Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1207]
| |
Tweeërlei RichtingHet is een veel geconstateerd feit, dat zich in geloofsvertolking en geloofsbeleving een verandering aan het voltrekken is van diepgaande invloed. Een groter aandacht dan vroeger voor de oerbronnen van het christelijk leven: H. Schrift, Kerkvaders en Liturgie, een teruggaan naar de centrale waarheden der Paulinische brieven (denk b.v. aan de grote belangstelling voor de Kerk als Christus' Lichaam) een verlangen naar geloofsinzicht meer dan naar louter moraliseren zijn enkele karakteristieken van deze opleving die zich voordoet in de theologie en vandaar uitstraalt naar catechese, prediking, ascetisch-onderricht en andere gebieden die met haar verbonden zijn. Interessant is het te zien, hoe deze verandering zich in concreto voltrekt. Twee recente uitgavenGa naar voetnoot(1) stellen ons in de gelegenheid dit te doen voor de belangrijke factor van het geestelijk leven, die de meditatie is. Prof. Dr W. GROSSOUW deed dit jaar bij het Spectrum een meditatie-boek verschijnen, dat hij 'Innerlijk Leven' titelde. Zijn korte maar mooie werkjes over Sint Jan en Sint Paulus deden het beste voor dit boek vermoeden, en inderdaad, wanneer men het als dagelijks handboek voor de overweging neemt, blijkt de rustige meditatie nog heerlijker schatten te ontdekken dan een eerste inzicht veronderstelde. De alpenlucht van het Evangelie speelt door deze bladzijden, de Kerkvaders keren er geregeld terug, de stof is aangepast aan de liturgie van de dag, Paulus' leer doortrekt iedere meditatie, die meestal aandringt op een practisch besluit, dat vanzelf uit de overweging oprijst. Een tweede meditatieboek: Nic. AVANCINUS S.J.: Het leven en de leer van Onze Heer Jezus Christus, door W. van Bommel vertaald, verscheen onlangs bij Malmberg, Den Bosch. Een klassiek werkje, dat zijn degelijkheid reeds bewezen heeft door de talrijke vertalingen in bijna alle Europese talen, tot op de dag van heden toe. Ook hier vinden we een nauw contact met de H. Schrift. Het boek volgt de Evangeliën grotendeels. Het geeft, zoals de inleider terecht zegt: 'de gezonde mannelijke ascese, die zich richt naar de H. Schrift en de leer der Kerk, voortdurend aandringt op zelfverloochening, onthechting en nederigheid als practische uiting der liefde jegens God en de evenmens. Deze degelijkheid en onverstoorbare werkelijkheidszin zijn oorzaak, dat zovelen, juist onder theologische en ascetisch geschoolden, telkens weer met voldoening tot hun Avancinus terugkeren (pag. VIII). Het was dan ook zeker de moeite waard dit boek opnieuw te vertalen. Of deze vertaling echter evenveel succes zal hebben als de andere (H.J. de Newport 1694, en Gevaert 1848) valt moeilijk te beoordelen. Want hoe talrijk de Evangelieteksten ook zijn, in de uitwerking missen we iets wat het boek van Prof. Grossouw zo aantrekkelijk maakt: het dogmatisch inzicht in deze teksten. Iedere zin bij Avancinus schijnt neergezet om er een practische conclusie uit te trekken. De meeste meditaties sturen op minstens drie van die voornemens aan, | |
[pagina 1208]
| |
die door de te korte uitwerking vaak in de lucht hangen en soms nogal “gewild” zijn. Sluit bij Grossouw de meditatie zoveel mogelijk aan bij de liturgie van de dag, bij Avancinus is die binding - althans na de Pinksteren - losgelaten. Het Evangelie van de Goede Herder b.v. dat de Kerk op de tweede Zondag na Pasen-geeft, vinden wij bij Avancinus op Maandag en Dinsdag van de 21e Zondag na Pasen. En nu we het toch over dit Evangelie heben, kan het goed zijn om bij wijze van specimen de uitwerking van beide meditatieboeken naast elkaar te zetten. Zij illustreren goed beider karakter: Avancinus: Jezus is de goede herder. I. Ik ben de goede herder (Jo. 10. 11). Wie tot de kudde van Christus behoort, heeft drie vijanden: de wolf, de roofzuchtige duivel; de huurling, de bedriegelijke wereld en de dief, de verborgen eigenliefde. Wat een strijd voeren zij tegen u. Maar ge hebt een goede Herder, die u beschermt: Jezus. Hij verjaagt uw vijanden niet, om u gelegenheid te geven ze te overwinnen, zodat Hij u de zegekroon kan reiken. Hij strijdt vóór u en met u. Als ge de nederlaag lijdt, is dit niet te wijten aan de kracht van de overwinnaar, maar aan de zwakheid van uw deugd. Maar de goede Herder wil ook dat Zijn schapen goed zijn. Zijt gij zachtmoedig, geduldig en rustig? II. Ik ken de mijnen... En Ik geef Mijn leven voor de schapen (Jo, 10. 14-15). Dit zijn twee kenmerken van de goede Herder: vooreerst, hij kent Zijn schaapjes. Welk een troost voor mij, ook in de grootste moeilijkheden, als ik maar waarachtig geloof: Mijn herder kent mij! Hij, die alles kent, kent mij; Hij doet met mij, zoals Hij weet dat gebeuren moet, met alle wijsheid en voorzichtigheid die nodig is. Daarom vertrouw ik mij ook toe aan Zijn voorzienigheid. Vervolgens de goede Herder geeft Zijn leven voor Zijn schapen: overweeg, wie Zijn leven voor u heeft gegeven en begrijp de innigheid van Zijn liefde; en als ge geen steen zijt, zult ge Hem wederliefde schenken. III. En ze zullen luisteren naar Mijn stem en volgen (Jo. 10,16) (pag. 606-7) enz. Grossouw: De goede Herder. 'Ik ben de goede Herder; Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben de goede Herder en Ik ken mijn schapen en de mijnen kennen Mij, alleluja' (antifoon van benedictus en iste vespers, vgl. het evangelie). Men kan in het wederom zeer schone en klassieke misformulier drie beheersende gedachten onderscheiden. 1. De goede Herder is de Heiland: Hij is degene die leven en heil schenkt aan zijn schapen, in overvloed. Dit is ook de hoofdidee van het evangelie op zich genomen, van datgene wat wij de gelijkenis van den goeden Herder plegen te noemen. Christendom betekent allereerst: heil in Christus, redding van de dood en volheid van leven; en de Kerk bevat en schenkt dit Christus-heil in haar mysterieviering. Dat dit de eerste en voornaamste zin is van het geliefde Goede-Herder-beeld, blijkt onder andere zeer duidelijk uit de boven aangehaalde antifoon waar immers op de uitspraak: 'Ik ben de goede Herder', de in de Mis en de rest van het Officie niet voorkomende woorden volgen: 'Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven' (Joh. 13,6) als daarmee op één lijn staande, als uitdrukking van dezelfde waar heid: in Christus is het heil. Dit | |
[pagina 1209]
| |
heil is goddelijk heil en dit leven 'eeuwig leven' uit zijn aard onvergankelijk en uit de aard van ons bestaan in deze wereld nog in Christus verborgen leven. Het uit zich in vele daden, maar de kern is onzichtbaar, ook voor ons die geloven. Het geloof immers staat tegenover het zien en wij kennen slechts in beelden en afschaduwingen, in sacramentele zinnebeelden, werkdadige symbolen van ons heil aan de Kerk toevertrouwd. 2. Jezus is de Heiland door zijn dood en verheerlijking. Beide horen tezamen als het grote mysterie dat ons heil bewerkte. 'De goede Herder geeft zijn leven voor zijn schapen' - en dààrom bezitten zij het leven in overvloed. Want de Gestorvene is verrezen en deelt ons zijn Geest mede. Daarom ook blijft de Kerk midden in de paastijd de dood des Heren gedenken (zoals elke Mis daarvan herdenking en tegenwoordigstelling is): 'Christus heeft in zijn lichaam onze zonden op het kruishout gedragen opdat wij aan de zonde gestorven voor de gerechtigheid zouden leven; door zijn striemen zijn wij genezen' (epistel), enz. 3. Hoe worden de christenen dit heil deelachtig? Door het geloof in Jezus. (pag. 334-335) enz. Dit zijn slechts voorbeelden, willekeurig genomen. Ze geven weer, waarom voor onze tijd 'Innerlijk Leven' van Prof. Grossouw zo aantrekkelijk is, maar ook laten ze enigszins zien wat Avancinus vóór heeft: de meer systematische vorm van mediteren, waardoor het beginnenden gemakkelijker leert overwegen. Eigenlijk is dit ook het enige bezwaar, dat we tegen 'Innerlijk Leven' kunnen hebben: dat het n.l. als meditatieboek zeer veel veronderstelt en in de 'kunst' van mediteren de leken op dit gebied niet voldoende wegwijs maakt. Want waar blijft, dat mediteren ook een 'oefening' is, die geleerd dient te worden en menselijke inspanning vraagt, zij het ook dat die inspanning door genade wordt geïnspireerd en als voornaamste Leermeester de H. Geest heeft. Jac. de Rooy S.J. |
|