Politiek Overzicht
Internationaal
Gedurende de maand October heeft om twee redenen Frankrijk in het middelpunt der wereldbelangstelling gestaan. Men vroeg zich met grote bezorgdheid af: is de Franse regering sterk genoeg om de mijnstaking en wat er mee samenhangt te bedwingen? en: zal de V.R. in het paleis-Chaillot enig resultaat bereiken?
De eerste vraag kan, gelukkig, bevestigend beantwoord worden. Van voorzichtige en talmende maatregelen is de regering, in de persoon van Jules Moch, geleidelijk overgegaan tot meer scherp ingrijpen. Met meer dan menselijk geduld heeft zij een tijd lang toegelaten, dat de stakers de mijnen bezet hielden, ze onder water deden lopen en de installaties defect maakten. Eindelijk is ze overgegaan tot militair ingrijpen en, al is het verzet hier en daar hartstochtelijk geweest, tegen de overmacht van het leger en de paraatheid van de gewapende politiemacht kon de ongeorganiseerde massa der opstandelingen, hoezeer ook gesteund door Russisch geld en sovjet-wapenen, niet op. De inzet van deze strijd was niet louter een redelijke loonsverhoging der mijnwerkers. De mogelijke gevolgen van een overwinning der stakers waren niet alleen gebrek aan kolen, licht en vuur, stopzetting van vele bedrijven op Frans gebied, ze hadden een chaos op economisch, sociaal en financieel gebied kunnen aanrichten, waarvan Frankrijk zich slechts, als de omstandigheden zouden medewerken, op de lange duur had kunnen herstellen. De bedoeling van de C.G.T., hierbij opgehitst en gerugsteund door Moskou, was het Marshall-plan, dus het herstel van Europa, te torpederen. Al is dit niet gelukt, Frankrijk is door deze convulsies een eind achteruitgezet en de verzwakte bondgenoten, met name de West-Europese Unie, vragen zich af, welke waarde eventueel een samengaan met dit land kan opleveren. De benoeming van Jean de Lattre de Tassigny tot opperbevelhebber der strijdkrachten te land, onder Montgommery als voorzitter van de Verdedigingsraad der West-Europese Unie, is nog geen voldoende waarborg voor de betrouwbaarheid van de Franse medewerking.
Het antwoord op de tweede vraag is, helaas, negatief. Het voorstel der westerse geallieerden om de kwestie-Berlijn, wegens bedreiging van de internationale vrede, op de agenda van de V.R. te plaatsen, heeft het niet zover gebracht. Met hand en tand, in de gebruikelijke terminologie der russische diplomaten, verzette zich Visjinski tegen deze procedure: de V.R. was niet competent over deze zaak te oordelen, een blokkade van Berlijn bestond niet, al de moeilijkheden waren ontstaan door de schuld der geallieerden. Visjinski, trouw gesteund door zijn satelliet, Manouilsky, afgevaardigde van Ukraïne, bewees te veel. Maar zijn dreigement, dat hij aan de besprekingen niet meer zou deelnemen en het feit, dat hij als krantenlezend 'waarnemer' de loop der besprekingen volgde, maakte zoveel indruk, dat het permanente lid China en de vijf niet-