheidsgebaren aan hun overleden kanaries, geiten, papegaaien, katten en honden. Deze Dennis Barlow, volkomen gewetenloos, maar erfelijk belast met bijna atavistische behoeften aan althans esthetische waarden, herkent in een Grieks meisje, Aimée Thanatogenos, een eendere rest van een rijker Europees verleden en wordt op haar verliefd als hij in haar ogen, 'greenish and remote, with a rich glint of lunacy', eveneens overblijfselen herkent van zijn eigen Helleens-Europees erfdeel. Aimée is werkzaam als eerste | |
[pagina 422]
| |
grimeuze in Whispering Glades, een nauwelijks overdreven weergave van een werkelijk in Californië bestaande luxe-begraafplaats en crematorium. De hoofd-balsemer in deze ontstellende inrichting, de laatste reductio ad absurdum van de materialistische angst voor de dood, heet Joyboy en is eveneens verlief op de schone Aimée. Er ontwikkelt zich een minnestrijd tussen Joyboy en Barlow. Joyboy heeft echter het voordeel een veel hogere rang te bekleden in de macabere hierarchie van Hollywoodse lijkbezorgers dan Dennis Barlow. Bovendien is Aimée zijn assistente. Niets belet dan ook Joyboy zijn meesterschap in het balsemen en opkalefateren van lijken uit te buiten om het hart van zijn eerste grimeuze te winnen. Hij gebruikt al zijn technisch kunnen om de lijken die vanonder zijn handen doorgezonden zullen worden naar Aimée tot afgezanten te maken van zijn brandende liefde. Op de dode gelaten van de lijken die onder ogen zullen komen van Aimée tovert hij beate uitdrukkingen van geluk, als zijn eigen liefde om uiting roept, of sombere grijnzen als hij wanhoopt aan zijn liefdeskansen. Ieder lijk is een minnelied ofwel een minneklacht. Aimée verkeert in tweestrijd en, als zij niet tot een keuze kan komen, zoekt zij, haar Griekse afkomst getrouw, raad bij een Hollywoodse variatie van het orakel van Delphi, een zekere mijnheer Slump, een drankzuchtige die onder de klinkende naam Guru Brahmin in een krantenkolom vanuit een beneveld brein solaas biedt voor minnesmarten. Als Aimée's tweestrijd zijn hoogtepunt bereikt en zij nog eenmaal telefonisch, haar orakel raadpleegt, adviseert deze laatste, die druk bezig is zijn juist ontvangen ontslag bij de krant te verdrinken in alcohol, aan Aimée haar twijfels op te lossen door uit het raam te springen. Doch Aimée, gedreven door een bijzondere fijngevoeligheid, ziet van deze vorm van zelfmoord af om op meer toepasselijke wijze uit het leven te treden door zich te vergiftigen in het laboratorium van Joyboy, de balsemer. Deze laatste zit met het lijk opgescheept en ziet zich gedwongen hulp te zoeken bij zijn medeminnaar, Dennis Barlow. Laatstgenoemde weet onmiddellijk een oplossing. Als dode-hondjes-bakker heeft hij immers beschikking over een eigen crematorium. Aimée, de schone Helleense, erfgename van juist voldoende Attische geest om ten slachtoffer te vallen aan de Hollywoodse beschaving, wordt derhalve clandestien in de bestel-auto van het dieren-crematorium naar The Happier Hunting Ground vervoerd, waar Dennis haar in de oven stopt en rustig wacht op het ogenblik waarop hij de laatste verkoolde resten van zijn voormalige beminde met de pook kan verbrijzelen. Hij is zeer tevreden, omdat hij voldoende geld heeft kunnen afpersen van zijn Engelse mede-kolonialen in Hollywood en van Joyboy om in statie terug te kunnen keren naar zijn eigen land waar hij de Muze in vrijheid hoopt te kunnen dienen. Hij kan echter niet nalaten Joyboy ook te laten profiteren van een supplementaire service van het schoothondjes-crematorium, een gangbare service die bestaat in het zenden op elke overlijdensdag van een herinneringsboodschap welke luidt: 'Uw kleine... kwispelt vandaag in de hemel met haar staartje, bij de gedachte aan u'. Dennis behoeft slechts in het orderboek naam en datum in te vullen. De naam luidt Aimée. | |
[pagina 423]
| |
Dit is in het kort de inhoud van het lugubere verhaal. In deze wrange en meedogenloze satyre schildert Waugh het beeld van een tot in zijn laatste consequenties doorgevoerd materialisme dat tracht de dood te vergeten door een stompzinnige lijkenschennis bedreven met alle hulpmiddelen van make-up en chemie en dat het 'memento, homo, quia pulvis es' tracht te overstemmen met het gesloei van een bioscoop-orgel. En het beklemmende van zowel verhaal als achtergrond is dat Waugh de hoofdelementen van beide in de werkelijkheid vond, en dat de door deze schrijver geschilderde materialistische wereld slechts in bijkomstige onderdelen het karakter draagt van een karikatuur. Ondanks de fantastische en lachwekkende situaties welke Waugh te voorschijn tovert uit zijn aan de werkelijkheid ontleent materiaal, is The Loved One, een ontstellend meesterwerk, een luciede en afschrikwekkende nachtmerrie. In de ontwikkelingsgang van Evelyn Waugh is het werkje van grote betekenis. Men ziet hier de laatste vervolmaking van een wreed, satyrisch meesterschap dat begon met Decline and Fall en dat in Brideshead Revisited dreigde teloor te gaan in een weliswaar vroom bedoelde doch voor de schrijver onbereikbaar positief apostolaat. Teruggrijpend op zijn natuurtalent van satyrist heeft Waugh in The Loved One niet slechts een hoogtepunt bereikt in deze wrede kunstvorm welke hem een plaats verzekert naast Dean Swift, maar heeft hij tevens het doel bereikt dat hij voorbijschoot in het hybridische Brideshead Revisited. Niet dit laatstgenoemde werk, doch The Loved One getuigt voor de Geest die levend maakt, voor de Geest die, geschonden in Zijn tempels in Whispering Glades, ademt over de ontstellende leegten die het materialisme schept in onze beschaving. In zijn laatste werk is Waugh teruggekeerd op de weg van zijn eigenlijke roeping en hier, meer dan in enig voorafgaand werk, bereikt dan ook zijn proza en dialoog, zijn esprit en ironie een fonkelend en vitriolen meesterschap dat hem uniek maakt in de levende letteren van het Westen. D.v.d.V. |
|