Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
De Beeldhouwer Bert Servaes
| |
[pagina 160]
| |
ommekeer door hem teweeggebracht even verreikend en, zoals reeds gezegd, van dezelfde aard is als de door den schilder verwekte. Wat de reden hiervan mag zijn? Prof. Dr Muls heeft de kunst van Albert Servaes getypeerd als de mysterieuse samenzang van de grofste materie met de hoogste bezieling. Den schilder zelf ziet hij als de primitieve van een nieuw religieus gevoelGa naar voetnoot1.. Dit grove en dit primitieve treffen inderdaad bij een eerste contact den toeschouwer en dwingen hem die eigenaardige creaties niet onverschillig voorbij te gaan. Voor Albert Servaes kiest men positie, in gunstige of ongunstige zin, naar gelang men het geestelijk moment al of niet heeft weten te ontdekken. Dit is niet het geval bij de beeldhouwer. Een studie van Bert Servaes is voor de gewone expositiebezoeker een akademiestuk, mooi afgewerkt, evenwichtig, klassiek. Niets noopt hier om bij het werk te blijven stilstaan... tenzij de bezinning, een innerlijk afgestemd zijn op dezelfde belevenissen, of een behoefte aan erkenning van diepere bestaanswaarden. In het werk van de schilder worden de ruigheid en het hortende van de vorm voor het begrijpend oog in de inwendige visioenen van het voorgestelde gebeuren opgelost. Bij de beeldhouwer Servaes doet eveneens de schoonheidservaring van het diepe zieleleven het schools conventionele van de gladde vorm verdwijnen voor de voldragen uitdrukking van een innerlijk gebeuren. De weg alleen die ons tot een gelijkwaardige kunstbelevenis brengt is tegenovergesteld. Men gaat uit van de vorm of van de inhoud om in beide gevallen vast te stellen dat vorm en inhoud elkaar volledig dekken. Beide kunstenaars geven aldus een levende en doorleefde katholieke kunst. Alleen zouden wij Prof. Dr Muls' woorden over Albert in volgende zin over Bert willen ombuigen: 'de mysterieuze samenzang... van de meest fijn bemerkte materie met de hoogste bezieling, maakt de grootheid uit van zijn werk' 'Servaes is de klassieke van een nieuw religieus gevoel'. Vier blijvende invloeden kunnen in het oeuvre van de beeldhouwer worden aangewezen. Verbanck - de grote meester waarnaar hij eerbiedig en dankbaar blijft opkijken als naar de man die hem de techniek leerde en de liefde voor het kappen. Verder: Joris Minne, Michel-Angelo en niet het minst Servaes' vrouw, eveneens kunstenares en eerste prijs van de Gentse Akademie. Haar stille aanwezigheid draagt bijna iedere creatie van haar echtgenoot. Joris Minne kwam de veelbelovende leerling in 1931 bij diens leraren opzoeken. Nooit wellicht hebben twee mensen op zo een wijze in eenzelfde werk deel gehad. Het was onmogelijk om leerling van Minne in de gewone zin van het woord te zijn. Hij was daarvoor te geniaal en eenvoudig niet te volgen. Onder de handen van de kunstenaar werd naar niet te bepalen | |
[pagina t.o. 160]
| |
MONNIKSKOP
(Bert Servaes) | |
[pagina t.o. 161]
| |
MEELEVEN
(Bert Servaes) | |
[pagina 161]
| |
procédé's de idee uit de klomp klei getrokken. Zou het beeld twintig cm. of anderhalve meter worden? Minne wist het niet. Pas in de schepping, die met het modeleren samenviel, openbaarde het werk zich aan de kunstenaar. Dit was zijn kracht. Maar daar hield het ook op. Minne kon niet kappen! Welke practicus zou zijn visie in de materie overbrengen? Niet mechanisch maar aangepast. Want iedere materie heeft haar wetten. Na vele ontgoochelingen vond hij Servaes en bekende dankbaar alleen van diens werk ten volle te genieten. Ze bleven samen tot mobilisatie en krijgsgevangenschap van Bert en de dood van de meester hen in 1941 scheidde. Servaes had niets aan techniek bijgeleerd, maar hij had tien jaar in de intimiteit van een groot kunstenaar geleefd, met al de relaties die zulk een milieu meebrengt. Hier kan hij monumentale werken uitvoeren: het Astrid monument te Antwerpen, de Moeder, in de expositie van Parijs bekroond. Boven alles had hij zich de vele kostbare aanwijzingen van zijn meester ten nutte gemaakt. 'Albert, bestudeer veel de natuur' 'Albert, - en Minne wees op het kerkboek van zijn vrouw - Albert, lees eens dit en dit vers uit het Evangelie. Denk er goed over na, dat zal u inspireren'. Een Romereis heeft onze kunstenaar nooit kunnen ondernemen. Alles wat hij weet van de Italiaanse school kent hij slechts langs reproducties. En toch heeft misschien geen enkel Vlaamse beeldhouwer zich in die mate met die meesters vertrouwd gemaakt. De laatste Pieta en La Sepoltura di Christo van Michel-Angelo hebben een diepen invloed op hem gehad. De Nood Gods, waar de Moeder van Smarten achter haar zoon verdwijnt doet bijzonder aan La Sepoltura denken. Al zijn werken verwijzen naar dat klassieke meesterschap van de grote Buonnarotti. Minne en Michel Angelo, hoe verschillend ook van aard, behalve in de tekeningen (naakte figuren, Brussels Museum) benaderen elkaar in het werk van Bert Servaes, waarin de soms schrale uitdrukkingskracht van het symbolisme aan de volle vormen van de overdadige Renaissance een diepere inhoud geeft. Dat die inhoud en uitdrukking ook religieus is, heeft een andere bron: het vaak harde en door armoede beproefde, doch in trouw bewaarde huiselijk leven van de kunstenaar. Al zijn beelden zijn confidenties. Geheel zijn oeuvre betrekt den toeschouwer in een christelijke levensinstelling die hij zich, dank zijn echtgenote, wist eigen te maken. De Vrouw, zo vaak in de beeldende kunsten geprofaneerd, heeft hij bezongen als geen ander beeldhouwer. Zijn Eva is een smartelijk beeld van de ontgoocheling. Een kuis oprijzend naakt, naar boven afgebroken door de omgebogen arm over het mijmerend hoofd. Hoeveel sprekender in zijn sober tragisch gespannen lijn dan de Zusters der Begoocheling van Rousseau, hoeveel christelijker dan de opeengepakte Satandochters van Rombaux. - Biddend Moederke, gemodeleerd 's avonds bij het thuiskomen uit het kerkje waar een oud | |
[pagina 162]
| |
vrouwtje te bidden zat voor de jongens, door de bezetter zo pas opgehaald. Een gerimpeld gelaat, nauw in een hoofddoek omsloten, en een paar biddende handen. De laatste hulp van een moeder. - Verwachting, de jonge vrouw die met zacht beschuttende hand de loshangende sjaal om het volle frisse gezicht eerbiedig tegen haar schoot samenhoudt, God dankend om zijn zegen. - Berusting, de vrouw die voor het opslaan harer blikken, nog even verwijlt aan de grenzen van smart en eeuwig leven. - De Twee geknielde Figuren, en Innig Trouw, twee hymnen in verdroomd marmer, over de innigheid en onverbreekbaarheid van het kristelijk huwelijk. Alleen Vondel's zang 'Waar werd oprechter trouw, dan tusschen man en vrouw', kan dit aanleunen van de hulpbehoevende vrouw tegen de zich als een schild toereikende borst van de man waardig beschrijven. - Meeleven drukt opnieuw dezelfde trouw uit, doch nu bevestigd na een zware beproeving gemeenschappelijk gedragen. Welk een edel gebaar die kus op de hand van haar man, waarin de liefde alleen door de eerbied wordt geëvenaardGa naar voetnoot2. Geheel die zang op de Vrouw culmineert in de Mariabeelden, waarvan de zo diep bewogen Pieta (of Gezamenlijk Offer) volstaat om Servaes onder de allergrootsten te doen rekenen. Ontstaan bij het doodsbed van des kunstenaars vader, toen grootmoeder het hoofd van haar dood kind in een krampachtig liefdegebaar tussen de handen nam, hem snikkend toesprekend, mijn jongen, mijn beste jongen - wekt dit beeld van Moeder en Zoon een diep zuiverend medelijden op in de toeschouwer. De blauwe steen, door de serpententand doorploegd, suggereert een zee van smarten. - Het spijt ons niet nader op het reeds omvangrijk werk van de beeldhouwer te kunnen ingaan. Alleen moge hier nog verwezen worden naar die boodschap uit de andere wereld, de strenge MonnikskopGa naar voetnoot3 in het stoere arduin gekapt, de grote eenzame Godsverbondene, te midden van een zondige samenleving, wier vele leed hij stilzwijgend draagt en boetend offert aan de God van erbarming. Zo is heel dit werk uit de grote motieven van twintig eeuwen christendom opgebouwd, weemoed en vertrouwen, verlatenheid en gebed, echtelijke trouw en het aanhangen aan God, de kinderzegen met haar blijde verwachting en de bovennatuurlijke vruchtbaarheid van het totale alleenstaan in dienst van de zielen. We zien Servaes als een eindpunt van anderhalve eeuw Belgische beeldhouwkunst. De avantgardisten, als vemieuwers van de vorm, hebben meer toekomst, zijn in zeker opzicht beloftevoller. Servaes integendeel heeft absolute waarden bereikt en deze blijvend vastgelegd. |
|