en 3de deel, gelijk in de katechismus van Trente -, zijn de delen opmerkelijk anders uitgewerkt.
Het eerste deel begint onmiddellijk met de les over God, en niet meer met de apologetisch getinte les over het geloof. De erfzonde is een eigen zelfstandige les geworden, waardoor de gevallen menselijke natuur beter benadrukt wordt. Ook het Oude Verbond is als nieuwe les “de voorbereiding op de Verlosser” als geloofswaarheid opgenomen. Uitgebreider wordt het sterfelijk leven van Jesus op aarde behandeld, terwijl de Verrijzenis en de Hemelvaart een dogmatische behandeling krijgen i.p.v. een apologetische. Nieuw is de les: “Jesus onze Rechter”; zij sluit aan op het geloofsartikel: “Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden”. Het Leergezag van de H. Kerk wordt in les 19 behandeld. Geheel nieuw is de 21ste les over “de priesterlijke macht van de H. Kerk”. Door deze scherpe driedeling: bestuursmacht - leergezag - priesterlijke macht, komt de bouw van de H. Kerk als levend organisch geheel veel beter uit.
Het eerste deel eindigt met een afzonderlijke les over de hemel, de hel en het vagevuur, waardoor het eeuwig leven mooier tot zijn recht kan komen.
In het tweede deel is de plaats van het H. Misoffer wel de het meest in het oog lopende dogmatische verandering. De H. Mis wordt niet meer als aanhangsel van het H. Sacrament des Altaars behandeld - notabene na de les over de H. Communie, maar de H. Eucharistie als Offer domineert nu. De Sacramenten dragen alle het epitheton “Heilig” en de Sacramentaliën hebben hun zelfstandige plaats gekregen in les 43.
Wellicht zal U de wijziging van het derde deel het sterkst frapperen. Zonder in een overdreven afkeer van het tien-geboden schema te vervallen, is de zedenleer gebodenleer gebleven, en toch geheel en al deugdenleer geworden. Niet alleen opent de zedenleer met de les over “de christelijke deugden”, die in haar geheel een weergave is van de Bergrede, maar geloof, hoop en liefde staan als grondpeilers van een christelijk leven voorop, de deugd van liefde is werkelijk de grootste van alle deugden, ook in zijn uitwerking. De geboden volgen dan, maar staan alle positief geformuleerd, terwijl het eerste gebod en het gebed een geheel nieuwe beklemtoning krijgen. De katechismus eindigt met een les over de goede werken en de christelijke volmaaktheid, niet in kleine letter! Er wordt bovendien in gezegd, dat de christelijke volmaaktheid aan alle mensen door Christus als plicht wordt voorgehouden.
De teksten uit de H. Schrift, die door heel de katechismus heen de antwoorden verduidelijken, brengen hun eigen bovennatuurlijke sfeer, doordat zij ons voortdurend op de bovennatuurlijke oorsprong van de leer wijzen.'
Vervolgens bespreekt P. Bless de didactische verbeteringen, welke vnl. vereenvoudigingen zijn. Hoewel het systeem van vraag en antwoord is gebleven, is hun aantal sterk verminderd. De oude katechismus nummerde tot vraag 465, maar bevatte in werkelijkheid 628 vragen, daar de vragen in kleine letter niet genummerd waren. De nieuwe katechismus heeft geen kleine letters, maar telt 548 vragen. De formulering daarvan is vaak aanzienlijk verkort en vereenvoudigd.
'De grootste didactische vernieuwing van onze nieuwe katechismus