Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Graham Greene
| |
[pagina 141]
| |
dering betekent welke zou kunnen worden uitgesproken over het werk van een Katholiek auteur. Esthetische autonomie is een hersenschim en een cultuurhistorisch decadentie-verschijnsel dat in zuivere vormen van 'l'art pour l'art' zichzelf veroordeelt door de rollen om te draaien en ethiek met esthetiek te verwarren: 'alle die in Schönheit gehn, werden in Schönheit auferstehn'. Een waarderend literair oordeel kan samen gaan met morele verwerping. Een dergelijk samengaan van twee tegenovergestelde oordelen betekent echter per se het constateren van wan-orde in philosophische zin. De volmaakte esthetische gaafheid moet voor een Katholiek samengaan met ethische en theologische gaafheid, niet als een kwestie van vrije keuze, maar als een metaphysische noodzaak. Daarom is de uitspraak van father Martindale indrukwekkend. En daarom vraagt men zich af of niet een geringe mate van naastenliefde voldoende had behoren te zijn om althans het zwijgen op te leggen aan de vrome zielen die zelfs meenden te mogen schrijven dat een boek als The Heart of the Matter nooit had behoren te verschijnen. Het gaat er namelijk niet langer om de reputatie van een auteur in bescherming te nemen tegen de kleinzieligen en onbekwamen. Sub specie eternitatis is het niet zo belangrijk dat een kunstenaar tijdens zijn leven het odium der geïnspireerden moet delen met de profeten. De tijd is een wonderbaarlijk geneesheer en contemporaire vervolging is de beste garantie voor posthume waardering. Waar het om gaat is dat voor de Katholieken de tijd is aangebroken zich principieel te bezinnen op de taak van de Katholieke romancier, nu in Frankrijk en Engeland Katholieken aan de spits staan in de enige belangrijke en volledig ontwikkelde kunstvorm ontstaan sinds de reformatie. In zeer uitgebreide kringen van Katholieke lezers bestaat een vroom, en in wezen zeer te waarderen vooroordeel dat het de taak zou zijn van de Katholieke romancier proza-verhandelingen te schrijven over de in Katholieke zin ideale mens, de kleine of grote heilige, de man zonder zonde. Indien men echter aan de Katholieke romancier de taak wenst op te leggen van het bedrijven van deze vrome journalistiek, ontneemt men hem de mogelijkheid zijn kunstenaarsroeping te volgen, dwingt men hem tot het begraven van zijn talent. Want de roman houdt zich in wezen bezig met levende mensen en met conflicten van levende mensen, d.w.z. van onvolmaakte mensen. Men kan geen romancier zijn zonder karakters te scheppen die gelijken op ons allen. En zelfs, indien de romancier zich zou beperken tot heiligenlevens, dan nog zou zijn esthetische kennis, zijn onmiddellijke kennis, ja, zijn mystieke kennis van de menselijke natuur (vide Maritain) hem dwingen de psychologische vervalsing van de meer primitieve hagiografieën te vermijden. | |
[pagina 142]
| |
Een andere vraag is vanzelfsprekend of niet de bevoegde authoriteiten op louter pastorale gronden een Katholiek werk van grote esthetische en zelfs apologetische waarde moeten voorbehouden aan ervaren lezers. Op dezelfde gronden mag men immers ook de Heilige Schrift ongeschikt achten voor onrijpe lezers. Maar het valt moeilijk zich te onttrekken aan de indruk dat een verbod als dat van The Heart of the Matter door de regering van Eire in direkte strijd is met grote Katholieke belangen en wellicht ook met de naastenliefde.Ga naar voetnoot6. Doch ook met betrekking tot het goed recht een boek voor te behouden of zelfs te verbieden blijft gelden wat ik hierboven schreef, nl. dat het tijd wordt dat de Katholieken zich bezinnen over de taak en de verantwoordelijkheid van de romanschrijver. De schade toegebracht aan de goede naam van een schrijver door de lichtzinnigheid waarmee een vonnis wordt uitgesproken over zijn werk, is voldoende aanleiding en rechtvaardiging voor de eis dat het oordeel in handen wordt gegeven aan waarlijk competenten, d.w.z. aan hen die zowel pastorale als literaire scholing bezitten. Ook de Muze heeft recht op een woonplaats in de parochie. Het is niet de eerste keer dat Graham Greene het slachtoffer is van onbekwame kritiek en misverstand. Hij zelf heeft het zijn uitgebreid lezerspubliek nooit gemakkelijk gemaakt. Reeds aan het begin van zijn schrijvers-carrière koos hij zonder aarzelen het materiaal van de gangbare Angel-Saksische thriller. En het was niet slechts het publiek van de openbare leeszalen die met ademloze spanning zijn pezige, snelle verhalen lazen in de mening dat zij te doen hadden met niet meer dan meesterlijke voorbeelden van de thriller-roman. Ook de recensenten liepen er geregeld in. De grote geestelijke spanningen op de achtergrond, de pulserende verontwaardiging over maatschappelijke corruptie en sociale onrechtvaardigheid, de koude verachting van de schrijver voor een gestroomlijnd en zielloos modernisme, dit alles werd over het hoofd gezien onder de druk van louter psychologische spanningen geschapen door een knap technicus die zijn groot meesterschap verborg onder een bedrieglijke soberheid en die er bijna altijd in slaagde, althans in zijn grotere werken, zijn romans te doen spreken 'sans voix d'auteur'. Het proza was voorts zo sober en pragmatisch, de emphase geplaatst door de schrijver op de verborgen hoofdmotieven zo gering, dat menige lezer zelfs nimmer ontdekte dat het eigenlijke verhaal hem geheel was ontgaan, het grotere verhaal waarvan ieder van Graham Greene's werken slechts een hoofdstuk vormt, het verhaal van het slagveld waarop dag-in dag-uit vanaf het begin der tijden de strijd wordt gestreden tussen de Duivel en God.Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 143]
| |
Maar Greene's bewuste en bijna uitdagende verwerking van geheel eigentijds en 'sensationeel' materiaal was niet de enige oorzaak van miskenning en misverstand. Toen hij de climax begon te naderen van zijn indrukwekkende geestelijke en artistieke groei in Brighton Rock, The Power and the Glory en The Heart of the Matter, toonde hij zich, ondanks het gevaar zijn populariteit te verliezen bij een internationaal lezerspubliek bestaande uit honderdduizenden bewonderaars, intransigent en bijna schaamteloos Katholiek. De drie genoemde romans zijn Katholieke meesterwerken, hun kernproblemen zijn Katholieke problemen. Was het wonder dat de niet-Katholieke en, vanaf het begin der dertiger jaren tot nog slechts voor kort, overwegend marxistisch georiënteerde Engelse kritiek moeite had met haar waardering, geplaatst als zij werd voor zulk onverhuld en exclusief Katholicisme dat geen problemen erkende behalve Katholieke problemen en geen strijd dan die tussen goed en kwaad? Het pleit voor deze materialistische kritiek en voor de werkelijke grootheid van Graham Greene, dat zij het meesterschap van de schrijver desondanks erkende en dikwijls een mate van afgunst verried voor een schrijver die de stenen stal van hun grauwe bouwplaatsen en er tempels van bouwde; die in zijn materiaal geheel gebonden was aan zijn eigen tijd en desondanks een levende geestelijke achtergrond bezat en een diepte welke hem niet slechts behoedden voor de machteloze steriliteit van Farrell en de Amerikaanse 'tough school', maar welke hem tevens een esthetische en scheppende zekerheid gaven in het uitbeelden van karakter en milieu welke aan de meesten van zijn tijdgenoten ontzegd bleef. Mag men echter nog aannemen van Brighton Rock en The Power and the Glory dat het Katholiek element in deze romans desnoods over het hoofd gezien kon worden door lezers die voldoende hadden aan de psychologische conflicten en, zo men wil, avonturen van de in wezen schizoiede figuren van Pinkie en de whisky-priest; in The Heart of the Matter wordt van de lezer geëist dat hij de bijna ondragelijke zielestrijd van een Katholiek over een heiligschennende Communie aanvaardt als tenminste psychologisch aanvaardbaar, een eis van de schrijver welke, naar bleek uit veel kritiek van niet-Katholieke zijde, inderdaad menige lezer plaatste voor een gegeven dat hij rationeel niet kon aanvaarden, maar dat hij in de ban van Graham Greene's volmaakt meesterschap moest aanvaarden, zij het ook met tegenzin. Graham Greene maakt het zijn lezers inderdaad niet gemakkelijk. Men had evenwel mogen hopen dat zijn geloofsgenoten minder moeite gehad zouden hebben met een zuivere waardering van zijn werk dan helaas het geval is gebleken. Omwille van de rechtvaardigheid heeft de schrijver van dit artikel afge- | |
[pagina 144]
| |
zien van zijn oorspronkelijke bedoeling het gehele, omvangrijke oeuvre van Graham Greene te onderwerpen aan een letterkundige analyse. Er zijn belangrijker dingen dan esthetische waardering; en het leek niet minder dan billijk een poging te doen, naar aanleiding van de laatste roman, het oordeel over deze grote Engelse schrijver te ontdoen van vooroordeel en onbegrip. Dit moge verklaren waarom in het huidige artikel zoveel ruimte is genomen voor een analyse van de inhoud van The Heart of the Matter en aan de controverse welke volgde op het verschijnen. Tegelijkertijd is het evenwel de bedoeling, in het tweede gedeelte van dit opstel, reliëf te geven aan The Heart of the Matter door de roman te plaatsen tegen de achtergrond van het voorafgaand werk van de schrijver.Ga naar voetnoot9. Want evenals alle grote auteurs heeft Graham Greene een eigen spraakgebruik en een eigen mythologie die eerst in volle diepte hun rijkdom en betekenis onthullen, als men als zijn werken kent. The Heart of the Matter, Graham Greene's laatst-verschenen roman, behoort tot de groep romans van deze schrijver welke de grote strijd tussen goed en kwaad tot hoofdmotief hebben. Deze groep begint met Brighton Rock. Weliswaar ontbreekt een morele gerichtheid niet aan vroegere werken en zal men dezelfde strijd als subsidiair motief weervinden in bijna alle romans, maar een zekere romantische instelling ten opzichte van het probleem van goed en kwaad is bijna altijd aanwezig in de vroegere werken en verraadt een onevenwichtige nieuwsgierigheid naar het kwaad als louter verschijnsel, boeiend in zichzelf, ook al constateert men bij Greene reeds spoedig een begeerte tot het stellen van een diagnose, een tasten naar een begrip van de ware aard en oorsprong van Newman's 'aboriginal calamity', het mysterie van het kwaad en de corruptie in de wereld. In dit opzicht toont Greene een eendere ontwikkeling als Aldous Huxley aan wiens Oosterse mysticisme en Californische omphaloscopie een bijna morbiede interesse in verwordingsverschijnselen voorafging. In Brighton Rock zien wij duidelijk een dalen in de diepte. De sporen van de oude romantische instelling ten opzichte van het verschijnsel van morele verwording zijn, zelfs in verhevigde vorm, aanwezig. Maar wat naar | |
[pagina 145]
| |
zijn gegeven beperkt had kunnen blijven tot een knappe thriller wordt door het feit dat de tragedie wortelt in een fundamenteel besef van de Katholieke eschatologie tot een drama dat ver uitstijgt boven het ongetwijfeld boeiend gangster-gegeven. Het volgende werk dat behoort tot dit nieuwe verdiepte terrein van Graham Greene's scheppende werkzaamheid is The Power and the Glory, een rechtstreekse confrontatie van bijna grenzeloze menselijke zwakte en onwaardigheid met Gods onmetelijke genade, een 'heiligenleven' waarin een zwakke, drankzuchtige priester, ondanks al zijn tekortkomingen en zonden, omwille van een minimum aan medewerking de genade van het martelaarschap wordt waardig gekeurd; een verhaal bovendien dat kenmerkend is door de volkomen afwezigheid van heroïsche elementen. The Power and the Glory is een belangrijke stap vooruit na Brighton Rock. Het thriller-element is slechts accidenteel aanwezig in zoverre het namelijk onvermijdelijk samengaat met het motief van 'the hunted man', een motief dat wij kennen uit vrijwel alle romans van Greene vanaf de eerste, The Man Within. Maar het overwoekert niet het hoofdmotief, nl. het dubbele conflict tussen menselijke zwakheid en Goddelijke genade, en tussen de door de priester vertegenwoordigde religieuze levensbeschouwing en het dode materialistische idealisme van de fanatieke politie-luitenant. Toch bevat ook The Power and the Glory, niettegenstaande het groot meesterschap van de schrijver, nog iets van de vroegere romantische bevangenheid van de auteur. Nog steeds valt een zware nadruk op externe corruptie-verschijnselen die door hun veelvuldigheid afdoen aan het centrale gegeven, de strijd tussen goed en kwaad, zonde en genade, godsdienst en materialisme. Het boek heeft nog iets tropisch, een overdadige groei, die niet uitsluitend te danken is aan het sub-tropisch klimaat van de Mexicaanse achtergrond. Het derde werk in deze serie betekent wederom een belangrijke vooruitgang. De bij uitstek sobere stijl van Graham Greene gaat in The Heart of the Matter samen met een grotere soberheid van decor. Wel kiest de schrijver wederom doelbewust een tropische achtergrond, een Brits protectoraat in West-Afrika, maar deze keer zijn de uitwendige corruptie-verschijnselen, de rottende vegetatie, de schimmelende wonden, de roofvogels, ratten en kakkerlakken, de onophoudelijke regen, de moerassen, de stank van bederf, de verwording van de blanke onder invloed van de tropen niet meer dan de beklemmende harmonische begeleiding en een uitwendige projectie van de verwording die zich voltrekt in de hoofdfiguren. The Heart of the Matter, begroet door zowel Katholieke als niet-Katholieke recensenten als het grootste werk van Engelands grootste Katholieke romancier, is het verhaal van een Brits ondercommissaris van politie, gestationneerd in een Brits protectoraat in West-Afrika, een man van even | |
[pagina 146]
| |
over de vijftig, een Katholiek bekeerling gehuwd met een Katholieke vrouw. Deze politie-ambtenaar, Majoor Scobie, is een man van grote rechtschapenheid, nederig, bijna ascetisch in de geringe eisen die hij aan het leven stelt, onkreukbaar, rechtvaardig en bezeten van een bijna pathologische liefde voor zijn medemensen en een 'verschrikkelijke' gave tot medelijden. Wij leren hem kennen aan het begin van het verhaal in ongeschonden hoge staat en zien hem geleidelijk ten gronde gaan aan eigen zwakheid. Zijn vrouw, Louise, woont bij hem door een toeval. De oorlog heeft haar namelijk belet naar Engeland terug te keren. Deze vrouw, egoistisch, dom, snobbistisch en eerzuchtig, maar beschreven met de compassie die de schrijver toont tegenover al zijn karakters, is zozeer teleurgesteld en gekwetst in haar maatschappelijke trots als zij verneemt dat haar man niet benoemd zal worden tot opvolger van de vertrekkende commissaris van politie, dat zij haar uiterste best doet aan deze vernedering te ontlopen door te trachten het protectoraat te verlaten. Haar man, die de ambitie van zijn vrouw niet deelt en die al lang zijn liefde verloren heeft voor zijn charmeloze vrouw, is bezeten van plichtsbesef. Hij heeft zichzelf gezworen, toen hij haar trouwde, dat hij zich verantwoordelijk zou stellen voor haar geluk. Tegelijkertijd kan hij geen beroep op zijn medelijden weerstaan, kan hij niet de gedachte tolereren dat hij zich schuldig zou maken aan enige daad welke verdriet zou berokkenen aan zijn medemensen, vooral aan zijn eigen vrouw. Hij bezit echter niet de middelen om zijn vrouw in staat te stellen naar Zuid-Afrika te gaan. Gedreven door zijn fataal gevoel van verantwoordelijkheid voor haar geluk leent hij het benodigde geld bij een Syrisch koopman, Yusef, een daad die rechtstreeks in strijd is met Scobie's plichten als politie-ambtenaar, daar Yusef bekend staat als smokkelaar en als een man die een gedeelte van zijn rijkdom dankt aan afpersing en omkoperij. Kort na het vertrek van Louise arriveren in het protectoraat een aantal schipbreukelingen die na afschuwelijk lijden in open boten een toevlucht vinden in de kolonie. Onder hen bevindt zich een jonge, pas-getrouwde vrouw, die in de schipbreuk haar echtgenoot verloren heeft. Scobie wordt onvermijdelijk het slachtoffer van zijn medelijden. De jonge vrouw, Helen Rolt, vindt in hem voor het eerst een onbaatzuchtig man waaraan zij haar hart kan uitstorten. Maar wat begint met medelijden van Scobie eindigt in een liefdes-affaire, waarin echter bij Scobie nog steeds zijn 'verschrikkelijk' en bijna ziekelijk medelijden domineert. Er is geen sprake van simpele wellust bij Scobie. Persoonlijk heeft hij slechts één verlangen, met rust gelaten te worden en, ongehinderd door emotionele banden, zijn dagelijkse plicht te doen. De enige vorm waarin hij zich geluk kan voorstellen is onder de naam 'vrede', een vrede nauw geassocieerd met | |
[pagina 147]
| |
de betekenis van dit woord in goddelijke zin, zoals Scobie het heeft leren liefhebben in de gebeden van de H. Mis; 'Mijn vrede geef ik u, Mijn vrede laat ik u.' De hemel betekent voor Scobie 'vrede' en zijn verlangen is zo groot dat hij tijdens de H. Mis zijn vingers moet pressen op zijn oogleden om de tranen te weerhouden. Deze fel-begeerde vrede offert hij op aan Helen Rolt. De zondige verbintenis met Helen is echter oorzaak dat Scobie zich meer dan ooit bewust wordt van zijn plichten en verantwoordelijkheid tegenover zijn afwezige vrouw. Hij ziet in dat hij betrokken is geraakt in het conflict van een dubbele trouw, een trouw en verplichting gefundeerd op zijn medelijden en zijn liefde voor zijn medemensen. Hij kan, ondanks zijn ondragelijk verlangen naar een verloren integriteit, Helen Rolt niet opgeven. Hij schrikt er voor terug verder lijden te bezorgen aan de jonge vrouw die op haar jeugdige leeftijd reeds zoveel geleden heeft. 'Hij keek naar haar met droefheid en genegenheid en met enorm medelijden, omdat er een tijd zou komen waarop hij haar niet langer tot gids zou kunnen zijn in een wereld waarin zij de weg niet wist. Toen zij zich omdraaide en het licht op haar gezicht viel, leek zij lelijk met de voorbijgaande lelijkheid van een kind. De lelijkheid lag als handboeien rond zijn polsen.' Door zijn medelijden verliest hij tot op zekere hoogte zijn vrijheid van handelen, en in deze zelfde passage onthult zich de verschrikkelijke en tyrannieke aard van Scobie's medelijden: 'He had no sense of responsibility towards the beautiful and the graceful and the intelligent. They could find their own way. It was the face for which nobody would go out of his way, the face that would never catch the covert look, the face which would soon be used to rebuffs and indifference that demanded his allegiance. The word “pity” is used as loosely as the word “love”: the terrible promiscuous passion which so few experience.' De nu ontstane situatie dwingt Scobie tot leugen en bedrog. De ongelukkige man die voorheen niet in staat was een leugen te spreken, tenzij uit medelijden; die niet in staat was zijn naam te zetten in brieven aan zijn vrouw onder een verklaring van liefde, omdat hij te goed besefte dat liefde plaats had gemaakt voor niets meer dan plichtsbesef en compassie met een ontevreden en ongelukkige vrouw, ziet zich gedoemd zelf een levende leugen te zijn. Al spoedig verschilt Helen Rolt weinig van Louise in de aanspraken die zij maakt op de weerloze en altruïstische Scobie, totdat de laatste tenslotte, radeloos van onvermogen, tegenover Helen alle voorzichtigheid uit het oog verliest en in een volledig ondertekende brief zich comprommiteert door te verklaren dat hij Helen werkelijk lief heeft, meer dan zijn eigen vrouw. Na een van de pijnlijke episoden waarin Helen hem verwijten doet over zijn gebrek aan liefde voor haar en hem toesnauwt dat zij hem nooit weer | |
[pagina 148]
| |
wil zien, voelt Scobie de bekoring om naar haar woorden te handelen en zijn rust weer te vinden; maar de gedachte aan haar hulpeloze eenzaamheid in de tropische havenplaats te midden van onsympathieke blanke kolonisten, drijft hem terug. Tot haar grote dankbaarheid. Dan keert, onverwachts, Louise uit Zuid-Afrika terug en met haar de dubbele verantwoordelijkheid voor het geluk van twee vrouwen. Scobie is radeloos. 'Why me, he thought, why do they need me - a dull, middle-aged police officer who had failed for promotion? I've got nothing to give them that they can't get elsewhere: why can't they leave me in peace? Elsewhere there was younger and better love, more security. It seemed to him now that alle he could share with them was his despair.' Voor het eerst komt de gedachte aan zelfmoord bij hem op, en het conflict verdiept zich op tragische wijze. Scobie is in hart en nieren Katholiek, ook al bevindt hij zich op het pad van verderf 'door sentiment.' Hij beseft en erkent dat zelfmoord een onvergeeflijke zonde is, omdat het 'de laatste uiting is van een onrouwmoedige wanhoop.' Hij verzet zich tegen de gedachte, maar raakt steeds meer verstrikt in het net van een intrigue die zijn oorsprong vond in medelijden. De brief waarin hij zijn liefde betuigd had aan Helen om haar voor wanhoop te behoeden is in handen geraakt van de Syrische smokkelaar Yusef, dezelfde die hem geld heeft geleend om Louise in staat te stellen 'te deserteren van het slagveld.' De Syriër misbruikt de brief om Scobie te dwingen hem behulpzaam te zijn bij het smokkelen van diamanten. Hier zien wij hoe Scobie, gedreven door een schuldig medelijden, vervalt van kwaad tot erger. Het was begonnen met het niet rapporteren van een gesmokkelde brief gevonden in de scheepshut van een Portugees kapitein; uit medelijden. Uit medelijden met zijn vrouw gaat Scobie verplichtingen aan ten opzichte van Yusef. Uit medelijden raakt hij verstrikt in de affaire met Helen. En medelijden maakt hem tot slachtoffer van de Syriër, als Scobie de resten van zijn ambtelijke integriteit overboord werpt. En nu gaat het met toenemende snelheid bergafwaarts. Louise's plotselinge terugkeer was te danken aan een brief van een vriendin die haar waarschuwde over Scobie's verhouding tot Helen. Scobie is onkundig van dit feit. Zijn vrouw die zich reeds dikwijls beklaagd heeft over het volgens haar onvoldoende practisch Katholicisme van haar man, vraagt hem om gezamenlijk met haar de H. Communie te ontvangen. Zij heeft de, door haar zelf niet als heiligschennis begrepen, bedoeling de H. Communie te misbruiken als een toetssteen voor de echtelijke trouw van Scobie. De laatste ziet zich derhalve geplaatst voor de onmiddellijke keuze: breken met Helen en zijn geweten in orde te brengen door een goede Biecht, of Louise voor lijden te bewaren door het ontvangen van een heiligschennende | |
[pagina 149]
| |
Communie. Hij kiest het laatste, maar redt zich op het nippertje door ongesteldheid voor te wenden en cognac te drinken kort voor het bijwonen van de H. Mis. Hij vergezelt Louise echter naar de kerk en daar zijn wij getuigen van zijn verschrikkelijke zielestrijd, als hij zich een uitgestotene voelt en het grote mysterie overweegt van de oneindige liefde die Christus bewoog zich in de H. Eucharistie opnieuw en onophoudelijk over te leveren aan de mens, zoals Hij het eenmaal gedaan had in Palestina. Christus, aldus peinst de gemartelde Scobie, levert zich in de Eucharistie over aan de 'genade van mensen die nauwelijks de betekenis van dit woord kenden.' 'How desperately God must love, he thought with shame.' Scobie doet nog één poging uitkomst te zoeken door te gaan biechten bij een priester. Zoals Scobie verwacht had, wordt de absolutie geweigerd op grond van zijn onvermogen Helen prijs te geven aan wanhoop en vertwijfeling. De keuze is tussen het redden van zijn eigen ziel en de wanhoop van het meisje Helen. Scobie loopt het probleem niet uit de weg door een poging tot zelfbedrog: 'He prayed for a miracle, 'O God convince me, help me, convince me. Make me feel that I am more important than that child.' Men behoeft geen theoloog te zijn om Scobie's fout te zien, door hemzelf erkend als 'corruption by sentiment'. Het is een conflict in Scobie tussen natuurlijke goedheid en medelijden enerzijds en de bovennatuurlijke liefde tot God anderzijds. Scobie is het slachtoffer van een verworden natuurlijke deugd. Inmiddels blijft Louise aandringen op de H. Communie en Scobie geeft toe. De scene in de kerk, Scobie's ontzaglijk geestelijk lijden tijdens de H. Mis als het ogenblik van de H. Communie onvermijdelijk nadert, is ondragelijk van tragische spanning, een spanning die nog verhoogd wordt door het herhaaldelijk wederkeren van het woord 'vrede' in de Misgebeden. 'Pax, pacis, pacem: all the declinations of the word “peace” drummed on his ears through the Mass. He thougt: I have left even the hope of peace for ever. I am the responsible man.' Dan komt eindelijk het verschrikkelijk ogenblik van de heiligschennende Communie. Wij zien Scobie bewust een eeuwige verdoemenis tegemoet schrijden met in zijn oren de waarschuwing vervat in het gebed 'non mihi proveniat in judicium et condemnationem.' Geheel verdwaald in een geestelijke doolhof zoekt hij de verdoemenis in de hoop de twee vrouwen, Louise en Helen, te bewaren voor wanhoop. 'With open mouth he made one last attempt at prayer, “o God, I offer up my damnation to you. Take it. Use it for them” and was aware of the pale papery taste of his eternal sentence on the tongue.' Geen preken en geen moraal-theologische tractaten zouden op meer overtuigende wijze de afschuwelijkheid van een heiligschennende Communie kunnen tonen dan de passages welke de schrijver wijdt aan de zonde van Scobie. | |
[pagina 150]
| |
Ofschoon Scobie zich nu bewust is dat zijn geestelijke corruptie volkomen is, zet zich de strijd in zijn binnenste voort. Hij zal Helen niet opgeven; hij kan zijn plichten tegenover Louise niet ontlopen; en tenslotte kan hij zich niet verzoenen met de gedachte de liefde tot God voor goed prijs te geven. 'En zelfs medelijden met zichzelf was hem ontzegd, omdat hij zo nauwkeurig de omvang kende van zijn schuld.' Maar zelfs nu kan hij nog verder zinken. Hij wordt oorzaak dat zijn beminde en trouwe huisknecht, Ali, wordt vermoord op last van de Syrische koopman Yusef. Dan is Scobie's maat vol. Hij besluit, ten einde raad, de laatste onvergeeflijke stap te doen en zelfmoord te plegen. Zelfs de niet-Katholieke Helen beseft in hoeverre zij door haar aanspraken op Scobie heeft bijgedragen tot diens ondergang. Zij doet een poging hem vrij te geven. Maar als zij zo zichtbaar lijdt onder het voorgenomen offer, kan Scobie de zo hartstochtelijk begeerde uitweg niet nemen en schrikt hij terug voor het lijden dat het afscheid Helen aan zal doen. Ondertussen heeft hij een tweede heiligschennende Communie ontvangen onder de drang van Louise die zich langs deze weg wil blijven verzekeren van zijn echtelijke trouw. Een derde heiligschennis wil Scobie voorkomen. Zijn karakter getrouw organiseert Scobie met grote zorgvuldigheid zijn zelfmoord, welke namelijk het voorkomen behoort te hebben van een natuurlijke dood om zowel Louise als Helen verder verdriet te besparen: 'Het was niet zo gemakkelijk een zelfmoord te vergeten als het overlijden van een man op middelbare leeftijd aan angina.' Alvorens zich van het leven te beroven bezoekt Scobie nog eenmaal de kerk om te 'praten' met God. Bidden kan hij, naar hij meent, niet meer. Hij bekent zijn schuld en zijn zwakheid. 'Dit was wat menselijke liefde hem had aangedaan - het had hem beroofd van liefde voor eeuwig... Hij zei, O God, ik ben de enige schuldige omdat ik altijd heb geweten waar het om ging. Ik heb liever u, van Wien ik het lijden niet kan zien, willen kwetsen dan pijn te doen aan Helen of mijn vrouw.' Dan spreekt in deze climax van het verhaal Gods stem in Scobie's binnenste. De stem smeekt hem om zijn liefde, smeekt hem vertrouwen te hebben in Gods goedheid welke het lijden van Helen zal verzachten. Maar Scobie antwoordt: 'Ik kan een van hen niet doen lijden om mijzelf te redden... en ik bemin U en wil niet door gaan met U te beledigen aan Uw eigen altaar.' Na de ondragelijk aangrijpende tweespraak tussen Scobie en de Goddelijke stem in zijn binnenste volgt eindelijk de zelfmoord. Een laatste monologue intérieure gaat aan de daad vooraf. Scobie richt zich nogmaals tot God, met de woorden: 'Ik kan haar geen pijn doen, en de andere geen pijn doen en ik kan niet door gaan met U te pijnigen.' En als hij de dodelijke dosis Evipan heeft ingenomen en zich zijn brein geleidelijk | |
[pagina 151]
| |
verduistert, klinkt door de nevel van zijn gedachten tot aan het laatste ogenblik Gods stem die smeekt om Scobie's liefde: 'en steeds door, buiten het huis, buiten de wereld die dreunde als hamerslagen binnen zijn oren, zwierf iemand rond, proberend binnen te komen, iemand die om hulp riep, iemand die hem nodig had. En automatisch bij het horen van een stem van iemand in nood, van het roepen van een slachtoffer, dwong Scobie zichzelf tot handelen. Hij dregde zijn bewustzijn omhoog uit een oneindige verte om iets te kunnen antwoorden. Hij zei hardop “Goede God, ik bemin...” Maar de inspanning was te groot.' En hij sterft. De tragedie heeft haar laatste climax bereikt. Bij wijze van epiloog werpt de schrijver een korte blik op de achterblijvenden. Hier is vooral van belang het tweegesprek tussen Louise en Pater Rank. Louise, die in hoge mate medeschuldig is aan Scobie's ondergang, die 'deserteerde van het slagveld', die de H. Communie misbruikte als toetssteen voor Scobie's echtelijke trouw en die ook van Scobie's tragedie niets geleerd heeft, zegt van de dode dat hij een slecht Katholiek was, waarop de priester bits antwoordt: 'Dat is de meest onnozele uitdrukking in dagelijks gebruik.' Dan zegt Louise (die niet weet dat haar man ook nog zelfmoord heeft gepleegd): 'En dan deze verschrikking. Hij moet geweten hebben dat hij zichzelf verdoemde.' 'Ja,' antwoordde de priester, 'dat wist hij zeker. Hij had nooit enig vertrouwen in barmhartigheid, behalve voor andere mensen.' 'Het heeft zelfs geen nut te bidden,' zegt Louise. 'Pater Rank sloeg de kaft van zijn brevier toe en zei woedend: 'Beeldt u zich in 's hemelsnaam niet in, mevrouw Scobie, dat u - of ik - ook maar iets afweten van Gods barmhartigheid.' 'De Kerk zegt...' 'Ik weet wat de Kerk zegt. De Kerk kent alle voorschriften. Maar zij weet niet wat er om gaat in het menselijk hart.' De voorafgaande dialoog is van groot belang, omdat zij plaats vindt tussen twee personen die geen van beiden weten dat Scobie zelfmoord heeft gepleegd. Indien men derhalve al van mening mocht zijn dat de schrijver zelf wenst te impliceren dat Scobie misschien toch nog deelachtig geworden is aan Gods grote barmhartigheid, dan kan men dit niet ontlenen aan de voorafgaande dialoog die immers betrekking heeft op een andere situatie dan die welke de lezer, krachtens zijn lezerschap, beter kent dan de karakters in het boek. Pater Rank en Louise spreken over een man die een natuurlijke dood gestorven is. Tenslotte zegt pater Rank nog: 'Het moge vreemd klinken met betrekking tot een man die zo te kort schoot als hij, maar ik geloof, van wat ik van hem gezien heb, dat hij God werkelijk lief had.' Waarop de zelfzuchtige Louise in een laatste vlaag van bitterheid antwoordt: 'In ieder geval hield hij van niemand anders.' 'En ook daarin zou u wel eens | |
[pagina 152]
| |
gelijk kunnen hebben,' zegt Father Rank. Daarmee eindigt de roman.
Uit de voorafgaande beknopte uiteenzetting van de inhoud van The Heart of the Matter blijkt dat wij te doen hebben met een tragedie van bijna zuiver Shakespeariaans type, met het belangrijke verschil dat Shakespeare religieuze conflicten schuwt in zijn tragedies en met het onbelangrijke verschil dat de held van The Heart of Matter niet een vorst of staatsman is, doch wel een persoon in 'hoge staat' door zijn uitzonderlijke liefde voor zijn medemensen, zijn rechtschapenheid en zijn ambtelijke integriteit; en eveneens in ander opzicht een held volgens het Shakespeariaanse patroon, een persoon namelijk die 'een volmaakt onvermogen bezit om in zekere omstandigheden te weerstaan aan de kracht die hem drijft.'Ga naar voetnoot10. Buiten de reeds genoemde Shakespeariaanse trek beantwoordt de tragedie in alle opzichten aan het tragisch schema dat ten grondslag ligt aan alle drama's van Shakespeare. Het is een verhaal van lijden en rampspoed dat leidt tot de dood van de held; de tragedie strekt zich verder uit dan tot de hoofdpersoon wiens handelingen verantwoordelijk zijn voor rampen die niet slechts hemzelf, maar ook anderen treffen. De tragedie vloeit voort uit de karaktergesteltenis van de hoofdpersoon, 'the worker of his own woe'; de handelingen die samen het actie-patroon vormen van de tragedie zijn 'karakteristiek', d.w.z. wortelen in het karakter en de karakterfouten van de held. Overeenkomstig het zelfde Shakespeariaanse schema wordt (evenals trouwens in de meeste werken van Graham Greene) op niet onbelangrijke wijze bijgedragen tot de ontwikkeling naar de climax door 'toeval-' (b.v. het feit dat Scobie's brief aan Helen in handen valt van Yusef). Voorts is de held betrokken in zowel een inwendig als een uitwendig conflict. Scobie's uitwendig conflict is dat tussen zijn altruïsme en het egoïsme van Louise en Helen met daarnaast het conflict tussen ambtelijke integriteit en de corrumperende invloeden van zijn omgeving. Het inwendig conflict is dat tussen Scobie's natuurlijke naastenliefde en zijn bovennatuurlijke liefde tot God. Want het kardinale punt van de tragedie is de ondergang van een goed mens wiens natuurlijke goedheid en medelijden zijn bovennatuurlijke deugden overwoekeren. De door-en-door goed-willende, nederige en trouwe Scobie verwart een natuurlijke deugd met een bovennatuurlijke, en in zijn koortsachtige pogingen een evenwicht te scheppen tussen de twee, vergeet hij dat zij van verschillende orde zijn, dat zij niet eenvoudig tegen elkaar kunnen worden afgewogen, maar dat de bovennatuurlijke deugd voorgaat en maatgevend behoorde te zijn voor de natuurlijke. Scobie's eigen oordeel is juist: hij gaat ten gronde aan 'corruption through sentiment.' Om | |
[pagina 153]
| |
tenslotte de Shakespeariaanse parallel te voltooien moet hieraan worden toegevoegd dat het centrale gevoel dat achterblijft bij de lezer er een is van 'nodeloze verspilling'Ga naar voetnoot11. en dat de held die een zeker doel nastreeft (hier het sparen van zijn medemensen) eindigt met het tegenovergestelde, het kwetsen van Louise, Helen en tenslotte God. 'Whatsoever he dreams of doing, he achieves that which he least dreams, his own destruction.'Ga naar voetnoot12. Deze opmerkelijke trouw aan het schema van Shakespeare's tragedies is evenwel niet het enig Shakespeariaans element dat de lezer treft in The Heart of the Matter. Een zeer bekwaam criticusGa naar voetnoot13. onderkent terecht een gelijkenis met Hamlet, niet slechts in Scobie, maar ook in andere karakterscheppingen van Graham Greene, zowel in de laatste als in vroegere romans. Deze gelijkenis berust, volgens deze anonyme criticus, op de verhaal-techniek van Graham Greene die, sprekend door zijn karakters, alle bespiegelingen van zijn personen, meestal 'men of action,' plaatst in het brein van de karakters zelf, zodat deze karakters een introvert, introspectief element verenigen met een uitgesproken extrovert element, m.a.w. in opvallende mate gelijken op de weifelaar Hamlet, de tot handelen gedwongenen ondanks een te sterke verbeelding, de 'conscience' die lafaards maakt van ons allen. Ongetwijfeld draagt Graham Greene's verhalende techniek in grote mate bij tot het scheppen van de indruk dat zijn karakters opmerkelijke gelijkenis vertonen met het Hamlet-type. Maar de grond-oorzaak van de gelijkenis ligt veel dieper en wortelt in de aanwezigheid van de typische karaktertrekken van Hamlet in Graham Greene zelf, het uitgesproken samengaan van een sterke lust tot handelen met een even sterke drang tot bespiegeling. Graham Greene is wat men, in wijdere zin, een philosoof mag noemen en hij beziet het leven en de wereld vanuit een krachtige en homogene levensbeschouwing welke laatste in haar somberheid doet denken aan de profeten van het Oude Verbond. Met andere woorden, de romantechniek van de schrijver werkt hier samen met een persoonlijke geaardheid van de auteur, een geaardheid die zich reeds verraadt in 's schrijvers eerste romans. Graham Green's eerste roman, The Man Within, suggereert zowel in de titel als in het gegeven een opvallende en ongetwijfeld bewuste associatie met het Hamlet-motief. Francis Andrews, de held van het verhaal, is een jongeman op zoek naar zichzelf, een morele lafaard op zoek naar moed, een zelf-verachter die probeert 'to win from Critic Self but one approving nod.'Ga naar voetnoot14. Ook de volgende roman van de schrijver verraadt diens obsessie met het Hamlet- | |
[pagina 154]
| |
motief reeds in de titel, ontleend aan een monoloog van Hamlet zelf, The Name of Action.Ga naar voetnoot15. In latere werken vinden wij steeds weer uitgesproken Hamlet-typen: Dr. Czinner in Stamboul Train; de commissaris van politie, Conrad Drover, Conder, Jim Surrogate in Its a Battlefield; professor Hammerstein in England Made Me, D. in The Confidential Agent, de whisky-priest in The Power and the Glory, Arthur Rowe in The Ministry of Fear. De genoemde karakters en vooral Scobie zijn echter niet stereotiep gebaseerd op het Hamlet-origineel. Scobie is een grote en intens levende karakterschepping en zijn tragedie is juist daarom zo ondragelijk omdat het karakter van het slachtoffer zo intens leeft en niet terzijde geschoven kan worden als een levenloos excuus voor het uiteenzetten van een theorie of een levenshouding, of voor het illustreren van de afschuwelijkheid van het zedelijk verval van een oorspronkelijk goed mens. In vergelijking met Scobie doen de vrouwenfiguren iets flets aan. Maar de figuur van Yusef, met zijn schizoied weifelen tussen een ziekelijke behoefte aan Scobie's vriendschap en zijn misdadig belagen van Scobie's ambtelijke trouw, is van Dostojewskiaanse diepte, en doet denken aan een andere grote creatie van Graham Greene, de verraderlijke mesties in The Power and the Glory. Ook de andere karakters, Ali, Wilson, Harris, de beide priesters, gloeien van leven. Men hoort dikwijls van Graham Greene beweren dat al zijn karakters 'minor characters' zijn. Doch het tegenovergestelde is waar. De minder belangrijke figuren in vele van Greene's romans leven zo intens dat soms de louter technische noodzaak van een duidelijke distinctie tussen hoofd- en neven-figuren verloren dreigt te gaan in de gloed van een scheppend vermogen dat zich zelfs niet verloochent in het ten leven wekken van figuren die niet van wezenlijk belang zijn voor de handeling, een trek die Graham Greene met Shakespeare gemeen heeft. Karakteristiek voor Graham Greene is de afwezigheid van 'heroïek' in de figuren van The Heart of the Matter. De schrijver is in al zijn werken zo diep doordrongen van de gevolgen van de erfzonde en van de nietigheid van de mens dat hij zich altijd onthoudt van alle heroische elementen. Zijn karakters zijn schurken, kleine ambtenaren, armen, verdrukten en verbijsterden, geestelijk hulpbehoevenden, gevallen mensen en deelgenoten aan de gevolgen van de erfzonde; allen zijn ze niets zonder de genade en allen zijn ze slachtoffer van de 'moderne' gestroomlijnde wereld waarin geen plaats is voor werkelijke rechtvaardigheid. Helen is geen Beatrice, en | |
[pagina 155]
| |
Louise geen Laura. Zo vindt men ze bij honderden in Oxford Street om elf uur in de morgen, in Woolworth's en in de 'coffee shops.' Even kenmerkend voor de schrijver als de bewuste afwezigheid van vervalsende, heroische elementen, is de nimmer falende tederheid en compassie van de auteur zelf voor al zijn karakters, ondanks hun zwakheid en verwording. Voor Greene zijn alle mensen kinderen Gods en slechts een enkele keer in vroeger werk komt men een karakter tegen dat niet deelt in dit alomvattend medelijden van de schrijver, zoals Sir Marcus en David-Cholmondeley in A Gun for Sale, de financiers en magnaten die gebrandmerkt zijn met het stempel van de kinderen van Satan, 'succes'. Maar deze karakters behoren tot de uitzonderingen. Zelfs de magnaat Kroger in England Made Me is getekend met tederheid. En als Graham Greene in Brighton Rock in Ida een levend symbool wil scheppen van de in alles te kort schietende menselijke rechtvaardigheid, kan men tussen de regels door de wrevel voelen van de schrijver, als Ida hem dwingt tot dezelfde begrijpende tederheid die hem kenmerkt in de beschrijving van zijn andere karakters. Ida wordt nooit de onsympathieke figuur die de schrijver blijkbaar had trachten te scheppen. Wat betreft de proza-stijl van The Heart of the Matter constateert de lezer een verdere versobering van materiaal, zelfs van de beeldspraak, waarin Greene een meester is, maar die in deze roman niet meer gebruikt wordt dan waar ze de schrijver bijna wordt opgedrongen. Het lancet van de chirurg heeft niet langer een paarlemoeren heft. Doch deze laatste versobering verhevigt slechts de barre poëzie van Greene's sonoor en snelademend proza. Zijn taal is stoer en pezig. En in deze laatste roman, meer nog dan in vroegere werken, blijkt Greene een verhaler te zijn die zelfs door Maugham, zijn geestelijk mindere, niet wordt overtroffen. Nergens vindt men sporen van een moedwillige literair narcissisme, het teloorgaan van de verhalende impuls in een woord gekozen om zijn verleidelijke schoonheid, een zinswending gebruikt uit pure lyrische vreugde in een tot in de grond beheerst métier. Greene speelt niet met zijn materiaal. Hij wil geen poëet zijn en geen woordkunstenaar. Hij is de prozaïst par excellence, die in de vervolmaking en versobering van zijn harde materiaal de poëzie als bij toeval ontmoet.Ga naar voetnoot16. Het is een brilliant boek; doch nergens is sprake van overdadige of niet door het verhaal gerechtvaardigde decoratieve elementen. De glans van dit proza is de glans van blauw staal. De beschrijvingen van de tropische achtergrond zijn meesterlijk en overweldigend door hun sobere onmiddellijkheid, maar het zijn alleen beschrijvingen die niet bestaan omwille van zichzelve, zoals bij Conrad en Hardy, | |
[pagina 156]
| |
doch alleen in zoverre zij onontheerlijk zijn voor het verhaal en voor de symphonische Anklang met de in de roman pulserende conflicten. Het koortsachtig element dat men dikwijls tegenkomt in vroegere werken ontbreekt geheel. De schrijver is tot volledige rijpheid gekomen en het verdient de bijzondere aandacht dat het bereiken van deze hoge graad van rijpheid samenvalt met een meer exclusief Katholieke instelling van de schrijver dan in enig vroeger werk. The Heart of the Matter is een indrukwekkend bewijs van de stelling dat het esthetisch hoogtepunt van een schrijverscarrière samenvalt met zijn meest intransigente belijdenis van zijn geloof. Tenslotte moet ik in dit eerste gedeelte van mijn artikel nog enkele woorden wijden aan de controverse over The Heart of the Matter. Evelyn Waugh meent dat vele Katholieken Graham Greene's laatste roman in ernstige mate verkeerd zullen begrijpen.Ga naar voetnoot17. Al spoedig blijkt uit Waugh's eigen artikel dat hij zelf behoort tot deze Katholieken, als hij als zijn mening geeft dat Greene Scobie als een heilige beschouwt. Indien niet Waugh zelf de oorzaak van deze schromelijke vergissing had blootgelegd,Ga naar voetnoot18. zou men zich terecht afgevraagd hebben hoe een intelligent en knap literator en goed geschoold Katholiek als Evelyn Waugh een dergelijke wilde vergissing kon maken. Scobie verzaakt zijn plichten als ambtenaar. Hij pleegt echtbreuk. Twee keer pleegt hij een heiligschennende Communie. Hij is medeplichtig aan de moord op zijn trouwe huisknecht Ali. Tenslotte pleegt hij zelfmoord en maakt zich tegelijkertijd schuldig aan diefstal door aan zijn zelfmoord het voorkomen van een natuurlijke dood te geven en aldus zijn verzekeringsmaatschappij op te lichten ten voordele van de achterblijvende weduwe. Nergens, let wel, nergens vergoelijkt Scobie in zijn eigen gedachtenprocessen de misdaden en zonden waaraan hij zich schuldig maakt. Nergens, let wel, nergens geeft de schrijver enig commentaar waaruit zou kunnen blijken dat hij Scobie's daden niet als zonden beschouwt. Greene beschrijft enkel, zij het dan ook met grote tederheid en medelijden, hoe zijn held ten gronde gaat door sentiment. De enige reserve welke Greene impliceert aan het eind van zijn roman, door de mond van andere karakters, is dat geen mens de graad van schuld van Scobie kan beoordelen, dat geen mens kan zeggen in hoeverre Scobie, toegevend aan zijn medelijden en naastenliefde en slachtoffer wellicht van een vorm van morele lafheid (evenals Hamlet), aan het eind onder de druk van zijn geestelijke verwording zijn vrijheid van handelen verloren heeft; en dat alleen God schouwt in het hart der mensen. Scobie zelf is meedogenloos in zijn oordeel over eigen zonden; de schrijver laat, als groot kunstenaar en goed Katho- | |
[pagina 157]
| |
liek, het laatste oordeel aan Wien het toekomt, scrutans corda et renes, Deus. Kortom Greene handelt en denkt zoals de Kerk handelt, die niet verbiedt dat men bidt en hoopt voor de als zondaars gestorvenen. Waar Waugh's redenering zich fundamenteel verliest in een drogrede is, als hij schrijft: 'We are told that he is actuated throughout by the love of God.' Het is een overrijp exempel van een quartus terminus dat men nauwelijks verwacht zou hebben van de literator Waugh. Waugh's 'we are told' impliceert namelijk dat de schrijver ons vertelt dat wij in Scobie iemand zien die wordt gedreven door de liefde tot God. Maar de schrijver vertelt ons niets van dien aard. Hij voert een levend karakter op en stelt ons in staat de levende gedachten van zijn held te volgen in diens overpeinzingen en twijfels. Wat wij zien is hoe Scobie zichzelf om de tuin leidt, zich plaatst in een impasse waar hij zijn natuurlijke naastenliefde plaatst tegenover de liefde tot God, als behoorden zij tot dezelfde orde. Het enige wat de schrijver ons vertelt zijn de feiten, de corruptie, de echtbreuk, de heiligschennis, de zelfmoord. Het gaat niet aan voor een criticus de schrijver te belasten met de gedachten en instellingen van zijn karakters, tenzij men te doen heeft met een pseudo-roman, zoals het merendeel van Huxley's romans, die niet meer zijn dan 'braintrusts' bestaande uit niet uit eigen kracht levende karakters wier taak het is de overtuigingen en vooroordelen van de schrijver uit te spreken ten behoeve van de lezer. Daar komt nog bij dat het oordeel, volgens hetwelk Scobie in zijn handelingen zich zou hebben laten drijven door liefde tot God, afkomstig is van pater Rank die niet eens weet dat Scobie zelfmoord heeft gepleegd. Indien Waugh Greene's karakters wenst te citeren ter veroordeling van de opzet van de schrijver, zou hij met meer recht het verwerpend oordeel van Scobie over zichzelf kunnen aanvoeren. Als Waugh eenmaal deze vergissing begaan heeft, blijkt hij reddeloos verloren te zijn en concludeert hij dat wij in The Heart of the Matter te doen hebben met een vorm van quietisme. In Scobie? Neen, in de schrijver. Waugh zegt dan ook: 'Voor mij is de gedachte dat men zijn eigen verdoemenis verlangt uit liefde tot God óf een zeer losse poëtische uitdrukking of een krankzinnige blasphemie, want de God die een dergelijk offer zou aanvaarden zou noch rechtvaardig noch beminnenswaardig zijn.' Inderdaad. En Graham Greene is het ongetwijfeld met Waugh eens. Waugh meent zich te verzetten tegen een denkwijze van Greene, terwijl hij in werkelijkheid het onkritisch slachtoffer is geworden van het meesterschap van Graham Greene die Scobie tot zulk leven wekte dat Waugh stelling neemt tegen een literaire karakterschepping, zoals voorheen eender bevangenen zich de hersens pijnigden over de jeugd van Hamlet en het verleden van Falstaff. Waugh behoort tot degenen die de strijd van het boek voort- | |
[pagina 158]
| |
zetten op de omslag. Waugh had de schrijver moeilijk een groter compliment kunnen maken. Maar het was zijn bedoeling niet. Hoe was het mogelijk dat Waugh zozeer kon dwalen? Hij geeft zelf de verklaring in zijn excuus. 'In verband met de controverse in The Tablet en elders zou ik willen zeggen dat een zorgvuldig herlezen van The Heart of the Matter mij ervan heeft overtuigd dat ik het volkomen bij het verkeerde eind had, toen ik veronderstelde dat Graham Greene ook maar ergens heiligheid toekent aan zijn held. Ik had mij laten misleiden door een citaat uit Péguy aan het begin van het boek.' Dat citaat dat Waugh op een dwaalspoor bracht luidt: 'Le pécheur est au coeur même de chrétienté... Nul n'est aussi compétent que le pécheur en matière de chrétienté. Nul, si ce n'est le saint.' Dit betekent niets anders dan een omschrijving van wat in de katechismus te lezen staat. Men zondigt slechts met volle kennis. Om waarlijk en in volle zin zondaar te zijn moet men waarlijk Christen geweest zijn. Corruptio optimi pessima. Het citaat van Péguy dat de zondigheid van Scobie boven alle twijfels plaatst, verklaart op zichzelf echter niet Waugh's vergissing. Ongetwijfeld heeft de laatste gedacht aan de vele pogingen van vrome Katholieke letterkundigen bij een beoordelen van Péguy's eigen leven om God het oordeel uit handen te nemen en Zijn barmhartigheid te anticiperen. Maar Greene heeft zelfs dit niet gedaan ten opzichte van zijn held. De slotmoraal van The Heart of the Matter, uitgesproken door pater Rank, onkundig van de zelfmoord, is: dat men slechts kan hopen en bidden voor hen die in zonde sterven en die wellicht, naar Gods oordeel en inzicht, niet geheel verantwoordelijk waren, of misschien nog tussen lip en bekerrand het ogenblik vonden voor een volmaakt berouw. Gesteund door het oordeel van bekwame theologen die, Goddank, in Engeland hun mening niet verborgen hielden, wil ik dit gedeelte van mijn artikel besluiten met de mening dat The Heart of the Matter een grote roman is zowel van louter letterkundig standpunt als van Katholiek standpunt, zeker de grootste Katholieke roman die ooit in Angel-Saksische landen is verschenen.
Londen (wordt vervolgd) |
|