Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
I. OorsprongIN een profetische doch niettemin klare taal heeft Generaal de Gaulle op 18 Juni 1940, enkele dagen dus vóór de capitulatie van Frankrijk, de militaire geschiedenis van de tweede wereldoorlog als volgt geschetst: 'Foudroyés aujourd'hui par la force mécanique, nous pourrons vaincre un jour par une force mécanique supérieure'. De volgende dag deelde hij zelfs nauwkeurige gegevens mede over wat blijkbaar tot een rekenkundig probleem kon worden herleid: 'Les mêmes conditions qui nous ont fait battre par 5.000 avions et 6.000 chars, peuvent nous donner demain la victoire par 20.000 chars et 20.000 avions'. Eenvoudiger kan het niet. Toch is het zo gebeurd. In een diep geschokte wereld een gezond evenwicht tot stand brengen tussen politieke, economische, sociale en geestelijke krachten in volle gisting, is echter niet zo eenvoudig. Zou er wel één staatsman bij machte zijn om dit probleem in zijn geheel te vatten? Dat sedert 1945 schier geen vorderingen werden gemaakt op de weg naar de stabilisatie der internationale verhoudingen in het raam van definitieve vredesverdragen, hoeft daarom werkelijk niet te verwonderen: het is soms gemakkelijker een overwinning te behalen dan de vruchten ervan te plukken. Van al de problemen die de liquidatie van de tweede wereldoorlog doet oprijzen is het Duitse, alhoewel misschien niet het belangrijkste op lange termijn, toch, voor de onmiddellijke toekomst, het meest explosieve en, voor deze tijd, het meest typische. In het vacuum door de algehele ineenstorting van Duitsland ontstaan, kunnen inderdaad de thans ontketende krachten met des te meer geweld te keer gaan daar ze zelfs niet meer stuiten op de resten van een gevestigde orde. Momenteel weerloos, is Duitsland een gemakkelijke prooi voor de mogendheden die bewuste krachten beweren te vertegenwoordigen. Ook een bitter betwiste prooi! Want Duitsland's oriëntering is beslissend voor Europa, dat op zijn beurt de balans der politieke en ideologische machten in één of andere richting kan doen overhellen. * * * | |
[pagina 294]
| |
Het huidige statuut van Duitsland, (bedoeld worden de afbakening van de bezettingszones en de militaire bestuursvormen) vloeit voort uit de Yalta- en Potsdam-akkoorden. Niemand heeft ooit geloofd aan de mogelijkheid van een duurzaam vierledig militair bestuur. Dergelijk bestuur is uiteraard tijdelijk. De moeilijkheid is het te vervangen door een stelsel dat het minste gevaar oplevert voor de veiligheid van de wereld in het algemeen en van Europa in het bijzonder. Afgezien van de vraag in hoever een door de overwinnaars opgelegd regime door de Duitsers zelf kan worden aanvaard, schijnen de kansen op een akkoord onder de vier bezettende mogendheden over een bepaalde formule uiterst gering. Behoudens Frankrijk en de Lage Landen, scheen nochtans, aanvankelijk, iedereen het eens te zijn over de politieke en economische noodzakelijkheid van een Duitse eenheidstaat met een gecentraliseerde regering, een houding die niet in de laatste plaats was ingegeven door de wens van de Westerse én van de Oosterse mogendheden Duitsland in hun politiek en strategisch spel te betrekken. Het uiterlijk akkoord over het te bereiken doel maskeerde evenwel een fundamentele tegenstelling over de grond van de zaak. Van essentieel belang is immers de vraag hoe die centrale regering zou georiënteerd zijn. Ten rechte of ten onrechte vrezen de Westerse machten dat een centrale regering gevestigd te Berlijn niets anders zou zijn dan een instrument in handen van de Sovjet Unie. Van haar kant schijnt ook deze laatste te geloven dat haar strategische en politieke positie te Berlijn een sterke vertrekbasis vormt voor een communistische verovering van geheel Duitsland met al de gevolgen daaraan voor Europa verbonden. Deze gevoelens vormden de achtergrond van de Conferentie van Londen, einde 1947 gehouden, met het oog op het sluiten van een vredesverdrag met Duitsland. Officieel werden vooral economische vraagstukken behandeld: inzet van alle Duitse hulpmiddelen voor de reconstructie; gemeenschappelijk import- en exportprogramma; vierledige contrôle over het Ruhrgebied in ruil van gezamenlijke contrôle over de Oostelijke industriegebieden. De besprekingen zonder veel hoop op slagen ingezet, liepen schipbreuk, want toen reeds was de breuk tussen Oost- en West-Duitsland practisch voltrokken. Immers, sedert 1945 werd de Russische bezettingszone systematisch gesovjetiseerd: eenheidspartij, landbouwhervorming, Sovjetcontrôle over de belangrijke ondernemingen, inrichting van de politie naar Oosterse methode. Oost-Duitsland werd georganiseerd en behandeld als een onderdeel van de Sovjet-Unie. Na een al te lange periode van aarzeling, gedeeltelijk te verklaren | |
[pagina 295]
| |
door de drieledigheid van de bezetting in het Westen, is het ook tot een zelfstandige Westerse politiek ten overstaan van Duitsland gekomen en wel in het raam van het Marshallplan. De inschakeling van West-Duitsland in de E.R.P. is immers - de Amerikanen maken hiervan geen geheim - een conditio sine qua non voor het slagen van dit plan. Hoe zou dan, in een verenigd Duitsland, het Westen een Marshallgebied kunnen zijn terwijl het Oosten, naar Sovjet-stijl ingericht en geleid, de pogingen tot economische heropleving van dit gebied met alle middelen zou bestrijden? De munthervorming in de Westerse zones bracht de formele bevestiging van de economische splitsing van Duitsland. Maar ze bekrachtigde alleen een reële toestand. De voorbereidingen getroffen met het oog op een zelfstandige West-Duitse regering die te Frankfort zou zetelen, was slechts de logische voltrekking van een politiek waartoe het Westen genoopt werd. Niettemin werd de munthervorming (wellicht omdat ze in het oog der Sovjet-Unie een ondragelijke uitdaging was) het teken van het 'beleg van Berlijn'. Dit beleg kwam niet onverwacht. Het is de bittere erfenis van de reeds genoemde Yalta- en Potsdam-akkoorden, waardoor te Berlijn een Westelijke egelstelling werd ingericht totaal afhankelijk van de Russische willekeur, met name wat haar verbindingslijnen met het Westen betreft, behalve dan de luchtverbinding. Drie maanden vóór de munthervorming maakten de Russen het duidelijk dat de beperking van het verkeer te Berlijn gelijke tred zou houden met de uitbouw van de economische en politieke organisatie van de Westerse zones. Het succes van deze organisatie betekent immers dat Duitsland - en bijgevolg Europa - aan de greep der Sovjets ontglipt. De strijd om Duitsland is zowat het voorspel in de gigantische strijd tussen West en Oost. Duitsland kan worden beschouwd als het proefterrein waar de tegenstrevers hun krachten meten en hun methodes beproeven - 'a challenge' op beperkte schaal.
* * *
De betekenis door de bezettende mogendheden aan Berlijn gehecht is niet alleen toe te schrijven aan prestige-overwegingen. Die ook zijn van belang: het schijnt thans bewezen dat van Oosterse zijde reeds instructies werden gegeven om een eventuele Sovjet-overwinning door een handige propaganda maximaal te exploiteren. Maar Berlijn, waar het bestuur van de meeste partijen gevestigd is en waar de voornaamste bladen verschijnen, is vooral een machtig instrument om de publieke opinie in Duitsland te smeden. Het is de sterkste, zo niet | |
[pagina 296]
| |
de énige troef die de Sovjet-Unie in het Duitse spel overblijft. Want overal elders is haar positie zeer zwak. De levensvoorwaarden, het politiek regime, de economische exploitatie in Oost-Duitsland hebben de populariteit van Rusland niet gediend. In de Westelijke zones, integendeel, is er - ondanks de begane fouten - vooral sedert de munthervorming een gevoelige materiële verbetering merkbaar. Het projekt van een zelfstandige West-Duitse regering, aanvankelijk bestreden door de Duitse partijen die het niet aandurfden het idee van de Duitse eenheid op te geven, schijnt thans meer ingang te vinden. Zelfs zou een democratische West-Duitse gemeenschap als mogelijke kern van een vrij, verenigd Duitsland aan de hoop van de Oostelijke gebieden beantwoorden. Vandaar de wens van de Sovjet Unie om haar positie te Berlijn te consolideren en Berlijn als hefboom te gebruiken om Duitsland - en met Duitsland Europa - voor zich te winnen en om, ten slotte, de koude oorlog tussen West en Oost te concentreren op het punt waar zij het sterkst is. Om een beslissing inzake Berlijn, en zo mogelijk inzake Duitsland, af te dwingen, werd door de Sovjets het passende moment gekozen: aanstaande presidentsverkiezingen in de U.S.A., onzekere politieke toestand in Frankrijk, verdeeldheid onder de Westerse mogendheden omtrent het statuut van Duitsland, onvoldoend uitgebouwde organisatie van het Westen, beginstadium van de Marshall-hulp, perspectief van een West-Duitse regering. Het ogenblik is nog gunstig, maar de wind keert: tijd om te handelen! | |
II. OntwikkelingOnmiddellijk nadat de mislukking van de moeizame en streng geheim gehouden besprekingen te Moskou scheen vast te staan, publiceerde de Amerikaanse regering een Wit Boek: 'The Berlin Crisis: Report on the Moscow discussions 1948'. Een paar weken daarna gaf ook de Britse regering een Wit Boek uit waarvan de inhoud, wat de grond betreft, met het Amerikaanse overeenstemt. Uit bewuste dokumenten blijkt dat, indien het verkeer tussen Berlijn en de Westerse zones eerst na het invoeren van de munthervorming volledig werd stil gelegd, dit zelfde verkeer reeds sedert 30 Maart 1948 door allerlei contrôle en politiemaatregelen werd gehinderd. Aanvankelijk werd van Sovjetzijde beweerd dat de beperking van het verkeer alleen aan technische redenen was toe te schrijven. Na herhaalde protesten bij Maarschalk Sokolovsky, Russisch militair bevelhebber te Berlijn, liet deze verstaan dat, in verband met de economische wanordelijk- | |
[pagina 297]
| |
heden die de Westerse mogendheden in de Sovjetzone zouden hebben verwekt, de oplossing der technische problemen niet noodzakelijk het herstel van het verkeer met zich zou brengen. Het was duidelijk dat, in die omstandigheden, het probleem te Berlijn zelf niet meer kon worden opgelost. Op 6 Juli werden door de drie Westerse mogendheden gelijkaardige nota's tot de Sovjetregering gericht waarin werd betoogd dat de vrije toegang tot Berlijn een verworven recht was, voortvloeiend uit de capitulatie van Duitsland en bevestigd door formele overeenkomsten onder geallieerden. Indien er daarover enige twijfel mocht hebben bestaan, zouden immers de Westerse legers zich niet uit de belangrijke gebieden, thans door de Russische troepen bezet, hebben teruggetrokken. Berlijn maakt bijgevolg geen deel uit van de Sovjetzone maar is een internationaal bezettingsgebied. De U.S.A. voegden er aan toe dat zij niet van hun recht zouden afzien ingevolge bedreigingen, druk of welke andere middelen ook. Niettemin verklaarden de Westerse mogendheden zich bereid, overeenkomstig artikel 33 van het Handvest der Verenigde Volken, te onderhandelen om ieder meningsverschil tussen de Sovjet Unie en zijzelf omtrent het bestuur van Berlijn, te regelen, mits vooraf de Sovjet-Unie een einde zou stellen aan de blokkade van Berlijn. In haar antwoord van 14 Juli maakte de Sovjet-regering geen gewag meer van technische moeilijkheden maar kwam er openlijk voor uit dat de blokkade een tegenmaatregel was getroffen ingevolge de aktie door de Westerse mogendheden in hun eigen bezettingszone ondernomen. Zij betoogde dat Berlijn wél deel uitmaakte van de Sovjet-zone, dat overigens de toestand in die stad het directe gevolg was van de systematische overtrading door de Westerse mogendheden van de Yalta- en Potsdam-akkoorden, met name inzake de democratisering en de demilitarisatie van Duitsland alsmede het gezamenlijk uitwerken van een Duits statuut in het raam van een vredesverdrag. De beperking van het verkeer werd door de Sovjet Unie slechts opgelegd om wille van de economische beveiliging van de Sovjet-zone tegen de ontbindende invloed van het Westen. Het probleem Berlijn is overigens onafscheidbaar van de Duitse kwestie in haar geheel. De Sovjetregering weigerde het vrije verkeer tussen Berlijn en het Westen te herstellen. Hoewel de Westerse mogendheden met dit antwoord geen vrede konden nemen, drongen zij er nochtans op aan, om geen poging voor het behoud van de vrede te verwaarlozen, dat hun afgevaardigden in direct contact met Stalin en met Molotov zouden treden om een oplossing van het conflict te zoeken. Niet zonder moeite kon, op 31 Juli, een eerste gedachten- | |
[pagina 298]
| |
wisseling met Molotov doorgaan. Daarop volgden de zes weken lange onderhandelingen die leidden tot een principieel akkoord dat tijdens een onderhoud met Stalin zelf, op 23 Augustus, bereikt werd. Volgens dit akkoord zouden de maatregelen tot de beperking van het verkeer tussen Berlijn en het Westen en onder de diverse bezettingszones onderling worden ingetrokken. De vrijheid van verkeer, vervoer en handel zou worden gehandhaafd. De Duitse mark van de Sovjet-zone zou, onder vierledige contrôle, als de enige gangbare munt te Berlijn worden aanvaard, terwijl de Westerse mark gelijktijdig aldaar uit de omloop zou worden getrokken. De bijzonderheden voor de uitvoering zouden in gezamenlijk overleg plaatselijk worden geregeld door de vier militaire gouverneurs, die daartoe de nodige onderrichtingen ontvingen. Al spoedig bleek echter dat Maarschalk Sokolovsky, van wien moeilijk kan worden aangenomen dat hij op eigen initiatief handelde, niet bereid was de overeenkomsten van Moskou uit te voeren. Hij leende zich niet tot het opheffen van de verkeersbeperkingen maar eiste in tegendeel uitsluitende Sovjet-contrôle over het handelsverkeer tussen Berlijn en het Westen. Zelfs moest, volgens hem, het luchtverkeer aan Russische contrôle onderworpen worden. Na herhaalde protesten vanwege de Westerse mogendheden bij de Sovjet Regering, antwoordde deze laatste bij nota van 25 September 1948, waarin ze het standpunt van Sokolovsky bevestigde. Daarop werd het duidelijk dat de Sovjet-regering geenszins de bedoeling had de verbintenissen na te komen die ze te Moskou had aangegaan. Overigens bleek zulks eveneens uit de door haar getolereerde pogingen om de gemeenteraad van Berlijn met geweld omver te werpen. In die omstandigheden achtten de Westerse mogendheden het nutteloos verder de middelen te beproeven voorgeschreven door artikel 33 van het Handvest der Verenigde Volken en besloten zij de Berlijnse kwestie te onderwerpen aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Volken. Aldus werd een beroep gedaan op het 'forum van de wereldopinie'. Deze opinie is thans evenwel zo verdeeld als de wereld zelf. Men kan zich namelijk afvragen wat ze in de Sovjet-invloedsfeer waard is en hoe ze er wordt voorgelicht. In feite zijn de Westerse landen vooral om de mening in eigen land en in Duitsland bekommerd. Vandaar de haast waarmede, na de mislukking der besprekingen te Moskou het Amerikaanse en het Britse Wit Boek werden gepubliceerd. Sommigen vreesden dat de Sovjet-Unie zich uit de UNO zou terugtrekken. Ten onrechte. Ook de Sovjet-Unie, - zij vooral - kent de waarde van politieke propaganda en daartoe is de UNO een kostbaar instrument. | |
[pagina 299]
| |
Nochtans begon de Sovjet-afgevaardigde bij de Organisatie der Verenigde Volken, de Heer Vychinsky, met te verklaren dat de Berlijnse crisis buiten de bevoegdheid valt van de Veiligheidsraad, daar krachtens art. 107 van het Handvest, aangelegenheden betreffende de vijandelijke landen door de Raad van de Ministers van Buitenlandse Zaken dienen te worden behandeld. Niet onhandig was zijn voorstel de onderhandelingen van Moskou te hervatten en de op 23 Augustus principieel bereikte akkoorden, voor een nieuw onderzoek te onderwerpen aan de ministers van buitenlandse zaken der vier betrokken mogendheden, aldus het debat plaatsend op een hoger plan dan tot nog toe het geval was geweest. Volgens de regels der normale procedure werd de Veiligheidsraad echter wél bevoegd verklaard om over de Berlijnse kwestie te oordelen. Deze werd onderzocht door de niet bestendige, 'zes neutrale' leden van de Veiligheidsraad, met name Argentinië, België, Canada, China, Columbië en Syrië. In een resolutie die op 23 October bekend werd gemaakt, doen deze landen beroep op de vier bezettende mogendheden opdat tegelijkertijd zou overgegaan worden tot het opheffen van alle beperkende maatregelen t.o.v. Berlijn enerzijds en t.o.v. de Sovjet-zone anderzijds getroffen, alsook tot overleg onder de vier militaire gouverneurs met het oog op het invoeren van de Oost-Duitse mark als énig gangbare munt te Berlijn. Deze schikkingen dienen te worden getroffen overeenkomstig de akkoorden bereikt te Moskou op 23 Augustus 1948 en uitgevoerd onder vierledige financiële contrôle. Tien dagen daarna zouden de onderhandelingen betreffende de nog hangende Duitse problemen, in de schoot van de Raad der vier Ministers van Buitenlandse Zaken, worden hervat. Zelfs indien deze voorstellen, die weinig nieuws bevatten, door alle partijen worden aanvaard (doch reeds bereikt ons het bericht van het Russische veto) dan betekent zulks nog niet de definitieve oplossing van de crisis. Berlijn blijft als een Damocles-zwaard boven de hoofden hangen van de Westerse mogendheden want: 'Ons recht om te Berlijn te blijven moge onbetwistbaar zijn. De mogelijkheid om er te blijven hangt af van de manier waarop de Russen de risico's, inhaerent aan de exploitatie van hun strategische superioriteit, schatten. Geen verdict van de Veiligheidsraad, geen diplomatieke formule waarover nu een akkoord zou worden bereikt, kan het feit wijzigen dat Berlijn een militaire zak is ver achter de frontlinie van het Rode Leger gelegen' (W. Lippmann). De luchtbrug zelf, die schitterende maar kostbare improvisatie, vormt geen voldoende tegenwicht. Haar grote verdienste is geweest het strategische voordeel waarvan de Sovjet-Unie genoot gedeeltelijk te ontzenuwen en de verantwoordelijkheid van de eerste schoten, in een mogelijk conflict, van het Westen naar het Oosten te verleggen. Ze liet toe tijd te winnen | |
[pagina 300]
| |
en de positie te Berlijn te behouden. Wat Generaal Clay er ook van zegge, een bestendige oplossing is ze niet, kan ze niet zijn. | |
III. GevolgenDe Berlijnse kwestie stelt de Westerse mogendheden voor een zeer bittere keuze: ofwel hun eigen oplossing opdringen en desnoods met geweld de toegang tot Berlijn afdwingen, ofwel toegeven onder de druk van de Sovjet-Unie en zich uit Berlijn terugtrekken, ofwel een compromis aanvaarden. De eerste oplossing veronderstelt dat men tot iedere eventualiteit bereid is. Bluf volstaat niet. Een ultimatum, om zijn effect niet te missen, vergt militaire voorbereiding en volstrekte eenheid en beslistheid in de Westerse rangen. Het veronderstelt ook dat de democratieën de verantwoordelijkheid van een derde wereldoorlog aanvaarden. De tweede zou uitgelegd worden als een zoveelste München. Zelfs indien strategisch de terugtocht kan worden verdedigd - en welke terugtocht kan dit niet? - hoe de wereld overtuigen dat deze de laatste zou zijn? De derde, het compromis, hangt geheel van de Sovjet-Unie af en die heeft tijd. De luchtbrug vormt geen blijvende oplossing. Al kost ze minder dan de oorlog, ze kost te duur in vredestijd. Churchill trof de juiste toon toen hij zei dat Rusland rustig in een zetel zit te grinniken, terwijl het Westen op zijn hoofd staat om te tonen hoe ernstig het gemeend is. Nu schijnt de Sovjet-Unie wel besloten de voordelen van haar positie te Berlijn grondig te exploiteren. Algemeen wordt uit het Berlijnse experiment afgeleid dat Rusland geen belang stelt in internationale verstandhouding en dat men van dit land de vrede niet kan kopen. Alles wordt nu plots voor iedereen duidelijk. Men is geneigd te geloven dat, inderdaad, het bestaan van het atoomwapen alleen Ruslands expansiedrang indamt: 'The bomb is the temporary key to the European political and strategic situation' (New York Herald Tribune). Betekent dit onmiddellijk oorlogsgevaar? Het gevaar schijnt niet groter te zijn dan het maanden geleden was. Alleen is het niet meer mogelijk te geloven aan een lange periode van internationale vrede in de zin van rustige harmonie. Niemand minder dan Bevin in zijn hoedanigheid van Minister van Buitenlandse Zaken vergeleek, in het Lagerhuis, de Sovjets met de Nazi's. Er is nochtans een onderscheid: Hitler was haastig. De Sovjet-leiders hebben bewezen hun zenuwen meester te zijn en te kunnen wachten op gebeurtenissen die, naar hun oordeel, onvermijdelijk ten gunste van Rusland zullen evolueren. Overigens, zoals de Italiaanse 'Tempo' doet opmerken, wijst de Byzantijnse procedure, door de Sovjets te Berlijn gevolgd, niet op de bedoeling de catastrophe te ontketenen, vooral niet | |
[pagina 301]
| |
nu terwijl de U.S.A. nog meester zijn van het atoomwapen, van de lucht en van de zee. Hoe de Berlijnse crisis - zelfs voorlopig - kan worden opgelost is nog niet duidelijk. Sommigen suggereren de internationalisatie van Berlijn - iets waartoe de Sovjet-Unie zich waarschijnlijk niet zal lenen. Anderen stellen een nieuw wapenstilstandverdrag voor, met herziening van de bezettingszones en eventuele afschaffing van het vierledig militaire bestuur, in afwachting van een definitief vredesverdrag. Daardoor wordt echter de moeilijkheid alleen verplaatst. Wat dan? Er hebben zich meermaals (namelijk in de XIXe eeuw) periodes van internationale spanning en van gewapende vrede voorgedaan. De grondslag van het evenwicht - dat soms een halve eeuw gehandhaafd bleef - was dan de duidelijke afbakening van de grenzen die de betrokken mogendheden en hun invloedsfeer scheidden en het klare besef van de handelingen die onvermijdelijk oorlog zouden uitlokken. Dit schijnt wel de eerste les te zijn die uit de Berlijnse crisis te trekken valt. De tweede les en het ware antwoord op de steeds aanhoudende expansiedrang van de Sovjet-Unie, is waakzaamheid, beslistheid en kracht. In concreto betekent dit vooral: economische, politieke en militaire consolidatie van Europa, uitbreiding en versteviging van het defensiepact der Vijf door effectieve steun en actieve deelneming van het Britse Commonwealth en van de U.S.A. Alleen een machtig Westen kan Rusland van de noodzakelijkheid van harmonische en evenwichtige internationale verhoudingen overtuigen. Dat drie jaar na het einde van de tweede wereldoorlog de verantwoordelijke gezagdragers van vrijwel al de Westerse mogendheden tot dergelijk besluit komen is voor velen een diepe ontgoocheling. Sommigen hebben het voorzien en voorzegd; ze waren de onmachtige getuigen en soms ook de slachtoffers (want die zien bijzonder klaar) van moeilijk te herstellen fouten en zwakheden. De geschiedenis kent weinig voorbeelden van overwinnaars die, zoals de Westerse mogendheden thans, na een zuurbevochten zegepraal, zich in een politieke en strategische positie 'blunderden' in menig opzicht ongunstiger dan die waarin ze zich bij de aanvang der vijandelijkheden bevonden. Cedant arma togae... Met hoeveel bitterheid moeten de strategen, tijdens en nà de militaire verrichtingen deze wet hebben ondergaan en hoezeer moeten zij geneigd zijn de woorden van Maharbal tot Annibal, na de slag van Cannae, in hun oorspronkelijke betekenis, te herhalen! |
|