Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
Nederlands en Belgisch Recht
| |
[pagina 348]
| |
op alle andere gebieden dan taal en letterkunde dreigden de beide landen steeds meer uit elkaar te gaan. Naarmate echter, naast de taal, van lieverlede ook andere aspecten van het begrip 'Cultuur' op den voorgrond traden, werden bredere kringen in de belangstelling voor de toenadering betrokken, en ging, geographisch beschouwd, de olievlek zich ook verder uitbreiden. Sommigen, die deze groei op historische kaarten volgden, zagen met zeker genoegen de huidige staatkundige grenzen en zelfs de taalgrens vervagen, en droomden reeds van een nieuw Bourgondisch rijk; anderen, met minder fantasie bedeeld en zakelijker van aanleg, hebben gewacht totdat het wereldgebeuren en de moderne landkaarten hun de benaming van 'Benelux' aan de hand kwamen doen. In den loop van deze evolutie liet de juristenwereld zich niet onbetuigd. Het plan van een gemeenschappelijk bestuderen van het recht van Nederland en België, waarover bij gelegenheid van de jaarlijkse vergaderingen der 'Nederlandse Juristenvereniging' herhaaldelijk van gedachten was gewisseld, scheen reeds practisch uitvoerbaar, toen de oorlog en de bezetting de verwezenlijking er van voor enkele jaren kwamen verhinderen. Deze tegenslag werd echter in zekere mate vergoed doordat het gemeenschappelijk gedragen leed het gevoel van saamhorigheid en den wil tot samenwerking in de beide landen algemeen versterkte en aanwakkerde. Toen Nederland en België na de bevrijding van hun grondgebied - voorheen slechts in een tolunie verenigd - ook een economische unie in het verschiet zagen, dus een veel intenser samenleven zowel op economisch als op sociaal gebied; en nadat intussen ook het Nederlands-Belgisch cultureel accoord in werking was getreden, waarbij zich het streven naar een internationale samenwerking op hoger onderwijsgebied sterker liet gelden, moest een arbeid zoals de Vereniging dien beoogde, wel de belangstelling van de beide Regeringen gaande maken. Dank zij den steun van de Technische Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgische cultureel accoord, kon de Vereniging tegen het einde van den zomer van het jaar 1947 haar eerste sessie houden. De besprekingen werden bijgewoond door bevoegde regeringsambtenaren, twee van ieder land. Ook Zijne Excellentie, de Heer Struye, Belgisch minister van Justitie, was bij de oprichtingsvergadering aanwezig en voerde er het woord. De Vereniging had zich tot specifieke taak gesteld de vergelijkende studie van het recht in Noord en Zuid. De vergelijkende methode is wellicht de meest vruchtbare. De Vereniging blijkt in dit verband haar activiteit zo doelmatig mogelijk georganiseerd te hebben. In haar verschillende afdelingen behandelt zij - in principe wordt slechts eenmaal per jaar vergaderd - een reeks voorafbepaalde onderwerpen aan de hand van uitvoerige praeadviezen, die onderscheidenlijk het recht en de rechtswetenschap van het een en van het ander land uiteenzetten. Bij | |
[pagina 349]
| |
het opmaken van deze praeadviezen wordt van de stellers verwacht, dat zij ten einde een zelfde onderwerp op gelijke wijze te behandelen elkaar vooraf mededelen, hoe zij hun uiteenzetting, wat vorm en volgorde betreft, zullen samenstellen. Daarna delen zij elkaar de resultaten van hun arbeid mee om een inventaris op te maken van overeenkomst en verschil. Tenslotte wijzen zij, gezamenlijk of ieder afzonderlijk, op de mogelijkheid, de wenselijkheid of de bezwaren van een gelijke regeling in de beide landen, en bepalen zij eventueel op welke wijze naar hun mening unificatie mogelijk is. Van deze praeadviezen hebben de leden kennis gekregen vóór de vergadering van hun afdeling, om er aldus voorbereid van gedachten te wisselen, waaromtrent op de algemene vergadering verslag zal worden uitgebracht. Iedere afdeling kiest een voorzitter, een secretaris en een rapporteur, welke laatste tot taak heeft, na te gaan, wat naar zijn mening principiële kwesties zijn en hoe die puntsgewijze behoren te worden besproken. Daarover loopt dan meer bepaaldelijk de discussie, alsmede eventueel over daaraan verwante kwesties. Men tracht dan tot bepaalde besluiten te komen ten einde die aan de algemene vergadering voor te leggen. Desnoods kan de noodzakelijkheid of het nut van een nieuwe vergadering worden vastgesteld, hetzij om bepaalde wensen of besluiten te formuleren, of ook wellicht met het oog op een technische uitwerking. Op het ogenblik waarop de werkzaamheden werden begonnen, telde de groep rechtsgeleerden, uit ieder land, drie vertegenwoordigers voor het staatsrecht en administratief recht, drie voor het strafrecht en zes voor het privaatrecht (burgerlijk recht, handelsrecht en burgerlijk procesrecht). Toen op de eerste algemene vergadering de wenselijkheid van een vermeerdering van het getal leden aan de orde kwam, werd besloten, om het vlot verloop van de besprekingen niet te remmen, het getal leden van de afdeling privaatrecht ongewijzigd te laten, en enkel dat van de afdelingen staatsrecht en strafrecht van zes op tien te brengen, ten einde bij mogelijke verhindering van enkele leden, het gevaar te ontgaan van minder vruchtbare discussies. In dit opzicht is het niet zonder belang te vermelden, dat de vier regeringsambtenaren, van wie hierboven gewag werd gemaakt, werden aangezocht om ook aan de beraadslagingen actief deel te nemen, en dat wanneer zulks nuttig wordt geoordeeld, ook deskundigen op de vergaderingen kunnen worden uitgenodigd. Wederzijdse kennisneming dient normaal aan elke samenwerking vooraf te gaan, en de vruchtbaarheid van deze laatste wordt beïnvloed door de grondigheid van de eerstgenoemde, die, wat bepaaldelijk het recht en de rechtswetenschap betreft, in Noord en Zuid nog altijd zeer onvolkomen is. De vergelijkende studie van elkaars recht heeft voor de leden van de vereniging tot gevolg een beter begrip van elkaars juridisch leven; dit | |
[pagina 350]
| |
stelt hen in staat van elkander te leren en door de aanwending van hunne aldus verworven kennis en bekwaamheid, de rechtszekerheid bij het internationaal verkeer tussen de beide landen te bevorderen en de samenwerking in het algemeen gemakkelijker en vruchtbaarder te doen zijn. De aard, de middelen en de werkmethode van de Vereniging veroorloven niet specifieke doelstelling te verbreden en ook de theoretische kennis van het recht van het andere land in heel zijn omvang en op grote schaal te verspreiden. Dit immers vereist de medewerking van de studerende juristen, voornamelijk van professoren en studenten in de beide landen. Wel werd aan dezen de hand gereikt door het besluit der Vereniging, de Departementen van de beide landen te verzoeken, een bestaande bibliotheek als centrale aan te wijzen; deze zal dan op het gebied van de juridische literatuur van het ander land worden aangevuld, opdat hoogleraren en studenten ten minste één vrij volledige bibliotheek ter beschikking krijgen. Ook zal men trachten te bereiken dat aan elke universiteit de rechtskundige werken van het betrokken land als een geheel bij elkaar worden geplaatst. Tevens belastte ieder der beide secties, de Nederlandse en de Belgische, zich met het opstellen van een catalogus van handboeken, die in de bibliotheken van elke universiteit in het andere land aanwezig moeten zijn. Ook werd besloten tot het uitgeven van een Jaarboek, om door de publicatie van de praeadviezen, besprekingen en besluiten van iedere sessie, het juridisch geïnteresseerd publiek in Nederland en België aan de vruchten van den arbeid der Vereniging deelachtig te maken. Waar bovendien aan de praeadviseurs als algemene richtlijn werd opgegeven, dat hun arbeid er op berekend moet zijn, om door de leden van het andere land, zelfs wat de details betreft, begrepen en beoordeeld te kunnen worden, spreekt het vanzelf, dat deze gedeeltelijke inventarissen van het in beide landen op het zelfde stuk geldend recht, waardevolle documenten zijn voor de wederzijdse kennisneming van ieders wetgeving, rechtspraak en rechtsleer. Wij zullen er ons van onthouden, hier in bijzonderheden uit te weiden over de eerste en onmiddellijke vruchten van elke vergelijking: de ruimere kennis n.l. en het dieper doordringen van en in het vergeleken materiaal. Betere kennismaking met elkaars recht is voor landen die op een gelijk cultuurpeil staan, ongetwijfeld een aanleiding zowel tot wederzijdse bevruchting als onderlinge toenadering; dit laatste nu, doorgevoerd tot aan de rechtseenmaking, 'waar die noodzakelijk of nuttig is,' had de vereniging zich tot een middellijk na te streven doel gesteld. Hierin scheen zij echter al op den dag van haar oprichting door de feiten te worden voorbijgestreefd. Op de eerste vergadering reeds werden woorden gesproken, die een aanduiding waren voor het tempo en de kracht van den toenaderingsdrang in onze gewesten, niet enkel binnen de taalgrenzen, die destijds een zo over- | |
[pagina 351]
| |
wegende rol hebben gespeeld, maar over ruimere gebieden van West Europese cultuurgemeenschappen. Van de Nederlands-Luxemburgs-Belgische parlementaire Unie werd al terloops gewag gemaakt, maar het spreken over de unificatie van het recht in Nederland, Luxemburg en België werd in de huidige omstandigheden als een normaal iets bestempeld. Van de sterke groei der toenaderingsbeweging werd overigens korten tijd nadien de proef op de som geleverd, toen de Vereniging op het gebied van de unificatie van het recht als het ware de loef werd afgestoken: oorspronkelijk als 'Commissie' ten doop gehouden, zag zij zich genoodzaakt, dit eerste woord van haar benaming te vervangen door het woord 'Vereniging,' ten einde - zo leert ons het bericht waarmee het Jaarboek I (1947) deze naamsverandering bekend maakt en rechtvaardigt - verwarring te vermijden; de Regeringen van België, Nederland en Luxemburg immers hadden intussen een gemengde Staatscommissie ingesteld voor de studie der problemen betreffende de unificatie van het recht der drie landen. Het spreekt vanzelf dat een Vereniging voor de vergelijkende rechtsstudie zich daardoor niet hoeft te laten ontmoedigen. Haar hoofddoel is immers niet het tot stand brengen van uniform recht. Op haar algemene vergadering van 20 Sept. 1947, toen verslag werd uitgebracht over de resultaten bereikt in de vergaderingen der verschillende afdelingen, die zich na de oprichtingsvergadering van daags te voren aan het werk hadden gezet, bleek alras, dat op alle gebieden van het betreden werkterrein waardevolle wetenschappelijke bijdragen waren geleverd, maar dat men in de richting van de eenmaking van het recht weinig was gevorderd. De keuze van de behandelde onderwerpen was aan dien uitslag niet vreemd. In de afdeling Staatsrecht was gesproken over de juridische vorm van de gemeentelijke en provinciale bedrijven in België en NederlandGa naar voetnoot2.; in de afdeling Strafrecht had men gesproken over de behandeling van de psychopathenGa naar voetnoot3.. Geen van beide onderwerpen kan worden geacht in het rechtsverkeer tussen de beide landen een rol te spelen die ook maar de geringste behoefte aan hervorming zou kunnen doen ontstaan. De afdeling Privaatrecht bewoog zich integendeel op een terrein waar wel kans bestond voor een behoefte tot eenmaking: in verband namelijk met 'De Regeling der Rechtspersonen'Ga naar voetnoot4. en 'De Handelszaak'Ga naar voetnoot5.. Wat het eerste onderwerp betreft, - waarbij de betrokken afdeling zich beperkte tot de 'verenigingen', met terzijdelating van de publiekrechtelijke rechtspersonen, de vennootschappen en de stichtingen, - bleken de beide landen wel van elkaar te kunnen leren. En ofschoon daartoe | |
[pagina 352]
| |
geen dringende behoefte bestond, werd de wenselijkheid ingezien, een verbeterde regeling te ontwerpen, die aan de Regeringen van België en Nederland zou kunnen aangeboden worden als een voorontwerp ter bevordering van de rechtseenheid dienaangaande. Wat integendeel de 'Handelszaak' aangaat, scheen de wetgeving van de beide landen voorlopig verder uiteen te zullen gaan, omdat er in de kringen van belanghebbenden geen aandrang was waargenomen tot enige unificatie. Het resultaat van de zo pas gehouden tweede sessie der Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, waarover pas een definitief oordeel kan gegeven worden nadat het Jaarboek II (1948) zal zijn verschenen, lijkt ons 'a priori' wel in overeenstemming te zullen zijn met dat van de sessie van 1947 zoals wij dat zojuist hebben uiteengezet. Onderwerpen als 'de Eerste Kamer in Nederland'Ga naar voetnoot6., 'De regeling der Preventieve Hechtenis in het Nederlandse Recht'Ga naar voetnoot7., 'Samenstelling en Bevoegdheden van de Belgische Senaat'Ga naar voetnoot8. en de 'Voorlopige Hechtenis in het Belgische Recht'Ga naar voetnoot9. zijn van dien aard dat zij voor de Unificatie van volstrekt geen, of hoogstens van zeer gering belang zijn. Tot nu toe kan het werk van de Vereniging nog altijd het best bestempeld worden, zoals Professor Meyers, voorzitter van haar Nederlandse sectie, het in 1947 deed, als een verkenning door tirailleurs. Met het oog op de vergelijkende studie is elk gebied, welk dan ook, een verkenningstocht overwaard. Doch daarenboven wordt op bepaalde gebieden het probleem van de unificatie steeds dringender; en de Vereniging voor de vergelijkende rechtsstudie heeft zich toch ook uitdrukkelijk als een belangrijk bijkomend doel gesteld daartoe het hare bij te dragen. De mogelijkheid, haar werkzaamheid derwijze te regelen, dat de ondernomen arbeid een voorbereiding zou zijn van de taak die aan de Benelux-commissie werd opgedragen, is aan de Vereniging niet ontgaan: ze werd overigens nog uitdrukkelijk bevestigd tijdens de slotvergadering van haar jongste zitting in den Haag. Wij menen, dat hier ook ten volle gelet moet worden bij de keuze der onderwerpen, die het eerst voor behandeling in aanmerking dienen te komen. Het lijdt geen twijfel, dat, in aansluiting bij de economische politiek die thans de hoogste belangstelling geniet, alle recht dat met de economie verband houdt, de prioriteit voor zich kan opeisen. De sociale wetgeving is in dit opzicht niet het minst belangrijke gebied, waarop vergelijkende studie en unificatie nodig is; het verschil van de sociale lasten b.v. is, evenzeer als dat van de fiscale lasten, van dien aard, dat daardoor de internationale handel en dus ook de economie sterk wordt | |
[pagina 353]
| |
beïnvloed. Uniformiteit of althans gelijkwaardigheid op dit gebied zou een niet te onderschatten waarborg uitmaken voor een gezonde mededinging. Gezien de samenstelling van de Vereniging is het duidelijk, dat de gemeenschappelijke inspanning van haar verschillende afdelingen in genendele op een dergelijk enkelvoudig gespecialiseerd doel kan gericht worden; dit zou overigens ook niet wenselijk zijn, en bovendien in strijd met de breder opgevatte wetenschappelijke activiteit. Zo staat op dit ogenblik de afdeling Privaat Recht voor de taak haar volle aandacht te vestigen op bepaalde gebieden van het Burgerlijk Recht die tot een geheel andere dan de economische sfeer behoren. Terwijl men in het Noorden bezig is met de herziening van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, werkt in België sedert enkele maanden een door de Regering ingestelde Commissie, belast met de herziening van de bepalingen betreffende de wederzijdse rechten der echtgenoten en de huwelijksvoorwaarden. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat dergelijke afzonderlijke hernieuwingspogingen, die zich ook op andere gebieden voordoen, de kloof tussen het recht van de beide landen zouden verbreden. De vergelijkende rechtsstudie kan, zo al niet tot een unificatie, dan toch tot een geringer uiteengaan leiden, niet enkel van Noord en Zuid maar terzelfdertijd van de drie Benelux-landen. Ook op het gebied van het Publiek Recht en van het Strafrecht zijn er bepaalde onderwerpen, die voor een behandeling den voorrang verdienen; niet zozeer weer met als onmiddellijk doel eenvormig recht tot stand te brengen, doch meer bepaaldelijk, om bij de toepassing van het bestaande recht zoveel mogelijk gelijke maatregelen te kunnen treffen. Een voorbeeld daarvan werd ons door de Vereniging zelf aan de hand gedaan, toen zij besloot haar aandacht te gaan wijden aan de schorsing van bepaalde vrijheidsrechten in ernstige crisistoestanden; in de huidige omstandigheden immers zijn ernstige crisissen die zich enkel binnen de grenzen van een bepaald land laten gelden bijna ondenkbaar. Een voorafgaande vergelijkende kennisneming van het betrokken recht der gezamenlijke bedreigde landen zou het mogelijk maken, in geval van nood, elkaar beter dan voorheen de hand te reiken. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de eigen taak die voor de Vereniging blijft weggelegd, ook al zou de kwestie van rechtseenmaking daarbij geheel buiten beschouwing moeten blijven. Een flinke etappe is reeds achter den rug: maar vergeleken bij den weg die nog moet worden afgelegd, kan wat tot heden werd gedaan slechts een aanloop worden genoemd. |
|