Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
President Truman's Herkiezing
| |
[pagina 376]
| |
horen; hij liet hen naar de 'polls' luisteren; hijzelf luisterde naar de mensen en beweerde dat hij in de gezichten der millioenen lezen kon dat ze voor hem waren. De uitslag heeft hem tegen iedereen gelijk gegeven. Buiten de 'polls' waren er echter nog meer goede redenen om een republikeinse overwinning te verwachten. Vooreerst het feit dat de Democraten reeds 16 jaar aan het bewind zijn. Het Amerikaanse volk houdt van verandering, en er scheen een verlangen te bestaan om in Washington nieuwe figuren te zien. Zo een lang bewind van een zelfde partij verwekt overigens noodzakelijk vele wrijvingen, en in dit geval schenen die sterk genoeg te zijn om de andere partij een goede kans te geven. President Truman en zijn partij werden bovendien door zeer ernstige moeilijkheden gehinderd. Onenigheid in de partij, die door oorlogsomstandigheden en door de persoonlijkheid van Roosevelt onderdrukt was geweest, kwam nu tot uiting en had kort te voren een gevaarlijke scheuring bewerkt, met name de opstand van Henry Wallace en zijn nieuwe 'Progressive Party' en van Storm Thurmond met de 'Dixiekraten' in het Zuiden. Wallace is een vreemde figuur. Hij was Vice-President gedurende de derde Roosevelt Administratie (1940-1944), en werd alom beschouwd als een sterke candidaat voor het Vice-Presidentschap in 1944. Maar Roosevelt moest niets meer van hem hebben, waarschijnlijk omdat zijn uitgesproken ideeën en zijn sterk linkse neigingen onenigheid in zijn kabinet hadden gebracht. Truman werd Vice-President, en dat opende voor hem bij de dood van Roosevelt de deur van het Witte Huis. Had Wallace echter in 1944 het Vice-Presidentschap veroverd, dan was hij nu President geweest, hetgeen Moskou zeker aangenaam zou zijn geweest. Misschien had hij dan het duistere spel der Roden beter doorzien... Wallace is een idealist, die onverschrokken voor zijn gedachten uitkomt, zelfs als hij weet dat die onverschrokken taal zijn politieke loopbaan zal breken. Steeds was hij een voorstander voor de sociale wetgevingen en regeringsondersteuning der lagere klassen. Hij is overigens thans zeer verbitterd, en het is waarschijnlijk die verbittering, die hem in de communistische richting heeft gedreven. Wallace was in het begin der Truman administratie, 'secretary of commerce' (minister voor handel). De wijze waarop hij deze post moest opgeven is een der minst schitterende aangelegenheden geweest van Truman's bewind. Wallace was namelijk uitgenodigd om voor een zeer 'progressieve' groep te spreken. Hij kwam hierbij openlijk uit voor de vriendschap en een grotere conciliatie met de Sovjets, juist op het tijdstip dat de Trumanregering besloten had de tegenovergestelde politiek te voeren en niet meer toe te geven aan het Kremlin. Wallace had echter zijn speech getoond aan de President, die zijn goedkeuring gegeven had. Toen | |
[pagina 377]
| |
Staatssecretaris James Byrnes, die in Parijs de meer vastberaden lijn der Amerikaanse regering volgde, vernam wat zijn collega gezegd had, liet hij President Truman weten dat hij zijn ontslag zou indienen indien Wallace's positie niet openlijk werd veroordeeld. Hetgeen uiteraard een onaangename situatie voor de President veroorzaakte. Hij beweerde zich vergist te hebben omtrent de bedoeling van Wallace, retracteerde zijn goedkeuring en vroeg Wallace's ontslag. Het valt niet te verwonderen dat dit de vroegere Vice-President erg verbitterde. Deze begon dan ook te werken aan de stichting van een derde partij, die meer 'progressief' zou zijn dan de Democraten, en meer voor de vrede zou werken, vooral door grotere toenadering tot Rusland en het opgeven van het Marshall-plan dat werd veroordeeld als een voorbeeld van Wallstreet imperialisme. De communisten waren natuurlijk opgetogen en Moskou gaf zijn zegen. Hoewel Wallace zelf geen communist is, werd zijn naam meer en meer gekoppeld aan het communisme. Of hij dit zelf verlangde valt zeer te betwijfelen, hij kwam echter nooit openlijk uit tegen zijn nieuwe vrienden en zij bleven hem derhalve trouw. Dit is de beste uitleg voor de armzalige uitslagen van Wallace's pogingen; toen hij voor het eerst optrad als leider der Derde Partij, werd voorspeld dat hij bij de verkiezingen minstens 10% van de stemmen zou krijgen, niet voldoende om enige kans te maken voor het Presidentschap maar toch zeker genoeg om binnen- en buitenland te overtuigen dat een aanzienlijk aantal Amerikanen het met hem eens was. In feite ontving hij slechts 2,5% der stemmen. Het is een frappante nederlaag der communisten en het zou wel eens het einde kunnen betekenen van het kortstondig bestaan der 'Derde Partij'. Toch vormde de oppositie van Wallace een groot gevaar voor President Truman, omdat de mensen die bij de laatste verkiezingen op Wallace stemden, anders voor de Democraten zouden hebben gestemd. Truman verloor hierdoor drie belangrijke staten (New York, Michigan en Maryland), die in het electorale College 74 stemmen op de 531 vertegenwoordigden.Ga naar voetnoot1. De tweede groep, die de Democratische partij ontrouw werd, zijn de z.g. 'Dixiekraten' ('Dixie' is een collectieve naam voor alle zuiderstaten). Het feit dat deze mensen tegen de Democraten gekant zijn, strekt Truman tot grote eer. Hun scheiding is immers nauw verbonden aan een der schandelijkste toestanden in Amerika, met name de behandeling der Negerbevolking in de Zuidelijke Staten. Al hebben de Negers daar theoretisch | |
[pagina 378]
| |
al de rechten van een vrije burger der grote Republiek, practisch wordt het hun onmogelijk gemaakt van die rechten gebruik te maken. Zo mag hij in vele Staten niet deel nemen aan de 'primary election'. De 'primary' kiest de kandidaten der partij voor de officiële verkiezingen. Doch in het Zuiden hebben deze laatste practisch geen betekenis; de Democraten zijn er zo zeer in de meerderheid dat, wie in de 'primary' op de partijlijst komt, ook automatisch gekozen wordt. Dus zelfs indien de neger op de verkiezingsdag mag stemmen, kan hij geen invloed uitoefenen op de keuze der kandidaten en mag hij hoogstens, zoals de bewoners van Rusland en zijn satellieten, zijn goedkeuring uitdrukken voor de kandidaten die anderen hebben aangeduid. Trouwens in sommige Staten wordt het de neger onmogelijk gemaakt om te stemmen door de heffing van de z.g. 'poll-tax' d.i. een bepaalde som geld die men moet betalen om te mogen stemmen, en de doodarme neger kan die dikwijls niet opbrengen; soms ook moet hij eerst een examen afleggen om te zien of hij politiek voldoende ontwikkeld is, en de neger voelt er zich dikwijls niet voor gereed. Op economisch, sociaal en opvoedkundig gebied staat de neger nog zeer laag. Hij mag niet naar de school der blanken gaan terwijl de negerscholen in sommige Zuidelijke Staten zeer verwaarloosd zijn. Het is hem verboden in spoorwegcompartimenten plaats te nemen die voorbehouden zijn aan blanken, in bussen en trams moet hij goed opletten niet op plaatsen te gaan zitten die bedoeld zijn voor blanken. Hij mag niet naar blanke hotels, blanke theaters of cinema's, of blanke kerken. Zelfs mag hij in sommige Katholieke kerken niet knielen waar hij wil; indien een ijverige pastoor aan deze toestanden iets zou veranderen, zou hij het grootste getal zijner parochianen verliezen. De neger mag zelfs geen huis bewonen in een blanke wijk, hij leeft in een waarachtig ghetto, en economisch en sociaal kan hij slechts vooruit komen in zijn eigen ras. Hij kan slechts met zeer grote moeilijkheid dokter of advocaat worden en dan altijd nog alleen voor zijn eigen ras, dus voor de negers; in de blanke maatschappij kan hij slechts in de laagste betrekkingen komen die de blanken zelf niet ambiëren. Al is 'lynching' nu een zeldzame gebeurtenis, toch doen zich nog elk jaar enkele gevallen voor. Niet zo lang geleden, toen een blanke negermoordenaar ontdekt was en voor het tribunaal gedaagd werd, verklaarde de blanke jury de moordenaar onschuldig, daar de blanke moordenaar niets anders had gedaan dan de negers tonen dat ze op hun plaats moesten blijven. Tegen deze wantoestanden is President Truman onlangs moedig opgetreden. Daardoor echter heeft hij de haat van vele Zuidelijke Democraten opgewekt. Hij heeft nieuwe wetten ontworpen die er voor zullen zorgen dat de Negers hun burgerlijke rechten kunnen gebruiken. Dit is de 'civil rights issue' en het is tegen deze presidentiële pogingen | |
[pagina 379]
| |
dat de 'Dixiecraten' zich verzetten. Zij beweren dat de 'federal' of centrale regering in Washington niets met deze aangelegenheden te maken heeft en dat elke 'souvereine' Staat van de Unie dit zelf moeten regelen. Daarom wordt deze partij ook wel de partij van de 'States rights' genoemd. Hierdoor heeft de Democratische partij, die bijna altijd in de Zuidelijke staten wint, dit jaar vier dezer staten verloren en boette President Truman daarmee 40 electorale stemmen in. Deze dubbele scheuring, waarvan iedereen voorzag, dat ze President Truman een aanzienlijk aantal stemmen zou kosten, is een der redenen van de overtuiging dat de President niet kon winnen. Voeg daarbij sommige opvallende flaters die hij gedurende zijn bewind beging. We vermeldden reeds het geval Wallace. Iets dergelijks gebeurde nog onlangs en veroorzaakte in alle dagbladen een stortvloed van veroordelingen. Staatssecretaris Marshall volgde in de vergaderingen der Verenigde Naties in Parijs een lijn die beide partijen hadden goedgekeurd: geen compromissen meer met de Sovjets, geen nieuwe concessies, kalme maar onverschrokken vastberadenheid. Toen besloot Truman de voorzitter van de Opperste Rechtbank als zijn persoonlijke afgevaardigde naar Stalin te zenden om met hem de huidige moeilijkheden te gaan bespreken. Dit leek wel op een nieuwe concessie en was in strijd met het optreden van Marshall, die te Parijs geheel de vastberaden houding volgde. Sommige vrienden van de President meenden dat deze handelwijze van Truman aan de mensen, die vóór alles de vrede wilden, zeer sympathiek zou zijn, en dat dit optreden een uitstekende voorbereiding was voor de aanstaande verkiezingen. De President was dan ook bereid zijn beslissingen aan het land per radio mede te delen. Toen Marshall echter van dit plan op de hoogte kwam, liet hij onmiddellijk weten dat hij zou aftreden indien het plan door ging. President Truman overdacht hierop de zaak nogmaals en zag vervolgens van het gehele plan af. Hetgeen uiteraard een dusdanige kritiek voortbracht dat thans alle kansen op herverkiezing verloren schenen. Toch werd Harry Truman met een soliede meerderheid herkozen om vier jaar langer President te zijn van de V.S. En dit is nog niet alles; zijn partij won bovendien nog zoveel zetels in de Senaat en in het Huis van Afgevaardigden, dat hij nu vast kan rekenen op de medewerking der wetgevende macht der regering. De Democraten zijn steeds de hoop blijven koesteren een meerderheid te behalen in de Senaat, ook al zagen er hun kansen nog zo slecht uit. Maar zelfs in hun stoutste dromen hadden ze niet durven hopen ook het Huis te veroveren. Nu hebben ze in de Senaat een meerderheid van 54 tegen 42 en in het Huis van Afgevaardigden een meerderheid van 263 tegen 171. Hoe is deze onverwachte uitleg te verklaren? Wat zeggen de ontgoochelde | |
[pagina 380]
| |
Republikeinen, de venederde 'pollsters'? Iedereen is het er over eens, dat Trumans overwinning te danken is aan de steun der eenvoudige mensen der lagere klassen (indien men van lagere klassen kan spreken), van wat men hier soms 'John Q. Public' noemt. De deskundigen, de dagbladschrijvers, de redenaars waren tegen de President. Maar de werklieden, de boeren en de huisvrouwen verlangden dat hij aan het bewind zou blijven. De grote President Lincoln heeft eens gezegd: 'God moet de eenvoudige mensen zeer graag zien, want hij heeft er toch zoveel gemaakt'. En het zijn vooral deze eenvoudige mensen die Truman herkozen hebben. Waarom hebben zij dat gedaan? Niet zozeer terwille van zijn buitenlandse politiek. Daar hebben zij te weinig belangstelling voor, en ook de Republikeinen zouden daarin weinig verandering brengen. Van zelf sprekend zijn zij ook niet tegen het Marshall plan en de 'Truman Doctrine' want zij hopen dat deze krasse maatregelen de vrede zullen bewaren. Dit zijn hun voornaamste motieven niet. Wat hen vooral ter harte gaat is datgene wat alle simpele mensen interesseert: werk vinden en behouden, een flink loon verdienen, de prijzen van voedsel, kleding, huishuur zien dalen. De duurte der levensmiddelen is zeker een der grootste handicaps geweest voor de Republikeinen. Toen in het begin van de oorlog de prijzen begonnen te stijgen, heeft President Roosevelt de prijscontrole ingesteld. Het was de wens van President Truman dat deze prijscontrole ook na de oorlog nog enige tijd gehandhaaft werd, maar de republikeinse meerderheid in het Parlement heeft hiervan niet willen horen. De Republikeinen verdedigden dikwijls de handel en nijverheid, die niet van prijscontrole houden en slechts streven naar de grootst mogelijke vrijheid voor hun ondernemingen. Ook om deze redenen zijn de Republikeinen verantwoordelijk voor de voortdurende prijsstijgingen. Aldus hebben tenminste de Democraten de toestand geschilderd, en al is hij dan ook in werkelijkheid niet zo eenvoudig, het schijnt in ieder geval dat de huisvrouwen de toestand zo begrepen hebben, en daarom verlangden ze Dewey niet als President. Een andere factor, die in aanmerking komt voor de verklaring van de Democratische overwinning, is de invloed der arbeidende klassen. De Amerikaanse werkman is er van overtuigd dat hij zijn huidige voorspoed te danken heeft aan President Roosevelt's 'New Deal' en aan de syndicaten of 'labour Unions'. Hij is dus geneigd Roosevelts opvolger, die de idealen van de New Deal voortzet, aan het bewind te houden. Hoe noodzakelijk dat is om de gewonnen voordelen te behouden, werd duidelijk bewezen na de verkiezingen van 1946. Er was toen slechts verkiezing voor een aantal nieuwe Senatoren en voor het huis van afgevaardigden en niet voor een nieuwe President. Vele werklieden gingen niet naar de stembus. Waarom zouden ze zich bekommeren om politiek? Alles ging goed, er was | |
[pagina 381]
| |
voorspoed in het land, iedereen had zijn werk en er werd goed betaald. Al werd het leven ook geleidelijk duurder, het wekelijkse loon ging mee omhoog en als het niet omhoog ging, zorgde het syndicaat voor een staking. De syndicaten waren toen op het hoogtepunt van hun macht, en na de lange maanden van de oorlog waaronder niet gestaakt werd, kwamen de stakingen nu regelmatig de gang der zaken in de war brengen. Doch dit veranderde na de verkiezingen van 1946! Er was nu te Washington een Republikeinse meerderheid die er wel voor zorgde dat de macht der syndicaten duchtig werd gekortwiekt. De beruchte Taft-Hartley-Bill kwam tot stand, die de macht en vrijheid der syndicaten ten zeerste beperkte en de communistische invloed trachtte te verminderen. Er waren vele goede dingen in die wet, maar de Amerikaanse werklieden zagen slechts de beperkingen en waren verontwaardigd. Onmiddellijk werd in de syndikalistische kringen besloten, dat 'organized labor' met alle macht zou werken om de wetgevers, die voor de wet gestemd hadden, in de verkiezingen van 1948 te elimineren. Dat is dan ook inderdaad gebeurd tot groot nadeel der Republikeinse partij, waartoe de meesten dezer wetgevers behoorden, en van de Republikeinse Candidaat, die niet tegen de wet was opgetreden. Deskundigen, journalisten en 'pollsters' hebben die politieke actie van de arbeidende klasse onderschat en waren daarom uiterst verrast toen hun actie zo doelmatig bleek te zijn. Op deze Republikeinse politiek inzake prijzen en syndicaten heeft President Truman in zijn verkiezingscampagne gehamerd. En dit brengt ons tot de laatste en zeker niet de geringste reden van Truman's overwinning: zijn persoonlijkheid en zijn verkiezingstaktiek, vergeleken met de persoonlijkheid en de tactiek van Gouverneur Dewey. Iedereen zal het er over eens zijn, dat President Truman een zeer sympathieke persoon is. Hij is eenvoudig, bescheiden, uiterst menselijk. Er is niets Olympisch in hem, en hij verpersoonlijkt zeer wel de hoedanigheden van de 'average American': gulheid, openhartigheid, edelmoedigheid; en ook de gebreken: onbezonnenheid, voortvarendheid. De man van de straat voelt nu eenmaal veel voor een President, die niet veel verschil toont met de kruidenier of met de kapper. Vooral in de eerste maanden van zijn administratie was de populariteit van de President zeer groot. Aller harten won hij door de manier waarop hij bij Roosevelt's plotselinge dood de teugels had overgenomen. Na zijn inauguratie zei hij tot de reporters: 'Indien jullie ooit bidt, bidt dan toch voor mij'. Die sympathie verminderde echter spoedig en was bij het begin van dit jaar wel buitengewoon klein, tenminste bij dat gedeelte der bevolking dat zich kon uiten door middel van kranten, tijdschriften of radio. Want het gewone volk schijnt hem veel trouwer te zijn gebleven. Toen de Democraten zagen hoe | |
[pagina 382]
| |
hun zaken er voor stonden, en zij een candidaat voor het Presidentschap moesten stellen, verlangden velen onder hen niet Truman, maar een andere, meer populaire figuur. Toen kwam echter een andere zijde van President Truman's karakter aan het licht. Hij wilde van geen andere candidaat horen, hij zou de Democratische partij voor het electoraat vertegenwoordigen. Men aanvaardde hem als candidaat hoewel niet zonder moeilijkheden; zelfs vele zijner vrienden en politieke aanhangers verzekerden dat hij geen kans had om herkozen te worden. Al deze ongeluksprofeten lachte Truman uit, hij zou vechten tot het einde en hij zou winnen. Bijna alleen stond hij in zijn verkiezings-campagne, maar onverschrokken trok hij aan het werk. Hij reisde in een speciale trein en legde aldus 50.000 Km af, en sprak tot ongeveer 6.000.000 mensen in stad en land, in Noord en Zuid, in Oost en West. Hij sprak ronduit en herhaalde voortdurend zijn thema; al de moeilijkheden die de mensen ondervonden waren te wijten aan de Republikeinse meerderheid in het laatste congres, het armzaligste dat Amerika ooit had gekend, een groep die alleen oog had voor de belangen van de rijken en Amerika wilde verkopen aan de bankiers van Wall Street. Er was veel overdrijving in al wat de President beweerde, maar de mensen slikten het, ze kwamen van heinde en ver luisteren naar die gulle, eenvoudige man die niet kon aanvaarden dat hij op voorhand geklopt was, die zo onverschrokken voor hen sprak, die zulk een klare en directe taal gebruikte. Wat een verschil met de electorale tactiek van Gouverneur Dewey! Die sprak op een heel andere manier, die stond op een veel hoger peil; hij roerde de problemen der kleine mensen nauwelijks aan, hij vertelde vele mooie maar vage dingen over vrede en eenheid, hij beloofde niets specifieks. Hij was immers zo zeker van zijn overwinning dat het dwaas was zich te binden door verkiezingsbeloften. Zijn redevoeringen waren voornaam, klassiek en goed voorgedragen. Dewey zelf is een eerlijk man, een flink administrateur, die het bewijs van zijn kunnen heeft geleverd als Gouverneur van de Staat New York, maar hij is koud, ietwat Olympisch, hij sprak niet tot het gemoed van de man in de straat, van de huisvrouw en de werkman. Dit contrast tussen twee persoonlijkheden en twee methodes is zeker een der gewichtigste redenen van de onverwachte uitslag der laatste verkiezingen. * * *
Wat ligt er nu besloten in de verbazing wekkende overwinning van President Truman? Het eerste en misschien wel het belangrijkste is: een bevestiging van President Roosevelt's sociale politiek, van de 'New Deal', die zoveel | |
[pagina 383]
| |
betekende voor de werkmensen op het gebied van lonen, verzekering, pensioen, werkeloosheidsvergoeding, steun aan kleine boeren, controle op de banken en 'business' praktijken. Al was iedereen het er over eens, zelfs de Republikeinen, dat vele van die veranderingen goed waren en behouden moesten worden, andere vielen minder in de smaak der conservatieve elementen der bevolking, die vooral niet wilden dat de huidige politiek werd voortgezet. Daarvoor zou dan de verwachte Republikeinse regering wel zorgen. Maar het volk verlangt de 'New Deal' te zien voortgezet, en dat zal nu waarschijnlijk ook wel gebeuren. De V.S. gaan dus precies dezelfde richting op die op het Europese vasteland, waar vrijheid bestaat, de sociale partijen aan het bewind heeft gebracht. Amerika is nu nog het meest kapitalistische land ter wereld, het land waar de regering de grootste vrijheid laat aan privaat initiatief, hoewel die vrijheid toch aanzienlijk geslonken is sinds Roosevelt's tijd, en verdere beperkingen nog zijn te verwachten. Daarom ook bestaat hier een goed gefundeerde hoop om het communisme tegen te houden, zoals dit ook in Engeland geschiedde. Niet door mooie argumenten of strenge wetten kan men het rode gevaar stoppen, maar - op het natuurlijk plan - door een grotere uitbreiding van voorspoed en economische veiligheid. Indien in de V.S. een sterke kapitalistische reactie was gekomen, gevolgd door een hevige depressie, zou het gevaar zeer groot geweest zijn, dat vele slachtoffers der dan onvermijdelijke werkeloosheid naar het rode kamp waren overgelopen. Onder een door New Deal geïnspireerde regering zal zelfs een depressie (indien ze tenminste niet te lang duurt) niet zo gevaarlijk zijn. Al de nodige stappen zullen worden gezet om de slachtoffers der economische ramp zo goed mogelijk te helpen, wat ook de lasten mogen zijn voor de belastingbetalers en welke beperkingen ook mogen worden opgelegd aan het vrije initiatief der grote banken en industrieën. Als gevolg van deze verkiezing kan men ook meer eenheid en vastberadenheid verwachten van de nieuwe Amerikaanse regering. Gedurende de laatste twee jaren was die regering gespleten: de uitvoerende macht, vertegenwoordigd door President Truman en zijn kabinet, was Democratisch; de wetgevende macht, de Senaat en het Huis van Afgevaardigden, had een Republikeinse meerderheid. Al deden de gevolgen dezer politieke 'schizophrenie' zich weinig gevoelen op het gebied der buitenlandse politiek, waar beide partijen het vrij wel eens waren, toch zal de grotere eenheid slechts de vastberadenheid kunnen verstrekken, die Amerika als eerste tegenstander van de Sovjet-Unie zo zeer van pas komt. Te meer daar President Truman nu de vrijste President is die ooit op het Witte Huis resideerde. Andere Presidenten waren gewoonlijk gebonden door allerlei beloften en compromissen om de nodige steun te krijgen voor | |
[pagina 384]
| |
hun verkiezing. Daar Truman om zo te zeggen het Presidentschap op zijn eentje heeft veroverd, is hij niemand iets schuldig, kan hij veel politieke ballast over boord gooien en die mannen als medewerkers uitkiezen die hem het beste kunnen helpen. Een woordje tot slot over de te verwachten buitenlandse politiek van deze nieuwe regering. Hier zijn de elementen van het probleem: De regering heeft een sterke meerderheid in het Parlement. Zelfs de oppositie gaat accoord met de grote lijnen van haar buitenlandse politiek. Het volk der V.S. heeft in de partij van Wallace beslist het communisme verworpen. De geest is door en door sociaal, dus erg sympathiek voor het Engels en continentaal gematigd socialisme. Dit alles wijst erop dat Amerika nog meer dan te voren de moedige pogingen van West-Europa zal steunen om onafhankelijk te blijven, en zichzelf met Amerikaanse hulp uit de moeilijkheden te werken en zich absoluut tegen de communistische overheersing te verzetten. |
|