stelsel uit waarin zij optreedt. En zeker symboliseert de ster weer hierin de 'splinters christendom' in het heidendom geïmpliceerd, dat deze levenloos en stom zijn vergeleken met het volle Evangelie, wanneer dat verkondigd wordt. Dàn immers zullen apostelen getuigen van het heil in Christus door woord en kracht, nu roept het stomme licht slechts een vermoeden op, hetwelk echter door de genade reeds een aanvang kan worden van het geloof, dat uit zich op de volledige prediking gericht is.
Men kan volledig dualist zijn in zijn beschouwing van de betrekking tussen het christendom en de andere godsdiensten. Men ziet dan alleen de kloof tussen beide en geen enkele doordringing vanuit het christendom, geen enkele ster voor de heidenen. Men kan op dit gebied ook monist zijn, en deze dwaling draagt de menselijke hoogmoed duidelijker in haar ideeën uitgedrukt. Zoals de monist op een ander gebied God en wereld vermengt, zo vindt hij hier alle godsdiensten slechts verschillende vormen van hetzelfde grondtype. Er is geen ster uit Jakob meer, maar Jakob, God's uitverkorene, is overal, en Ezau nergens. In theorie ligt deze leer ten grondslag aan heel wat moderne bewegingen: Theosophie, Baha'i-beweging, Soefi-beweging, Mazdaznan, Rozekruisers-beweging enz. In de praktijk ligt zij wellicht vaker in onze mond en in onze gedachten dan wij vermoeden. En dit is begrijpelijk, want zij is zo natuurlijk. Zij is volledig natuurlijk wellicht, maar niet bovennatuurlijk. Wanneer godsdienst immers mensenwerk was, dan was er wellicht alleen vormverschil en gradatie. Nu echter heeft God zelf in niemand anders ons heil geplaatst dan in Christus (Hand. 4,11v). Hij is ergernis, Hij is hoeksteen, en het christendom is het met Hem.
De juiste opvatting ligt tussen dualisme en monisme in. Tussen christendom en heidendom is zowel enige eenheid als ook een diepgaand verschil. Een zekere eenheid is er omdat de genade van Christus ook in hen kan roepen die niet de éne ware godsdienst van denzelfden Christus belijden. Als zij aan die genade tot hun heil gehoor geven, dan behoren zij op een zekere minimale wijze tot Christus' Kerk, buiten welke geen zaligheid is. Op een minimale wijze, welke in dit geval voldoende is omdat deze mensen op weg zijn naar een normaal en volledig lidmaatschap der Kerk, en de Kerk op weg is naar deze mensen. Zo belijden zij ook weer wèl Christus' godsdienst, maar slechts in de stilte van hun hart. Maar de genade bewerkt dit geloof niet geheel en al zonder uiterlijk getuigenis. En nu kunnen juist elementen uit die niet-christelijke godsdiensten dit getuigenis geven. In hun toppunten worden dan deze godsdiensten door den énen waren godsdienst doordrongen en tot zijn werktuigen gemaakt om zielen op zijn volheid voor te bereiden. Dit is de eenheid. Maar er is ook verschil, diepgaand verschil. De goede elementen dezer godsdiensten