leeft er om in zijn eigen huis een kleine oase van schoonheid te scheppen. Door deze persoonlijke liefde en liefhebberij was de expositie in Tilburg rijk van materiaal voorzien. Men heeft in het veel bewogen Brabantse verleden niet alleen bewaard maar ook verzameld! Dat daarom ook niet alles even waardevol was, al bewees het ook zin voor piëteit, kan men begrijpen. Toch hadden wij deze tentoonstelling niet gaarne gemist in de grote reeks van exposities, waarmede verschillende steden het gouden regeringsjubileum vierden van H.M. Koninging Wilhelmina.
De artistieke belangrijkheid van de Tilburgse tentoonstelling lag vooral in de rijke collectie kerkelijke kunstvoorwerpen. Wij zagen er o.a. een fraai kasuifel uit ± 1475, bewerkt in de uitvoerige fijne trant van de flamboyante gotiek; eveneens was er een kostbaar driestel van koorkap en dalmatieken, uit de herfsttij der middeleeuwen; kelken en monstransen in de feestelijke uitbundige pracht van de barokke stijl, gemaakt voor de grootse vieringen van de kerkelijke feesten in onze zuidelijke landen, in een tijd toen het Noorden nauwelijks O.L. Heer op zolder mocht herbergen. Verder een rijke collectie kandelaars uit de 15e, 16e, 17e en 18e eeuw, artistieke en ook historische curiositeiten omdat zij vaak aan vermaarde feiten herinnerden.
Er waren veel beelden in hout, marmer en ivoor. In verleden eeuwen zijn onze Brabantse kerken daar blijkbaar zeer rijk aan geweest. Dikwijls was dit werk nog primitief en kwam niet boven een simpele volkskunst uit, maar er waren ook meesterlijke producten, zoals het gracieuze beeldje van de H. Johannes Nepomucenus, houtsnijwerk uit de 18e eeuw; een ontroerende groep, voorstellend Simon van Cyrene die Jesus het kruis helpt dragen, daterend uit de 16e eeuw. De gebeeldhouwde altaarretabel, eveneens uit de 16e eeuw, was een meesterstuk van techniek, en in zijn voorstellingen van een nobele, pathetische expressie. Terecht lijkt mij dit een Spaans werk.
De prachtige inzending handschriften wekte spijt in ons op, dat de boekdrukkunst ooit werd uitgevonden. Zeker, dan waren ook de bibliotheken zeldzamer, maar voor een schoonheidsminnaar en boekenvriend vervangt een kostelijk getekend werk, zoals er hier verschillenden waren, het bezit van vele boeken. Met ontroering bezag men de heerlijke Graduale, een handschrift uit het bezit van het Kruisherenklooster St. Agatha, te Cuyck, dat ongetwijfeld een glorievol hoogtepunt uit de laatste periode van de miniatuurkunst is.
Schilderijen waren er velen en vaak van beroemde namen. Alleen vroeg men zich soms af, of zo'n vermaarde naam niet een minder belangrijke en ondergeschoven lading dekte. Toch zagen wij ook prachtige en onverwachte verrassingen: een fris, kleurig en geestig werk van Pieter Breughel de Jonge, velerlei stilleven in de fijne ingetogen stijl van het Nederlandse manierisme, en de pralende breedsprakigheid van de barok, 'monochrome banketjes' en bontkleurige feestschotels, landschappen uit onze grote, gouden eeuw en religieuze werken uit vroeger en later tijd, en niet alleen van Nederlandse kunstenaars. Men heeft inderdaad in Brabant weten te verzamelen.
Hoe interessant deze tentoonstelling ook was, toch waren er enkele bezwaren. Er stond te veel in deze betrekkelijk kleine ruimte. Wanneer de initiatiefnemers van deze ten-