eigendom bezien en het niet veeleer behandelen als een vorm van aards messianisme, als een 'valse verlossingsleer', gelijk Paus Pius XI het noemde in zijn encycliek Divini Redemptoris?
Wij denken hierbij tegelijk aan de visies van Iwan von Kologriwof S.J. op het communisme, alsook aan een boek van Prof. Miskotte over Henriette Roland Holst. Trouwens ook het nationaal-socialisme zou op een dergelijke wijze te ontleden zijn, en juist zijn verwantschap met het nieuwheidendom komt voort uit zijn protest tegen de christelijke opvatting van zonde en verlossing. Tegen de katholieke of tegen de protestantse, of tegen beide in een andere dosering? - ziehier een vraag die het door ons bedoelde vak heeft te beantwoorden. Zo zou bijv. ook in het niet-christelijk existentialisme van heden de belevenis van het onverloste in deze kosmos te vinden zijn, waarvoor het christendom den mens een nieuw orgaan heeft gegeven, dat door het protestantisme in een zekere eenzelvigheid is ontwikkeld, zodat een continuïteit tussen verschillende protestantse en existentialistische visie's is aan te wijzen.
Zijn dit theologische schattingen van philosophieën die ontsproten zijn aan 'de christenheid', het vak dat wij hier aanduiden kan zich ook met stelsels en strevingen daarbuiten bezig houden. Het zou dan waarschijnlijk nog scherper de christelijke survivals en de beïnvloeding door het christendom als anthithese binnen de Europese wijsbegeerte kunnen aantonen. Ook zou dan echter een spoor van impliciete en voorbereidende genade op het christendom in de heidense denkwereld zijn aan te tonen. Is bijv. de liefde voor de ouders bij de Chinezen en de verering der voorzaten bij de Japanners niet verwant met de eerbied voor het geestelijk erfdeel der vaderen, dat ten grondslag ligt aan Israël en de Katholieke Kerk als gemeenschappen waarin Gods openbaring wordt overgeleverd, - en vormt van den anderen kant dat eenzijdige terugzien naar de gulden tijd dezer voorzaten niet een tegenstelling met het messiaanse toekomstperspectief van jood en christen? Heeft de ascese van het Oosten misschien iets vermoed van Christus in de woestijn, terwijl Westerse pseudomessianismen, bij groter en grover materialisme vaak, toch meer blijk geven den Verlosser aan het Kruis gekend te hebben door hun beroep op het offer voor de gemeenschap? Zo zouden we kunnen doorgaan, waarbij we dan de stof van het door ons bedoelde vak kunnen uitbreiden door het te beschrijven als: een theologische beoordeling van wijsbegeerten en godsdiensten. De verhouding tot de missiologische faculteit, waarover wij zo-even spraken, springt dan vanzelf in het oog.
Wij spraken tot nog toe over de mogelijkheid van een dergelijk vak, maar daarmee is zijn nut gegeven. Waarschijnlijk laat wat wij zo-even zeiden tegelijk de mogelijkheid zien van veel dilettantisme in deze materie. Des te groter is de behoefte aan een rijp oordeel erover. Wijzelf voelen ons daartoe helemaal niet in staat, en wij schreven dit artikel dan ook allerminst om naar een leerstoel te ambiëren!
P. Sch.