Streven. Jaargang 2
(1948-1949)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Benelux
| |
De oorlogDe oorlog kwam; onze regeringen namen de wijk naar Londen en aldaar werden de eerste definitieve grondslagen voor een duurzame samenwerking gelegd, zowel van regeringszijde als van de zijde der particuliere initiatieven. Terwijl technici de eerste ontwerpen bestudeerden van de culturele akkoorden en van de tolconventie, en men reeds schuchter de kwestie van een Economische Unie aanroerde, werd door de heren Julius Hoste, gewezen minister, Jonkheer Beelaerts van Blokland, vice-president van de Nederlandse Raad van State, | |
[pagina 17]
| |
en de Luxemburgse minister, Dr. Bech, een comité voor onderlinge toenadering gesticht. Hieruit zou dan, na de bevrijding, het huidige 'Comité voor Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Samenwerking' groeien. Maar niet alleen te Londen, doch ook in de bezette gebieden nam de gedachte van een komende toenadering vastere vormen aan. De menigvuldige contacten tussen de verzetsbewegingen van Noord en Zuid, de werking van private studiekernen, en, wellicht het meest, de lotsverbondenheid in het lijden van de bezetting, brachten vele onzer landgenoten ertoe met verwachting uit te kijken naar versterking der vriendschapsbanden tussen België, Nederland en Luxemburg. Onmiddellijk na de bevrijding van België werd een vereniging voor 'Hulp aan Nederland' gesticht. Kinderen uit de reeds bevrijde delen van het Noorden werden door de zorgen van dit comité naar België gebracht om er weer op krachten te komen. Gelden werden ingezameld om aan de geteisterde Nederlandse bevolking een daadwerkelijke eerste hulp te verschaffen. H.M. Koningin Wilhelmina heeft niet nagelaten hare erkentelijkheid hiervoor te betuigen aan al degenen die tot het welslagen van deze initiatieven hadden bijgedragen. | |
Academische samenwerkingDe academische samenwerking bleef niet uit. Op 25 Februari 1945 werd op initiatief van enkele Leuvense professoren en studenten, te Leuven het 'Academisch Hulp- en Bemiddelingscomité' gesticht. Het stond onder de hoge bescherming van Rector Magnificus Mgr. H. van Waeyenbergh. Het doel dezer vereniging werd omschreven als volgt: 'het bevorderen van alle academische initiatieven in het Nederlands taalgebied en het toekennen van studieleningen, hulpgelden en toelagen aan de Nederlandse studenten, ingeschreven aan de Universiteit te Leuven'. Een der eerste zorgen van dit Comité was het sturen van voedingsmiddelen aan de gezinnen van Nederlandse professoren en docenten, wonende in de zogenaamde 'hongergebieden'. Dit geschiedde op 10 Juni 1945. Een paar maanden daarna werd een vacantieverblijf voor Nederlandse hoogleraren georganiseerd. Verder werden een zestigtal Nederlandse jongelieden, door bemiddeling van het Academisch Hulp- en Bemiddelingscomité, aan de Belgische Universiteiten als studenten ingeschreven. Terwijl de geteisterde en geplunderde Nederlandse Universiteiten nog gesloten bleven, was het hun aldus mogelijk, zonder | |
[pagina 18]
| |
tijdverlies, hun studiën voort te zetten in een atmosfeer van hartelijke verbroedering met hun zuidelijke stamgenoten. Door de zorgen van het Comité werden voor een belangrijk bedrag boeken aangekocht, die in de colleges en seminarieoefeningen der Nederlandse Universiteiten in druk gebruik zijn en die ten geschenke werden aangeboden. Tevens werd hun renteloos crediet verschaft om boeken, tijdschriften en publicaties, evenals instrumenten en apparaten voor de leeggeplunderde laboratoria aan te kopen. Op 17 September leidde Mgr van Waeyenbergh een delegatie van het Leuvense professorenkorps naar Leiden, alwaar in aanwezigheid van het Nederlandse Vorstenhuis, de Universiteit plechtig werd heropend. Enkele weken later bezocht een nieuwe afvaardiging de Universiteit van Nijmegen, ter gelegenheid van de viering van haar dies natalis. Het hele streven van het Academisch Hulp- en Bemiddelingscomité bedoelde een toenadering van de verscheidene wetenschappelijke groeperingen van Noord en Zuid. Op het programma stond nog een ruime uitwisseling van allerlei publicaties, van sprekers, voordrachtgevers, kunstenaars en andere beoefenaars der artes liberales. Het Comité heeft verder het zijne bijgedragen tot de oprichting van het Thijm-genootschap, dat de culturele samenwerking tussen de Katholieken binnen de Nederlandse taalgemeenschap zal bevorderen. Medewerking werd tevens verleend aan de inrichting van verscheidene congressen, onder meer het Nederlands Philologen-congres van Amsterdam in April 1946. Het is de bedoeling van het Academisch Hulp- en Bemiddelingscomité in de toekomst, evenals in het verleden, elk initiatief in de hand te werken dat de culturele toenadering tussen Noord en Zuid kan bevorderen. Het zal trachten de gelegenheden te scheppen waar de intellectuelen elkaar ontmoeten en het zal naar vermogen het inrichten van gemeenschappelijke congressen bevorderen en de uitwisseling mogelijk maken van hoogleraren en sprekers. Het zal ook steeds de samenstelling van gemeenschappelijke redacties van tijdschriften nastreven, daar waar zulks niet uitgesloten wordt om redenen van religieuze of politieke aard. Wij willen hier het einde citeren van het activiteitsverslag dat in 1947 door het Academisch Hulp- en Bemiddelingscomité werd gepubliceerd: 'Zodoende zullen de Vlaamse academici en intellectuelen, mede door onze werking, het opbeurende gevoel steeds meer en meer verkrijgen dat zij naast de hoogstaande Nederlandse cultuurdragers, en gelijkwaardig met hen, een voorname plaats in de wereldcultuur | |
[pagina 19]
| |
kunnen en moeten innemen. De Nederlanders zullen Vlaanderen meer en meer ontdekken met zijn jong maar krachtig universitair en intellectueel leven. Met Gods hulp zullen wij ons samen inspannen voor de uitbouw der Nederlandse cultuur, de eeuwenoude traditie en de eeuwenoude band, die de Lage Landen bij de zee, alle verdeeldheid ten spijt, steeds heeft samengebracht en steeds heeft samengehouden.'Ga naar voetnoot2. Het moet vermeld worden dat de intense werking van het Bemiddelingscomité bestuurd werd door Dr. H.L. van Breda, O.F.M., lector aan de Leuvense Universiteit, die met al zijn krachten gewerkt heeft voor het ontstaan en de verdere bloei van deze academische toenadering. | |
Het werk der regeringenVan regeringszijde werd sinds de bevrijding heel wat werk verricht en vele verwezenlijkingen werden geboekt. Daar zijn op de eerste plaats de culturele akkoorden die een intense uitwisseling van gastprofessoren tussen de universiteiten beoogt. Er is verder het verlenen van studiebeursen aan studenten. Tenslotte organiseert de regering grote tentoonstellingen, muziek- of toneelopvoeringen, die de culturele bedrijvigheid tussen Noord en Zuid ten zeerste ten goede komen. Een nieuw initiatief is thans in studie. Het betreft de equivalentie der academische titels. Hiervoor werden studiecommissies geïnstalleerd welke tot taak hebben ter zijner tijd aan de bevoegde instanties hun ontwerpen voor te leggen. Wat tot op heden op dit gebied werd bereikt is ons thans nog onbekend. Het is echter buiten twijfel dat deze werkzaamheden ruimschoots zullen bijdragen tot de interpenetratie van de intellectuele middens van Noord en Zuid. En dit is de beste waarborg voor de gelijkmatige en overeenstemmende ontwikkeling van het cultureel en intellectueel peil onzer bevolkingen. De handelsakkoorden, de tolconventie en alle andere Benelux-regelingen op economisch gebied waren zeer makkelijk te verwezenlijken zolang zij in het 'papierstadium' blevenGa naar voetnoot3.. Zodra praktische verwezenlijking werd aangesneden stuitte men op zeer grote moeilijkheden. De landbouw in België vreest de Nederlandse concurrentie; de zware industrie oppert bezwaren tegen de industrialisatie van zekere Nederlandse gebieden. Eerste Minister Spaak, in zijn openingsrede op de | |
[pagina 20]
| |
Beneluxtentoonstelling van 24 Mei 1948 te Brussel, heeft die bezwaren ten volle begrepen en het geduldig wachten als het middel bij uitnemendheid aangewezen, toen hij verklaarde: 'Mais je me suis juré de ne jamais parler des unions douanières et économiques, de l'organisation de l'Europe, sans développer une idée que je crois essentielle. Cette idée est celle-ci et devant tant d'hommes d'affaires et tant d'hommes compétents, il faut la répéter avec plus de force encore: l'idée c'est que l'union du Benelux, comme plus tard peut-être l'idée des pays de l'Europe, ne se réalisera que si on accepte de la bâtir sur certains sacrifices immédiats, momentanés, mais qui peuvent être assez lourds avec l'espoir d'établir pour plus tard un équilibre nouveau, où la collectivité toute entière trouvera un standing de vie supérieur. Ceux qui croient que l'union douanière, que l'organisation de Benelux ou que l'organisation de l'Europe est une tâche facile et une entreprise qui a pour effet de donner immédiatement à chaque pays, à l'intérieur de chaque pays à chaque individu, non seulement des avantages que nous possédions déjà dans le passé, mais en plus des avantages nouveaux, se trompent hélas singulièrement... Il s'agit d'une oeuvre de longue haleine et très difficile et l'on ne pourra la mener à bien que si chacun se rend compte de la grande importance du but poursuivi et si chacun compte de surmonter les difficultés, tous les obstacles, au prix, je le répète, de certains sacrifices personnels.' De besprekingen tussen regeringen en officiële instanties vorderen thans, traag maar zeker, en het verwezenlijken van de economische unie tussen België, Nederland en Luxemburg werd in het vooruitzicht gesteld voor 1 Januari 1950. De zienswijze der Belgische en Nederlandse technici over het bevorderen van de materiële welstand onzer gewesten door de handelsakkoorden, de tolconventie en de komende economische unie komt vrijwel volkomen overeen. Beide groepen wensen de vermindering en de afschaffing van de door de regeringen geleide economie. 'Wij ontveinzen ons niet, zegt Jacq. Fahrenfort, dat voor dit alles een zekere moed nodig is. Moed in de eerste plaats, omdat een omschakeling van schaarste-economie naar een grotere vrijheid voor productie en verbruik, sociale risico's meebrengt. Van de vakverenigingsleiding zou medewerking moeten verkregen worden en het blijft de vraag of er in die kringen voldoende begrip bestaat voor deze realiteiten. Maar ook in ander opzicht is er moed voor nodig. Want de thans overwegende socialistische regering zou met een dergelijke overgang te kennen geven, dat haar beleid werkelijk slechts schaarste-economie is geweest en | |
[pagina 21]
| |
niet een bewust principieel geleide economie. Of wel zij zou moeten erkennen dat haar theoretische geleide economie niet rijp is voor een toepassing in de praktijk. Want zoals nog dezer dagen de Geneefse professor Dr. Röpke in een voordracht die hij te Amsterdam heeft gehouden, heeft gezegd: “men kan niet definitief afstand doen van het beproefde marktmechanisme indien men niet in staat is om daartegenover een ander minstens even deugdelijk apparaat te stellen”. En wel niemand zal durven volhouden, dat dit laatste inderdaad mogelijk is gebleken.'Ga naar voetnoot4. En Professor F. Baudhuin (in een artikel getiteld: La prospérité belge est-elle réelle, verschenen in het tijdschrift Benelux, nr 1) is eveneens de mening toegedaan dat alleen de terugkeer tot een zekere vrije markt de welvaart en de economische opgang zal kunnen bevorderen. Hieruit kan dus besloten worden dat de economische unie tussen België, Nederland en Luxemburg, de terugkeer tot een zekere vrijhandel zal moeten huldigen. De Conferentie van het Kasteel der Ardennen in Juni laatstleden heeft de komende terugkeer tot het vrij verbruik in het vooruitzicht gesteld, wat reeds een aanmerkelijke vooruitgang zal betekenen naar de terugkeer van het vrij goederenverkeer. Wij kunnen niet nalaten hier even hulde te brengen aan Dr. E. Jaspar, secretaris-generaal van de tolconventie, die met ijver, toewijding en begrip al het mogelijke doet om de economische welvaart onzer landen door de uitwerking der tolovereenkomsten te stimuleren. | |
Comite voor Belgisch-Nederlands-Luxemburgse samenwerkingNaast de organisaties met officieel karakter waarover wij reeds eerder spraken, namelijk de commissie der culturele akkoorden en het secretariaat-generaal der tolconventie, bestaat er tevens in de drie landen een privé-organisme, dat de toenadering en de samenwerking tussen de drie staten van het Benelux-complex wil bevorderen. Wij spraken reeds van het 'Comité Hulp aan Nederland' dat na de bevrijding in België werd opgericht. Uit deze laatste organisatie en uit het Comité van Toenadering, dat gedurende de oorlog te Londen werd opgericht, ontstond in 1945 het 'Comité voor Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Samenwerking'. Het bestaat uit drie nationale hoofdbesturen (Brussel, den Haag, Luxemburg); elk bestuur wordt gepresideerd door een voorzitter (de heren Hoste, Brussel, Beelaerts | |
[pagina 22]
| |
van Blokland, den Haag en Frieden, Luxemburg) bijgestaan door een of meerdere vice-voorzitters, een nationale secretaris, een penningmeester en meerdere bestuursleden. Bij ieder nationaal hoofdbestuur zetelen verschillende studiecommissies, samengesteld uit technici, die ten behoeve van het bestuur onderzoeken instellen respectievelijk op sociaal, cultureel, economisch, sportief, technisch en toeristisch gebied. Deze studiecommissies houden regelmatig plenaire drielandenvergaderingen of richten congressen in om de contacten tussen de vooraanstaande personaliteiten van de Benelux te vergemakkelijken en te vermenigvuldigen. De resoluties van deze vergaderingen worden vervolgens door de zorgen van de drie nationale hoofdbesturen aan de regeringen voorgelegd en zij zorgen ervoor dat met de wensen van de particuliere personen bij het uitwerken van de Benelux-akkorden rekening wordt gehouden. 'De leidende gedachte van het Comité bestaat hierin: om tot een volledige samenwerking te komen moeten niet enkel de artistieke of universitaire elites elkaar beter leren kennen en waarderen, maar de blijvende wisselwerking en vriendschap in alle lagen der bevolking der drie landen moet aangewakkerd worden.'Ga naar voetnoot5. Om dit te kunnen verwezenlijken werden provinciale, regionale en locale afdelingen van het Comité voor Belgisch-Nederlands-Luxemburgse Samenwerking opgericht, die tot doel hebben ter plaatse de Beneluxgedachte te bevorderen, en niet het minst door het onderling adopteren van 'zustersteden' uit Nederland en Luxemburg en omgekeerd. Het Comité van Samenwerking is een uitsluitend privé-organisme; het geniet geen staatssubsidies en vindt zijn mogelijkheden van bestaan enkel en alleen in de lidmaatschapsgelden van zijn leden. Na deze enkele woorden, over de algemene organisatie van het Comité, willen we nu spreken over de werking die op het gebied der samenwerking in de Benelux door dit Comité gepresteerd werd. De werkzaamheden der studiecommissies waren veelvuldig. Belangrijk in dit opzicht waren de economische congressen van Brussel, September 1947, en Amsterdam, Juni 1948, waaraan, naast officiële personaliteiten, tal van voorname economisten, financiers en industriëlen van Noord en Zuid hebben deel genomen. Deze congressen vonden een grote weerklank in de pers der drie staten en in de ambtenaarswereld. Monetaire vraagstukken, industriële samenwerking, handelsmoeilijkheden, fiscale problemen werden er bestudeerd. | |
[pagina 23]
| |
De sociale studiecommissie hield eveneens twee congressen. Vraagstukken van grensmoraliteit en een vergelijkende studie van de maatschappelijke zekerheid in de drie landen stonden op de dagorde vermeld. Vermelden we terloops het merkwaardig verslag van de Belg, Dr. Verschueren, dat aan het Congres een klaar en bevattelijk overzicht gaf van de toestand der sociale lasten in België, zowel in het algemeen als in de meest voorname sectoren van het industrieel bedrijf. De leden van de toeristische studiecommissie vergaderden driemaal met hun Nederlandse en Luxemburgse collega's. De middelen om het toeristen verkeer tussen de drie landen te bevorderen werden grondig bestudeerd. Momentele deviezenmoeilijkheden van Nederlandse zijde laten nog niet toe aan dit aspect van de toenadering alle gewenste uitbreiding te geven. Het Nederlands Hoofdbestuur, samen met zijn toeristische studiecommissie, heeft meerdere stappen gedaan bij zijn regering om groter soepelheid van de reglementering ten overstaan van België te bevorderen. De technische studiecommissie heeft zich vooral bezig gehouden met problemen van weg- en waterverkeer. Vele onderzoeken ter plaatse hebben aan haar leden de gelegenheid gegeven een klare kijk te krijgen op de vraagstukken die thans nog hangende zijn en weldra zullen de conclusies van deze onderzoeken aan de regeringen worden overgemaakt. De studiecommissies voor sport zullen in de toekomst de manifestaties in het kader van de Benelux trachten te vermenigvuldigen. Het is zonder twijfel dat deze sportgebeurtenissen een merkwaardig toeristenverkeer met zich zullen medebrengen. De atmosfeer van loyale wedijver en sportieve fair-play zullen ten zeerste tot de onderlinge kennismaking der Beneluxbevolking het hunne bijdragen. De provinciale, regionale en locale afdelingen laten zich niet onbetuigd. Hun werking is meer discreet, doch niet minder vérstrekkend en heilzaam dan de activiteit van het centraal comité. De vriendschapsbanden welke tussen onze steden en die van het Noorden of van Luxemburg worden aangeknoopt zijn reeds menigvuldig. Ziehier enkele voorbeelden: Gent, Echternach, Haarlem; Brugge, Den Bosch; Antwerpen, Rotterdam; Doornik, Gouda; Leuven, Nijmegen; Brussel, Amsterdam, Luxemburg; Sint Niklaas, Breda, Helmond; Namen, Den Haag; Diest, Breda; Hasselt, Zwolle; Mechelen, Zaandam; Luik, Maastricht; Kortrijk, Almelo; Turnhout, Tilburg; Aalst, Dordrecht. Voordrachten, muziekuitvoeringen, jeugduitwisseling, voetbal; al | |
[pagina 24]
| |
wat de onderlinge kennis, de toenadering en de waardering kan bevorderen wordt gebruikt om de Beneluxgedachte meer en meer in het bewustzijn van de bevolkingen te doen doordringen. Groepen inwoners van die steden gaan bij elkaar op bezoek en zijn meestal bij de bevriende inwoners thuis te gast. Het mag gezegd worden dat de actie van het 'Comité van Samenwerking' de enig werkelijk vruchtbare is die dadelijke goede resultaten oplevert. Maar deze resultaten zijn wellicht ook de enige in de Benelux-activiteit, die blijvend en duurzaam zullen zijn, samen met de verwezenlijkingen welke door de culturele akkoorden worden tot stand gebracht. | |
De idee: BeneluxEn toch moeten we zeggen dat de culturele actie van regeringszijde, de economische akkoorden en zelfs de werking van het Comité voor Samenwerking dan alleen doeltreffend zullen zijn wanneer deze politiek en deze werking steunen op den grondslag van een idee en zij in dienst zullen staan van een meer omvattende politiek die verdere doeleinden nastreeft dan het enkel verwezenlijken van de welvaart of het nauwer toehalen van de vriendschapsbanden tussen de inwoners van de Beneluxstaten. 'Renan, un jour, s'est demandé ce que c'est qu'une nation. Sa réponse est restée vraie jusqu'à nos jours et pour bien des domaines: “Une nation, disait-il, est une âme, un principe spirituel”. Nous en dirons autant de Benelux, si toutefois cette belle et grande idée veut vivre et durer. Nous devons lui trouver un principe directeur, un principe de vie.'Ga naar voetnoot6. In zich zelf keren is voor de mens van onze tijd zeer moeilijk; het materiële heeft het overwicht. Er is geen rust meer in onze samenleving; het wordt een jacht naar het bevredigen van de meest stoffelijke behoeften. Gelegenheid tot bezinning, tot het beschouwen van een geestelijk ideaal, tot het denken over geestelijke princiepen en menselijke waarden is helaas bijna onmogelijk geworden. En nog moeilijker is het dan een geestelijke gedachte, een leidend beginsel, 'un principe de vie' ingang te doen vinden. Benelux staat ook voor dit zware probleem, en de staatslieden die onze landen besturen hebben de zware opdracht Benelux niet alleen tot grotere welvaart te voeren maar tevens aan ons Westers statencomplex en aan iedere inwoner der Lage Landen een spirituele-gedachte mee te geven en de | |
[pagina 25]
| |
nodige voorwaarden te scheppen om volgens deze gedachte alle leven tot ontplooiing te brengen. 'Tout problème économique et politique, dit André Siegfried, est un problème moral. De là, la volonté, l'urgence et l'importance de l'effort culturel...'.Ga naar voetnoot7. Maar deze culturele krachtsinspanning mag niet enkel bestaan in het bewonderen van ons historisch verleden, het uitstallen van onze kunstschatten, of de ontwikkeling, door onderlinge samenwerking, van onze artistieke en wetenschappelijke wereld. De hele Beneluxpolitiek dient gedragen te worden door één bepaalde gedachte, klaar en duidelijk omlijnd, en tevens bewust beleefd. En dat is: dat wij, Beneluxstaten, één cultureel geheel vormen; dat wij, als het ware een opdracht te vervullen hebben, een zending, die heel wat grootser is dan het herstel van de economische welvaart of in zekere mate het gewicht te zijn dat de weegschaal der internationale politiek van Europa in evenwicht houdt. Benelux en ieder van zijn inwoners moeten getuigenis afleggen van een waar en levend christelijk humanisme. Uit onze Lage Landen moet weerom de glans van het 'menselijk evenwicht' stralen. Dit laatste postuleert onvermijdelijk een bewustzijn van culturele eenheid, een beleven van de christelijke wereldbeschouwing, een voorbereiding tot het scheppen van de nieuwe vormen van een christelijke beschaving van het Westen. Al deze beschouwingen zetten er ons toe aan een nog meer vooruitstrevende Beneluxpolitiek te wensen. De huidige economische politiek kan dan alleen de werkelijk goede zijn indien zij er niet enkel naar streeft de economische welvaart te herstellen en op te voeren, maar tevens tot doel heeft deze economische welvaart te doen dienen als de noodzakelijke voorwaarde om de Lage Landen cultureel nog nauwer bij elkaar te brengen en aldus de cultuur in haar geheel omhoog te stuwen en tot een nieuwe opbloei te brengen. De huidige culturele politiek kan dan alleen de werkelijk goede zijn indien zij niet alleen beoogt het beschavingspeil van het verleden en de tegenwoordige cultuurtoestand van onze landen kenbaar te maken, maar er tevens, en vooral, naar streeft, door deze uitwisseling van waarden en verworvenheden, de basis te leggen voor een meer intense culturele werking die de 'persoon' moet opvoeren tot zijn hoogste ontplooiing: de mens bewust gericht op en strevend naar zijn einddoel: God. De cultuurpolitiek van de Beneluxstaten zal er dan ook een zijn van volle beleving van alle menselijke waarden in dienst van christelijke vervolmaking. | |
[pagina 26]
| |
De werking van de organisaties die de Beneluxtoenadering bevorderen moet geheel gericht worden op de bewuste voorbereiding van een culturele politiek, zoals deze hierboven werd beschreven. Zij zal ernaar streven de thans nog bestaande psychologische kloven weg te ruimen, de mensen van de Lage Landen te verenigen in een band van hechte vriendschap en onderling vertrouwen; zo zal deze actie het hare bijdragen tot het scheppen van de atmosfeer die de culturele wederopbloei van onze landen zal bevorderen. Het is de taak van deze organisaties op de eerste plaats het bewustzijn van de culturele gebondenheid onzer gewesten in het leven te roepen.
* * *
Deze conclusies zullen door velen beschouwd worden als vermetel, inopportuun, ongepast, en wellicht utopistisch. Zij zijn echter de logische gevolgtrekking van een redenering die tot het einde toe werd doorgezet. Het moet echter gezegd worden dat het hier om princiep-stellingen gaat, waarvan de verwezenlijking al naar de omstandigheden, de toestanden en de voorwaarden wel met omzichtigheid moet worden doorgedreven, doch alleszins met vastberadenheid moet worden beoogd. Zo wordt de Beneluxgedachte van het materiële plan naar het spirituele opgevoerd; zo krijgt de Benelux een inhoud waaruit zijn komende samenleving vorm en gestalte zal moeten aannemen. Zo wordt de hele Benelux geleid door een levensprinciep, en zal hij blijvende ingang vinden in de geschiedenis. Zoals P. Frieden het, in het reeds hierboven geciteerde artikel, schreef: 'Benelux aussi doit découvrir son âme'. En wat hij heeft gezegd over de comités van samenwerking, is niet alleen waar voor diegenen die een leidende rol te vervullen hebben in het huidige publieke leven, maar tevens ook voor ieder van ons en in het bijzonder voor allen die behoren tot de élites van onze gewesten: 'Aider à découvrir, à formuler et à réaliser cette unité spirituelle de Benelux est une des tâches que se proposent nos comités de rapprochement. Certes, il y en a d'autres plus immédiates, plus faciles, mais non plus importantes. Elle ne nuira en rien aux autres; au contraire, elle vise à créer les conditions morales sur lesquelles reposent les activités humaines, d'un groupement humain quel qu'il soit. En effet, tout dépend, en dernière analyse, de l'homme.' |
|