Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 419]
| |
KroniekMissarum sollemniaDe H. Gregorius de Grote gebruikt bij voorkeur, wanneer hij over de H. Mis spreekt, het feestelijke woord 'Missarum Sollemnia'. Wij treffen het aan in zijn homilie op het Kerstfeest, welke in het brevier is opgenomen: 'Wijl wij heden door de genade Gods driemaal het heilig Misoffer (Missarum Sollemnia) mogen opdragen, kunnen wij niet lang over dit evangelie spreken'. Hij is niet de enige, want in de oud-christelijke literatuur ontmoeten wij herhaaldelijk deze verheven uitdrukking: St Gregorius van Tours spreekt over 'een vrouw, die dagelijks het H. Misoffer (Missarum Sollemnia) vierde'; van Alcuinus zegt zijn leven, toen hij nog diaken was: 'iedere dag vierde hij het heilig Misoffer (Missarum Sollemnia); een Parijse oorkonde uit 1112 aarzelt niet het hooggestemde woord 'Missarum Sollemnia' op te nemen. Zelfs in de rubrieken van het tegenwoordige ceremonieel ontmoeten wij deze uitdrukking, wat een zekere jubel geeft aan deze overigens dorre en nuchtere voorschriften. Dit plechtige woord beantwoordt aan het bewustzijn, dat de H. Mis 'gevierd' moet worden, en draagt nog iets van de geur der oudheid mede, waarin de plechtige Mis het gewone was. Eind Augustus mochten wij van de firma Herder te Wenen twee schitterend uitgegeven en voornaam gebonden boekdelen als geschenk ontvangen, welke als titel dragen 'Missarum Sollemnia'. Reeds een jaar geleden had Pater Andreas Jungmann S.J. ons zijn meesterwerk beloofd; wij waren vol verwachting, omdat wij uit andere werken diepe achting bezitten voor deze ijverige en geleerde liturgist; onze spanning steeg echter nog hoger, toen wij in April te Bazel Hans Urs von Balthasar met de grootste lof en in collegiale eerbied hoorden spreken over hetgeen ons te wachten stond. Nu wij het lijvige werk van over de 1200 bladzijden bezitten en iedere dag ons in een hoofdstuk verdiepen, groeit onze dankbaarheid en bewondering voor hetgeen Pater Jungmann in de sombere oorlogsjaren wist te presteren. De tegenstelling tussen het object van zijn studie en het hem omringende oorlogswee heeft de schrijver zeker getroffen. De bovennatuurlijke glans en onovertroffen verhevenheid van het heilig Misoffer hebben hem zo geboeid, dat hij aan zijn studie een titel schonk, welke getuigenis aflegt van de plechtige sfeer, die ons uit ieder hoofdstuk tegenwaait: Missarum Sollemnia.Ga naar voetnoot1. Het H. Misoffer wordt dikwijls het centrale kunstwerk van de christelijke kultuur genoemd, Hugo Ball, de dramaturg († 1927), meent: 'Voor de katholieken bestaat er eigenlijk geen theater. Het schouwtoneel, dat hen beheerst en iedere morgen boeit, is de H. Mis.' Paul Claudel wordt na zijn bekering bij het eerste kerkbezoek in de Notre-Dame meegesleept door de grootheid van het sacrale drama: 'Het was | |
[pagina 420]
| |
de diepste en meest grootse poëzie, het waren de meest verheven gebaren, die ooit aan een mens geoorloofd waren. Ik kon niet uitgekeken raken aan het schouwspel van de H. Mis.' Waar een begeesterd geloof het onzichtbare geheim vat, dat achter de vormen verborgen ligt, daar beginnen zelfs eenvoudige vormen te lichten in het stralende licht van dit geheim. Toch hebben wij niet alles gezegd, wanneer wij de H. Mis het centrale kunstwerk noemen; het is slechts een halve waarheid. In de H. Mis missen wij de geslotenheid van opbouw en dramatische ontwikkeling, zij werkt niet een vooropgezet plan tot in de laatste finesses uit en houdt er niet streng aan vast. Mensen, die over vele eeuwen verspreid zijn en de meest uiteenlopende talen spreken, hebben aan dit werk gearbeid en er vorm aan gegeven; wel was hun het ideale beeld gemeenschappelijk, dat zij allen gelovig in het hart droegen, maar dat ideaal was zelf weer onderworpen aan menigvuldige silhouetten en schakeringen, gelijk ons de geschiedenis van het dogma en nog meer de ongeschreven historie van het Kerygma leert. Maar die mensen waren allen leden van de ene heilige Kerk, mensen die zo in hun Kerk opgingen, dat wij slechts zelden hun namen kennen; het allen gemeenschappelijke ideale beeld was zo machtig, dat het werk niet uit elkander viel maar zijn eenheid bewaarde en aldus zijn eigen schoonheid won. Eigenlijk is het niet de schoonheid van het kunstwerk, die ons treft, maar iets van die gegroeide schoonheid, welke wij in een bloeiende boom bewonderen, die toch ondanks de onregelmatigheid en toevalligheid van zijn takken, twijgen, bladeren en bloesems door een voorname gelijkmatigheid beheerst wordt, omdat een levensbeginsel, een ziel, zijn groei leidt. Daarom zegt Sigismund von Radecki van de H. Mis: 'Zij is geen kunst maar haar oerbeeld en oorsprong, waarnaar iedere kunst weer heenstreeft.' In de H. Mis raakt immers het hiernamaals onze aardse wereld. In het vuur van de ontmoeting tussen de mens en zijn God vervloeit het spelend boetseren van aardse kunstenaars-handen en raakt het welafgewogen rhythme van menselijke woorden in verwarring. Geleid door deze verheven gedachten heeft Pater Jungmann gezwoegd aan zijn reuzenarbeid. Hij laat ons zien, hoe de eeuwen de stenen aandragen voor het bouwwerk; hij brengt ons binnen in kathedralen, dorpskerken en gangkappelletjes waar hetzelfde Geloofsmysterie volgens verschillende graden van plechtigheid gevierd wordt; hij blijft stilstaan bij alle woorden en handelingen, welke de Misliturgie opbouwen, om hun oorsprong op te sporen, hun zin te doorgronden en hun betekenis tot vlees en bloed te maken voor allen, die opgaan tot het altaar des Heren. Met dit boek ontvangen wij de beste synthese van alles, wat tot nu toe de wetenschap bereikt heeft. Ongetwijfeld zal dit boek door velen bestudeerd worden en het onderwerp vormen van uitvoerige besprekingen en nieuwe studies. Ook in het Nederlandse taalgebied zullen in de naaste toekomst de vruchten van deze moeizame arbeid aan het liturgisch leven nieuwe glans en heerlijkheid schenken. H.S. |
|