Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| |
Geestesgezondheid
| |
[pagina 355]
| |
tot het dynamisme van het leven zelf. Wel moet ze als een normaal, positief verschijnsel, bij de opvoeding van het kind benut en gevormd worden, door dosering van bescherming en gestrengheid: want waar overprotectie de gezonde uitgroei van de veroverende vitaliteit bij het kind doodt, brengt overgestrengheid een angst-geladen discipline voort, die compensatie zal zoeken zonder zich ooit te kunnen ontladen. Anna Freud, de dochter van de beroemde leermeester, werd op een ovatie onthaald. Zij bracht de streng-freudiaanse doctrine: vermits agressie en sexualiteit normaal fusioneren en elkaar conditioneren, en zuivere agressie aldus alleen voorkomt waar geen fusie met de sexualiteit plaats vond, helpt geen bestrijden en kan alleen een normale fusie heil brengen. In de loop van de tweede dag bleek hoe groot de invloed van het ouderlijk gezin is op de evenwichtige ontplooiïng van de agressiviteit. Geen kunstmatig milieu kan dit vervangen, ook wanneer het gezinsleven ontoereikend is en vol van zware conflicten. Alle pogingen moeten dus aangewend worden om dat milieu te saneren, en de ouders in staat te stellen de harmonische ontwikkeling van liefde, afgunst en strijd bij hun kinderen te bevorderen. De voornaamste prophylaxis tegen verwording ligt bij ouders, die begrip hebben voor de individualiteit van het kind: vandaar de noodzakelijkheid van opvoeding der ouders, van vrede, harmonie en gezonde sociale verhoudingen in de familie, van een aangepaste sociale wetgeving, van hygiënische woningen en in het algemeen van opvoedingsarbeid in kleinere groepen en nooit in grotere verbanden. De Belgische afvaardiging (Mw. J. Jadot Decroly - Brussel; Prof. Dellaert - Antwerpen) die de derde dag aan het woord kwam, bevestigde de bevindingen van de vorige dag en breidde ze uit tot de scholen. Tot nog toe zijn die al te zeer in gebreke gebleven om onrechtstreekse en compensatorische agressiviteit in goede banen te leiden. Wellicht zouden meer actieve deelname der kinderen en grotere individuele aanpassing vanwege de schoolleiding hierin kunnen voorzien. Na een heel wat strenger oordeel uit Canada werd van Zwitserse zijde (Prof. Bovet) een lans gebroken voor meer samenwerking tussen psychiater en opvoeder. Indien deze samenwerking wellicht gehinderd wordt door de zo verschillende instelling van beide, dan kan toch de psychiater door zijn diagnose over het verleden van het kind de opvoeder inlichten over methodes, die hem zullen helpen om het kind op zijn weg naar de toekomst te leiden. De laatste dag van dit congres behandelde de agressie in de gemeenschap. Voor zijn harmonische ontwikkeling heeft de mens behoefte aan meer dan één soort gemeenschap (Dublineau-Frankrijk). Voor zijn affectiviteit zoekt hij een gemeenschap van communitaire aard, zoals de familie, en om het rationele in zich te bevredigen, verlangt hij gemeenschappen | |
[pagina 356]
| |
van sociëtair karakter. Al vindt het kind niet altijd op het gepaste moment de gemeenschap die het zoekt, toch hoeft men het daaruit volgende conflict niet te vrezen: men moet er alleen voor zorgen dat men het beheerst, wil men niet dat het tot delinquentie voert. Het schijnt wel dat delinquentie zeer dikwijls de vorm van neurose aanneemt, omdat een primair en offensief agressie-instinkt gebrekkig werd geïntegreerd (Gardner - U.S.A.). Bij deze vaststelling komt de vraag op: waarom dan niet vroeger ingrijpen, om door heraanpassing van de lichte deviaties langs psychiatrische weg criminele feiten te voorkomen?
Het tweede congres (voor geneeskundige psychotherapie) dat telkens in de namiddag vergaderde, had als onderwerp gekozen: de schuld. Voor Freud was het schuldgevoel, dat onder zeer verschillende vormen in bijna alle neurosen voorkomt, steeds een probleem gebleven waarvoor hij geen oplossing wist. Na een phenomenologische uiteenzetting van Dr H.G. van der Waals, psychoanalyst te Amsterdam, bracht de eerste dag reeds het katholiek standpunt omtrent zonde en schuld: Pater Gilby O.P., verklaarde in een beheerste rede, die sympathiek werd beluisterd, hoe een normaal schuldgevoel een gezond symptoom van genezing is. Wel is het dogma der erfzonde een gereveleerde waarheid, maar toch vindt ze een redelijke uitdrukking. In ieder mens ontmoet men oorzaken van conflict: zijn bestaan als schepsel, zijn bewegen tussen leven en dood, de geest en de stof, 'enerzijds de eerbiedvolle benadering van liefde en kennis, anderzijds het verslindende van elke biologische drang.' Deze conflicten zijn de grondonderstellingen van onze val: de felix culpa der christelijke doctrine. Terwijl de moralisten vooral het eigenlijke schuldgevoel (wellicht had hij beter gezegd: schuldbewustzijn) behandelen in zover het een zedelijke wanorde en een zedelijk imperatief insluit, is de psycholoog meer begaan met de gevolgen ervan en de ziekelijke verwordingen en pathologische verschijnselen. Hoe eenvoudig de voordracht ook was, zoals ze verder nog de katholieke leer over biecht en boete behandelde, bleef ze toch in haar terminologie voor een psychiater haast ontoegankelijk. Men hoorde zelfs katholieken uitleg vragen over concepten die ze niet hadden begrepen, zodat ook na deze uiteenzetting de rijkdom van onze geloofsinhoud naast de interessante, maar soms zo arme, structuren van de dieptepsychologie niet genoeg naar voren kwam. De derde spreker was de Franse psychoanalyst en sexoloog Dr Hesnard. De gegevens blijven confuus, zei hij. Men kan alleen hopen enige helderheid bij te brengen door zorgvuldig de standpunten te onderscheiden. | |
[pagina 357]
| |
Subjectief en clinisch gezien is het schuldgevoel 'un comportement (virtuel et sans objet réel) qui signifie, pour le sujet, une Faute et une Punition'. Subjectief en analytisch gezien is het schuldgevoel 'un comportement d'adaptation à l'Interdiction, vécue comme menace à la valeur personnelle', die hij echter ethisch en niet puur instinktief opvat. Objectief is het schuldgevoel een conflict tussen onverenigbare handelwijzen. Hij sloot met een volstrekt onzakelijke aanval op de godsdienst, die zijn ideaal van een spontaan individu, dat in staat is zich te schamen bij iedere wezenlijke overtreding en gevoelig is voor een sociaal schuldbewustzijn, zou in de weg staan. Alsof de godsdienst niet veeleer die ethisch-humanistische vorming kon verrijpen en uitdiepen. De wijsgerige kritiek van Prof. Brinkman van Zürich op de phenomenologische studie van Jaspers, waarbij hij tot de conclusie kwam, dat er een hele waaier nuances in het schuldgevoel te vinden zijn, was te filosofisch om door de pragmatisch-ingestelde vergadering naar waarde te worden genoten. Orthodox-psychoanalytisch was de lezing van Dr Rickman, die het schuldgevoel voorstelde als de uitdrukking van de spanning die in het individu ontstaat door een absorptie van een gedeelte der omgeving. Margaret Mead, die de derde dag sprak over collectieve schuld, oogste om haar sprankelende humor en schranderheid een verdiend succes. Hoewel enkele begrippen vaag bleven, was toch zeer verduidelijkend het onderscheid dat zij maakte tussen collectief schuldgevoel en collectief verantwoordelijkheidsgevoel. Even verhelderend werkte de uiteenzetting van de Nederlander Dr Krijgers-Janzen, die voor het eerst het verschil formuleerde tussen biologisch, sociaal en geestelijk schuldgevoel. Op de laatste dag werden de nieuwigheden op psychotherapeutisch gebied besproken. Niet ieder deelde hierin de skepsis van Dr Meier omtrent de groepstherapie, hoewel men deze na de discussie toch maar wilde beschouwen als hulpmiddel voor de gevallen waar gebrek aan tijd de individuele therapie verhindert; en dan nog doet men er goed aan alleen similaire gevallen in één groep te verzamelen. Na de velerhande pogingen van de vorige jaren is het mogelijk meer eclectisch te zijn in de methoden en aldus vlugger te werk te gaan door de beste therapie voor ieder bepaald geval aan te wenden.
De Zondag, rustdag tussen de twee eerste congressen en het derde, bood voor protestanten en katholieken de mogelijkheid om kerkelijke diensten bij te wonen. Na de hoogmis kwamen enkele katholieke deelnemers samen, verwelkomd door Dr Strauss en Dr Fritzgerald, prominente leden van het congres. Daar men te laat gewaarschuwd had, waren velen afwezig, | |
[pagina 358]
| |
die later hun spijt daarover betuigden. Om dit te voorkomen, werd nu reeds aangekondigd dat men voor het congres van Parijs in 1950, een heel programma besprekingen tussen katholieke psychiaters en psychologen zou opstellen.
Op de openingszitting van het congres voor 'mental health' werden de vertegenwoordigers van de Engelse regering en een afvaardiging van de Unesco en van de 'World Health Federation' plechtig verwelkomd. Het doel van dit congres was: bij de psychiaters verantwoordelijkheidszin en geestdrift te wekken voor het werk van vrede onder de volkeren. Meer dan 5000 verslagen uit 27 landen waren binnengekomen, die allen een bijdrage wilden zijn tot het bevorderen van meer gezond verstand bij de mensen, om langs die weg heldere en verdraagzame gemoederen te kweken en aldus de vrede te verzekeren. Want de zogenaamde wetenschap der dynamische psychologie, die als vrucht van de psychoanalyse in de laatste jaren opgang gemaakt heeft, beschouwt de vrede niet als een product van politieke bedrijvigheid of van sociaal en economisch evenwicht tussen de volkeren, maar als het gevolg van de innerlijke vrede der harten. Door het bevredigen van die harten zouden de psychiaters dus de geestelijke leiders van de moderne mens worden. Hoewel ruim van opvatting, en eerbiedwaardig van bedoeling, scheen dit congres evenwel een poging om het leven der mensen zonder ernstige godsdienstigheid te organiseren. Zonder sectair te zijn, klonk de rationalistische noot ontegensprekelijk sterk door en de religieuze verdraagzaamheid die men er ten toon spreidde was van het soort dat tenslotte toch maar dissolverend werkt op een godsdienstig gemoed. Wat de geestelijke leiding van de wereld aangaat, daarvoor waren de sprekers en het hele congres onbevoegd om velerhande redenen: hun veel te armoedige filosofie, hun simplistisch-biologische denkwijze, hun onvermogen om zich te verheffen tot een geestelijke en zelfs maar zuiver-(doch volledig-) menselijke instelling tegenover hun problemen, en vooral hun onbegrip voor de werkelijkheid 'mens'. Meer dan voor de twee eerste congressen kunnen we voor dit derde slechts schematisch de besprekingen weergeven. Onderwerp van de eerste dag was: 'Geestesgezondheid en wereldburgerschap.' Men moest trachten equivalenten te vinden voor oorlog, en zorgvuldig te bestuderen hoe de infectie van de oorlogsgezindheid zich verspreidt. Tegelijk met individuele, zijn ook kulturele, sociale en economische komponenten mee verantwoordelijk voor de geestesgezondheid. Waar vooroordeel en angst heersen ontstaan periodiek onoverzienbare conflicten. Prof. Mitrany scheen daarbij echter te menen dat de staat | |
[pagina 359]
| |
wel genoodzaakt is zulke vooroordelen aan te kweken: 'The truth is that the State which has become too weak to give us security, has become too strong to allow us liberty.' (De staat is te zwak om veiligheid te geven en te sterk om ons vrijheid te verlenen.) Met Prof. Rumke van Utrecht, die een voordracht hield over het thema individu en gemeenschap, trad men dadelijk in een rijkere, meer spiritualistische levenssfeer, die de Angelsaksische wereld vreemd schijnt. Individu en gemeenschap zijn geen starre begrippen, maar evoluerende mogelijkheden, zodat het probleem nooit door een sociale aanpassing kan opgelost worden, maar alleen door een steeds levende liefde tot de naaste. Als tegenhanger hiervoor kwam Dr Slavson, die niet wilde dat men op een filosofie der maatschappij zou wachten, maar dat men de opgedane ervaringen zou benutten. Men moet de bereikbare milieus beïnvloeden, daar hierin alle frustratie tot vijandschap leidt; deze op haar beurt wekt agressie, die, wanneer ze zich niet tegenover het Vaderbeeld Staat normaal kan uitdrukken, tegen den evenmens wordt gekeerd en dan broeit ergens oorlog. Ook dit congres erkende algemeen (alleen Frankrijk en Griekenland schenen anders te denken) het groot belang van het gezonde gezin voor de samenleving. Hoe de voorstellen om de houding tegenover de ongehuwde moeder te veranderen daarmee te verzoenen waren, is niet onmiddellijk duidelijk. Tevens werden de verhoudingen werkgever-arbeider onderzocht vanuit het medisch standpunt. De oorzaken der conflicten moeten opgezocht worden en de broeihaarden moeten worden opengelegd. De arts is daartoe het best in staat, omdat hij de enige niet-vooringenomen instantie blijkt te zijn, vermits voor hem, als geneesheer, tussen arbeiders en werkgevers geen verschil bestaat. Een hele dag werd besteed aan het oprichten van een wereldfederatie voor geestesgezondheid en het opmaken van plannen. Bedoeld werd een nauwe samenwerking tussen arts, psycholoog, anthropoloog, filosoof, theoloog en sociale werkster in een interprofessionele groepering. Verschillende commissies moeten instaan voor het scheppen van centra voor lichte gevallen, preventieve behandeling, heraanpassing, speciale vorming en training, om aldus vele mislukte en nutteloze levens productiever en gelukkiger te maken. Gelijklopend daarmee moet ook een wetenschappelijke behandeling der misdadigers worden ingericht. Wanneer in de discussie Dr Hauser (Wenen) met klem vroeg dat men de jeugd opnieuw geloof zou bijbrengen door het voorbeeld van een diep harmonisch leven, bewees het lange applaus hoezeer hiermee een algemene nood werd aangeroerd. | |
[pagina 360]
| |
De laatste dag werd heel wat belangrijker dan men van een officiële sluiting verwacht had. Nadat de doelstelling van dit congres opnieuw scherp was omlijnd, werden nog eens de belangrijkste conclusies doorlopen. Vooreerst was daar het ernstige vraagstuk van het huisgezin, dat onvervangbaar blijkt, het probleem der vrijwillige vruchtbaarheid en het verlangen van millioenen vrouwen om kinderen groot te brengen. Ten tweede is daar de tragische kwestie der 'displaced children' en, daarmee verbonden, de meer algemene taak van de gezonde opvoeding van het kind en de vorming van al wie het in zijn groeijaren te leiden heeft: ouders, verpleegsters, onderwijzers, kinderartsen. Verder werd het belang van de taal voor de ontwikkeling van het kind even onderstreept, de plasticiteit ten goede van ieder mens werd nog eens beklemtoond samen met de grote rol die de godsdienst vervullen kan voor de harmonische en gezonde ontwikkeling van de geest. Dan gaf Prof. Flügel lezing van de besluiten: er zijn ten eerste enkele opvallende bevindingen: de modificeerbaarheid der individuen en gemeenschappen, en daartegenover de natuurlijke inertie die alle modificatie weert. De noodzakelijke samenwerking om een doeltreffende geesteshygiëne door te voeren; de aanvaarding van een wereldgemeenschap schijnt noodzakelijk, al blijven godsdienstige en kulturele groeperingen belangrijk: dat alles vergt een zekere tolerantie, maar ook een uitwisseling van zekere algemene waarden. Hier kwamen ook de tekorten van het congres aan het licht: dat men namelijk naar die waarden niet had gevraagd. Want, zei hij, men is niet veel verder geraakt dan enkele definities, zoals b.v. geestesgezondheid is een toestand die de optimale ontwikkeling van het individu toelaat; een goede gemeenschap is er ene die zulke ontwikkeling voor haar leden mogelijk maakt; ze is tolerant voor de gemeenschappen die haar omringen, ofschoon ze zich zelf ontwikkelt; wereldburgerschap veronderstelt zulke gemeenschappen. Ook geldt het verwijt dat men vele problemen heeft aangeraakt zonder ze uit te diepen en dat men andere problemen helemaal heeft verwaarloosd, zoals b.v. physische gezondheid, de economische voorwaarden van de geestesgezondheid, bevolkingsproblemen etc... De internationale voorbereidingscommissie had een document van 44 bl. samengesteld, waarin de problemen van het congres werden aangegeven, en dat zou overgemaakt worden aan de Unesco en de World Health Organisation. Dit ernstig document is als een akte van geloof voor de arts en de psychiater om in een wereld vol angst, waarin de exacte wetenschap de gevaarlijkste vernietigingswapenen in de handen van een waanzinnig mensdom drukken kan, het lijden te verminderen en het geluk te vermeerderen door aanwending van den goeden wil der mensen. | |
[pagina 361]
| |
Aan den grondslag ervan ligt de vaststelling dat de mens, individueel en sociaal, op ieder tijdstip van zijn leven, plastisch blijft, maar in zijn sociale organisatie ook een inertie-kracht vindt, die het zo moeilijk maakt de nodige veranderingen in te voeren. Het document overschouwt de geestelijke ontwikkeling van het individu in het licht van dit inzicht, het bestudeert de groei van de mens in de gemeenschap en wijst op het verband tussen geestesgezondheid en wereldburgerschap. Er volgen practische wenken en aanbevelingen, uitgewerkte programma's en grotere voorstellen op het internationaal domein. Doch na lezing van dit zo aanmoedigend, positief-gerichte en deemoedig document, blijft toch de indruk dat dit allesomvattende, zo tolerante stuk, als slotsom wellicht niet meer betekenen kan dan 'goede wil'. | |
Bedenkingen en kritiekOndanks heel de positieve opzet, de welwillendheid en het verheven doel van het congres, en het sympathiek gehoor dat de sprekers bij heel dit psychiatrisch, psychologisch en sociologisch publiek vonden, kon men heel dit moedig initiatief niet vrijspreken van de naïviteit eigen aan mensen die zich nooit met de politeia hebben bemoeid. Dikwijls had men de indruk verzeild te zijn geraakt in een utopia, waar alles werd opgelost door psychotherapie (of meende men psychoanalyse?) waar sociale, economische en politieke factoren haast van geen tel waren. De artsen, die door hun beroep bijna helemaal biologisch zijn ingesteld, konden moeilijk doordringen (dit moet hier nog eens beklemtoond worden) tot de geestelijke structuur van de mens, wiens onderstructuren wel door de geneeskunde geleid en gecorrigeerd worden, maar wiens ziel men daarbij niet ongestraft miskennen mag. De dynamische neigingen van de psyche zijn de hele menselijke persoonlijkheid niet. Dit typisch Angelsaksisch congres, met zijn uitgesproken pragmatisch en optimistisch karakter, zijn gebrek aan ernstige filosofie, zijn sympathieke, afzijdige maar helemaal niet agressieve houding tegenover het religieuze, liet op ondubbelzinnige wijze uitkomen hoe heel verscheiden de bijdragen van het vasteland waren (op de orthodoxe psychoanalysten na) met hun zo diepe beschouwingen en hun zo spiritualistische bekommernissen. Wie het programma doorleest kan niet aan de indruk ontkomen: ofwel dat de psychoanalytische richting de psychiatrische wereld beheerst, ofwel dat de organisatoren met opzet aan deze denkrichting sleutelposities hebben verleend. In vele referaten klonk een sterke psychoanalytisch-dogmatische toon door, met een stroeve terminologie en haar revelatie van de men- | |
[pagina 362]
| |
selijke persoonlijkheid op halve diepte. Wel werd het inzicht in de psyche door de dynamische psychologie verrijkt, doch meteen werd de menselijke persoonlijkheid verminkt, want in de diepste kamers van het menselijk hart is deze wetenschap nooit doorgedrongen. Zodat aan deze methode het gevaar verbonden blijft dat ze aan het werk gaat met halve waarheden, onklare inzichten en met instrumenten die verlammen en doven, in plaats van te openbaren. Dit bleek vooral bij de bespreking van het schuldgevoel, waar een fundamenteler en eerbiediger behandeling vanzelf zou gevoerd hebben tot metapsychische gebieden. De rationalistische, enigszins loge-achtige klank van het congres kwam het duidelijkst ten gehore in de uiteenzettingen van de vertegenwoordigers van de U.S.A., die als grond-dogma voorhielden: kennis van de innerlijke dynamiek der psyche is het nieuwe heil. Iedereen houdt als vanzelfsprekend dat men de menselijke rede in alle eerbied en met volle kracht moet aanwenden om de hele werkelijkheid van het menselijk bestaan te doorgronden en te beheersen. Maar moet men zich daarbij afvragen of deze al té zelfverzekerde triomfante houding zich tenslotte niet tegen de rede zelf zal keren? Kenmerkend voor het hele congres was het verlangen naar een wereldeenheid, naar een samenleven en samenvoelen van alle mensen. Wanneer men voldoende de dynamiek van de psyche beheerst, wanneer men bij alle volkeren eenzelfde gezonde houding van de geest kan bewerken, dan hoopt men wel tot een eenheid te komen. Het is echter tragisch, dat, na twintig eeuwen christendom en verlossing in denzelfde Christus, in eenzelfde mystiek lichaam, de wereld daarbuiten op zoek gaat naar een basis voor eenmaking. Non est in alio salus: er is geen heil buiten Hem. Daarom moet de Kerk, moeten alle christenen met vreugde iedere poging begroeten, maar meteen bedenken dat het doel alleen zal bereikt zijn wanneer Christus het Rijk aan de Vader zal aanbieden. |
|