Gegeven nu deze vorm van eenheid en gemeenschap, die alle christenen in Christus verenigt, is de vraag des te klemmender, hoe het komt, dat zij, die in Christus met elkaar verbonden zijn, toch niet één zijn in geloofsleer, kerkorde, eredienst, houding tegenover de wereld en inzicht in individuele en sociale levensvragen. Deze vraag eist een antwoord. Er is een bepaald soort eenheid en verbondenheid reeds gegeven, maar juist deze eenheid en verbondenheid stempelen de verdeeldheid en gescheidenheid tot een christelijke tragiek. Het eenheidsprobleem is het voornaamste oecumenische probleem.
Het zal nog lang duren aleer dit probleem in heel zijn omvang en naar al zijn aspecten volkomen volledig en zuiver gesteld, laat staan opgelost, is. Ook het feit van het bestaan en van het antwoord van de Katholieke Kerk (in de zin van Rome) maakt een nu eenmaal niet te loochenen werkelijkheidselement uit in het complex van het eenheids-probleem.
De wijze, waarop dit probleem gesteld en de richting waarin een oplossing gezocht wordt, bepaalt de aard van de onderscheiden oecumenische denkrichtingen, die zich geleidelijk scherper beginnen af te tekenen. Ideaal zou voor allen zijn een volstrekte eenheid in die zin, dat de geloofs- en levensgemeenschap in geen enkel opzicht geschaad wordt. Is hiervoor nodig eenheid in geloofsovertuiging op elk punt, één enkele organische kerkstructuur, één zelfde leer en praktijk wat betreft het sacramentele in de Kerk, één zelfde levenshouding? In hoever laat ongeschonden eenheid toch verscheidenheid toe? Is een dergelijke eenheid in geloof, kerk, eredienst en levenshouding op aarde te verwezenlijken of behoort het tot de noodzakelijke gevolgen van de zondeval, dat ook de gelovigen op aarde altijd slechts ten dele één zullen zijn? Is bij de bestaande geloofsverdeeldheid toch in elk geval een praktische eenheid mogelijk in de zin van een praktisch overleg en praktische samenwerking van alle christenen te midden van de chaos van de wereld?
Het is duidelijk, hoe de Katholieke Kerk deze vragen beantwoordt. De Katholieke Kerk getuigt van een wijze en een graad van eenheid, zoals deze buiten haar gemeenschap nergens ook maar bij benadering te vinden is: niet een menselijk georganiseerde, maar een bovennatuurlijk gegeven, gewaarborgde en onverbrekelijke voortbestaande eenheid, die meer is dan een louter praktische, een louter mystieke of een louter eschatologische eenheid, de drie eenheidsconcepties, die zich als drie onderscheiden denkrichtingen in de oecumenische beweging aftekenen.
De praktische oecumenische denkrichting acht een grotere mate van eenheid en gemeenschap onder de christenen noodzakelijk en mogelijk waar het betreft de gemeenschappelijke houding tegenover de chaos van de wereld en de gevaren, die ons van hieruit bedreigen. Toenemend contact op praktisch terrein zal incidenteel voeren tot het stellen van geloofsvragen. Een betere verstandhouding en een beter wederzijds begrip als vrucht van langdurige samenwerking zal de psychologische voorbereiding kunnen zijn tot een latere of gelijktijdige vruchtbare discussie van dogmatische en kerkelijke vragen.
De mystieke oecumenische denkrichting acht samenwerking op het terrein van de wereldse aangelegenheden niet van zo overwegend grote betekenis. Zij acht echter anderzijds een daadwerkelijke oplossing van de dog-