Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |||||||||||
De actuele apostolische Taak van de ontwikkelde KatholiekGa naar voetnoot1.
| |||||||||||
IWelke is de opdracht van de Katholiek - vooral de leek - in deze tijd? Zie P.P. XII in Zijn eerste rede na zijn troonsbestijging Se a temporare 4 Sept. 1940: de terugkeer van Christus in de gewetens,
| |||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||
Dat betekent, dat de kwaal is, dat onze Godsdienst als levensbeschouwing - die een eigen levenshouding geeft - een te kleine rol speelt; dat wij Godsdienst te leeg verstaan en te passief, als deelnemen of misschien bijwonen van Godsdienstige plechtigheden in het kerkgebouw en als in acht nemen van negatieve, morele normen. Natuurlijk kunnen geen van deze beide elementen ontbreken - dat is duidelijk - en zelfs kan men zeggen, dat de hoogste waarde in de hiërarchie der Godsdienstige daden moet worden toegekend aan het deelnemen aan de repraesentatie van het Offer van Golgotha en de daaraan verbonden eenwording met Christus - onze Broeder. Maar de kwaal is niet, dat er nog elementen over zijn van een compleet Godsdienstig leven, maar dat het als regel zo incompleet is - dat de invloed van Godsdienst op gezin en huwelijk, op wetenschap en kunst, op bestuur en ontspanning etc. stelselmatig is teruggedrongen - op welk lijstje eigenlijk als eerste moet staan: de daadwerkelijke naastenliefde; want ook hier zijn wij achtergeraakt, hetgeen o.m. kan worden gezien aan het verzakelijken van onze instellingen en verenigingen op dit gebied en het ontbreken van consequente ombouw van armbedeling tot sociale zorg en maatschappelijk werk. Dàt is de kwaal van onze tijd - moeilijk te zien voor ons, omdat wij in dat enige eeuwen oude proces 'n deel mee beleven en dus moeten nadenken en om bovennatuurlijk licht vragen om de juiste maatstaven terug te vinden. Het sublieme antwoord van de Kerk op de laïcisering luidt: de leek als verbreidend het Godsrijk in zijn milieu.
Mogelijk kan dit een en ander nog verduidelijken: Waarom noemt P. Pius XI in Zijn Encl. tegen het Goddeloos communisme juist het compleet beleefde Christendom het meest fundamentele geneesmiddel? 'Evenals in alle bewogen tijdperken van de Kerkgeschiedenis, zo bestaat ook vandaag het allereerste geneesmiddel in een oprechte vernieuwing van het persoonlijke en openbare leven volgens de beginselen van het Evangelie, en wel bij allen, die zich beroemen tot de Schaapstal van Christus te behoren; zij moeten werkelijk het zout der aarde worden, waardoor de gemeenschap voor zulk een bederf wordt behoed' (Divini Redemptoris, pag. 27, uitg. Landel. Secr. Kath. Actie, 1946). Mij dunkt, om ons duidelijk te maken, dat het communisme een pseudo-Godsdienst is - en dat heeft het gemeen met het nationaal-socialisme, in menig opzicht ook met het rationalisme en de leer der noodzakelijke vooruitgang, ook met het in Amerika nog voortlevende stelsel van z.g. volstrekte vrijheid. Vooral de eerste twee kennen een pseudo-zondeval: de aardse ellende en | |||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||
onrecht; een pseudo-hemel: de aardse zaligheid als utopie; een pseudo-verlosser: de dictator, die uit de meeste revoluties resulteert. Men kan in dit alles de neiging tot de stof en de verstoffelijking der menselijke idealen terugvinden - maar ook de honger van velen naar iets hogers dat vastheid geeft in dit wisselvallig bestaan. Hoezeer geldt dat niet van de gedesillusioneerde, 20e Eeuwse West-Europeaan, die zoveel hoop in rook en vlammen heeft zien opgaan? Terwijl er zovelen zijn, die in deze èn chaotische èn ingewikkelde èn niet-christelijk geïnspireerde maatschappij geen menswaardig bestaan kunnen bereiken, noch stoffelijk (hoewel dat in ons Vaderland niet hoofdzaak is), noch geestelijk, maar vooral niet geestelijk, als persoonlijkheid, volwaardig lid zijn. Welnu, hoe komt het dat zoveel millioenen, w.o. eerlijke mensen, alleen pseudo-Godsdiensten vinden? - omdat zij niet aangetrokken worden door een totaal beleefd Christendom dat zij zien! Zij komen niet in de kerk luisteren - zij lezen geen katholieke publicaties - de vraag is of dat trouwens hen zou aanspreken! Zich a priori overgeven aan de uitslag van een ingesteld onderzoek naar de waarheid is de weg voor weinigen (Mej. de Vogel!), zeker in deze verzakelijkte tijd! Het antwoord op de pseudo-Godsdienst is niet een redenering, is niet een argument over de vruchten van de Kerk in het verleden, is alleen een zichtbaar, compleet beleefd Christus-volgen - juist buiten het kerkgebouw. Door het zien en ondergaan van de effecten van het mysterie komt de mens, die openstaat, tot het mysterie zelf!
Het spreekt vanzelf, dat deze gedachtegang niet opgaat, t.a.v. onze broeders in Christus, die niet van de ene Schaapstal zijn. T.a.v. hen zal uit onze houding moeten blijken onze onrust over het feit, dat vele Christenen niet tot de volle waarheid zijn gekomen, zoals wij, Katholieken, die bezitten. Ons au serieux nemen van hun Geloof - ons verschillend oordeel over de individuele protestant en over het andere 'Kerkgenootschap'. Hier mag de afweerhouding wel eens grondig onder de loupe genomen worden, waarbij wij moeten bedenken, dat het niet erom gaat hoe wij de brede laag zonder meer in contact brengen met niet-Katholieken, maar hoe wij als intellectueel ontwikkelde Katholiek in onze dagelijkse contacten de apostolische mogelijkheden benutten. M.i. behoort elke ontwikkelde katholiek terdege kennis te nemen van de bekende boeken van Dr Corn. de Vogel en van Dr v.d. Poll. Ik laat dit onderdeel overigens graag aan deskundigen over.
Ook de vraag: Welke mogelijkheden en moeilijkheden treft men aan bij de ander. Ik geef alleen enkele gedachten over wat onszelf veelal in de weg staat voor het vinden van de juiste houding. | |||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||
Als eerste punt zou ik willen noemen het tekort aan aandacht voor deze, allervoornaamste taak van onze omgang en contacten met niet-Katholieken. In ons beroep, dikwijls ook in dagelijkse omgang en ontspanning of cultuur, in bestuur en bij talloze toevallige gelegenheden komen wij ongedwongen met hen in aanraking. Proberen wij dan geregeld om met Christus deze mensen te winnen voor Hem? Deze mensen iets te laten zien van de krachtbron van ons leven? Deze mensen iets te laten ondervinden van de bovennatuurlijke liefde, het centrale punt in ons Goddelijk leven? Ik vrees, dat dààr juist dikwijls het tekort schuilt - in de liefde. Want het gaat er niet om, hoe wij tegen onze verlangens in, onszelf kunnen 'verplichten' of 'opwerken' tot een stichtelijk woord of een vriendelijk gebaar. Dat wordt juist niet bedoeld. Bedoeld wordt erop te wijzen, hoe mèt het leven - het nieuwe, alles overstralende en inspirerende medegedeelde Goddelijk leven - juist het verlangen zelf verandert. Dan gebeuren er geen schadelijke tactloosheden en dan lopen wij geen kans, onuitstaanbare 'zalvende woorden'-zeggers te worden, maar dan zal vanzelfsprekend blijken, waar ons hart ligt. En dat is 't juist, wat de wereld verovert. Dan zal het niet moeilijk vallen, onze kennis van Geloofsinhoud en liturgie, van Goddelijk leven in ons en de bloei ervan te vermeerderen en - als het ware - als iets wat ons vlees en bloed is, door te geven. Heel dikwijls is het woord trouwens niet het eerste vertrekpunt, maar de daad van naastenliefde, van echt mede-leven en mede-lijden, van respect en achting voor de andere persoon. Het Godsdienstig twistgesprek wordt dan geen regel, maar een soms passende mogelijkheid tussen vele anderen. Dan komen wij ook heen over de echt Nederlandse schroom om over heilige dingen te spreken, terwijl wij het goede daarin weten te bewaren, namelijk dat het heilige van het profane afgescheiden is. En dan overwinnen wij ook die - nogal eens te constateren - vermenging met zelfzucht, die hierin bestaat, dat wij tegelijk met God-in-ons onze menselijke persoon naar voren schuiven. Ik geloof, dat hier een van de meest rampzalige tekorten ligt in ons verkeer met niet-Katholieken. Zou men mogen zeggen, dat, naarmate men een eminenter goed wil dienen, de persoon zelf meer op de achtergrond moet blijven? Niet wij bekeren mensen, maar God - Die ons mèèr als instrument wil gebruiken, naarmate wij persoonlijk ons méér als middel willen laten gebruiken, en dus willen laten zien, hoe wij zonder onze verdienste dè schat der Waarheid hebben ontvangen, en haar, zonder ons aan succes te hechten, vruchtbaar willen laten worden door God, Die de wasdom geeft. Wie méér wil doen dan het minimum necessarium - ten bate van het unum necessarium - moet wel beseffen, dat van hem méér gebed wordt gevraagd en radicaler aanpakken van de tekorten in zijn persoon. | |||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||
IIInmiddels ben ik al aan en in mijn tweede punt terecht gekomen. Naargelang het minder urgent is om op de voorwaarden voor een Christelijk leven alle aandacht te richten - zal men méér moeten gaan letten op het juiste beantwoorden aan de gestelde taak zelf. Neem b.v. als punt van vergelijking het onderwijs. Eerst noodzakelijk was het veroveren van ons recht - de zelfbepaling van het onderwijs door de Katholieke ouders. Maar nu dat grotendeels is bereikt, gaat het erom, hoe wij nu echt Katholiek onderwijs maken, Katholiek in sfeer èn in program. A pari op sociaal terrein: naarmate de emancipatie van de arbeider voortgaat, komt de taak duidelijker omlijnd en scherper naar voren, om de onderneming mede te helpen ombouwen tot een menswaardig arbeidsmilieu voor deze tijd, met alle consequenties vandien. Beseffen wij voldoende, dat men de mens - terecht - beoordeelt met inbegrip van zijn milieu, zijn gezin en de gewoonten en gebruiken daarin, zijn woning, zijn vermaak, etc. - omdat men terecht weet, dat de mens zich daarin uitdrukt! Als de Paus spreekt van Christus terugbrengen in de openbare zede en in de verhoudingen tussen de klassen der maatschappij, dan betekent dat toch, dat het Christendom niet een reeks gebruiken is, die toegevoegd worden aan een werelds bestaan, maar dat de Christelijke mens een kenmerk van zijn Christen-zijn drukt op zijn milieu. Zou het niet juist zijn, dat de Christenheid zich zozeer aan de 'derde stand', hare gewoonten en hare opgang in Europa, heeft gehecht, dat alle revoluties, te beginnen met de Franse, voortkomend uit sociale spanningen door de 'vierde stand', zich tegen de Kerk meenden te moeten keren? Ik geloof, dat hierin vooral de leidinggevende stand, de stand der meer ontwikkelden, en - meer of minder veranderd - de stand der meer bezittenden hebben misdreven. Dezelfde gedachte nu is ook van toepassing op de verhouding van het Katholieke volksdeel - met name van de meer ontwikkelde tot de anderen en tot het geheel, juist in apostolisch opzicht. Naarmate wij groeien, quantitatief en qualitatief vooral, en onze medebepaling van het nationale bestel, in al zijn delen, toeneemt, moet de aandacht voor afweer, voor bescherming, voor 'gevaren' minder eenzijdig worden en de aandacht voor constructieve oplossingen der gestelde taken, voor de stapsgewijze opbouw van een meer Christelijke, meer rechtvaardige en meer liefdevolle samenleving toenemen. Zien wij voldoende het providentiële en magistrale van de stichting door de Kerk zelf van het lekenorgaan voor apostolaatswerk - de Katholieke Actie? De zin van de ordening in al het leken-apostolische werk in de Kerk is toch niet primair negatief - maar juist | |||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||
positief: Christus terugbrengen in de milieu's om de mensen terug te brengen naar Christus. Moet uit de houding der Katholieken, die aan dit grootse werk meedoen, niet op de eerste plaats blijken, dat zij de gemeenschap in Christus willen dienen, dat zij Christus' Rijk willen verbreiden, eerder dan dat zij individueel willen zalig worden? Moet uit die houding niet duidelijk blijken, dat het de Katholieken in Nederland niet gaat om het veroveren van een machtspositie, maar dat het gehele werk moet gebouwd worden op de liefde, op de liefde tot Christus en Zijn Kerk. Ligt de 'macht' niet veel meer op het terrein van de voorwaarden, dan op dat van het levende en veroverende Christendom zelf? De taak - met name van de ontwikkelde Katholieke leek - bij de opbouw van een meer Christelijke samenleving, bij het zoeken naar de gepaste vormen daarvan en het voorbeeld geven in eigen persoonlijk leven, in eigen gezin, beroep en bedrijf is zeer voornaam. Juist uit apostolisch oogpunt. De Kerk vraagt dat van ons in deze tijd; de Kerk in Nederland heeft dat nodig, óm de veroverende liefde van Christus duidelijker te doen blijken, om naarmate wij groeien, het accent meer te verschuiven naar hetgeen het wezen van het Christendom is. Naar de maat der daadwerkelijke charitas zullen wij gemeten worden - want de daadwerkelijke charitas - in haar volle, brede zin, de bovennatuurlijke onrust om het mensengeluk, d.i. het zieleheil - is juist veroverend. Van dat besef moeten wij veel meer leren leven - want dat is juist in, door en met Christus leven - juist ook in onze tijd. |