commissie, belast met deze taak. Zij beschouwden dit onderwerp van zoveel belang, dat zij er niet voor voelden de oprichting van een commissie ter bevordering van de rechten van de mens over te laten aan het oordeel van een na hen komend lichaam. Zij vonden het een specifieke taak der Conferentie, dat deze met eigen gezag het bestaan van een speciale commissie voor de rechten van de mens zou bezegelen. Tenslotte hadden zij succes, ondanks belangrijke opwerpingen - op technische gronden - tegen de uitverkiezing van één bepaalde commissie boven mogelijk andere.
Op een persconferentie, die op dit besluit volgde, zei de voorzitter van de groep, die voor deze beslissing verantwoordelijk was, Sir Ramaswami Mudaliar, afgevaardigde van India, dat een commissie voor de rechten van de mens speciaal opgenomen moest worden in het Charter en de oprichting ervan verplichtend gesteld, omdat de gedelegeerden van mening waren, dat terwijl het over het algemeen niet verstandig was al te specifiek te zijn bij het uitstippelen van de plannen van enig orgaan in de Organisatie, het bevorderen van de rechten van de mens een probleem op zichzelf was. Feitelijk was het de grondslag voor alle overige commissies van de Economische en Sociale Raad.
Op deze wijze kwam het bewustzijn van het heilig karakter der menselijke persoonlijkheid, dat in de hoofden en harten der mensen gegroeid was in de dagen van beproeving vóór en gedurende de oorlog, tenslotte op constitutionele wijze tot uitdrukking in de na-oorlogse organisatie voor vrede en veiligheid. De Verenigde Naties hebben volgens de woorden van de Inleiding besloten 'opnieuw het geloof te vestigen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon, in de gelijke rechten van man en vrouw...'. De opstellers van het San Francisco Charter verkondigden hun geloof in de rechten van de mens niet alleen met woorden, maar gingen zo ver als ze maar enigszins konden om hun waarlijke bezorgdheid te laten zien om deze overtuiging in de daad om te zetten.
Hoewel het Verdrag melding maakte van het benoemen van een Commissie voor de Rechten van de Mens, werd geen enkele nadere bepaling gemaakt. Er werd niet gezegd, hoe de Commissie de eerbied voor en de inachtneming van deze rechten moest bevorderen. Ongetwijfeld leverde de ondervinding, opgedaan door de Minderheden Comité's van de Volkenbond zowel het precedent als de waarschuwing voor de Verenigde Naties. Enerzijds was het ten zeerste te wensen dat er een internationaal agentschap voor het beschermen der rechten van individu en groep zou bestaan; van de andere kant had de ondervinding, opgedaan door de Volkenbond, duidelijk aangetoond, hoe moeilijk het was in interne aangelegenheid der volken tussenbeide te komen, zelfs wanneer, zoals in het geval der Minderheden Comité's, dit recht van tussenkomst gebaseerd was op een officiële overeenkomst. Daarom was het geen fout van de opstellers van het San Francisco Charter, dat zij de Commissie voor de Rechten van de Mens niet begiftigde met de ruime macht toegekend in de na-oorlogse verdragen en overeenkomsten. Wat de Mogendheden te Versailles de Successie Staten in een verdrag konden opleggen, kon niet de gehele wereld worden opgelegd in een constitutionele overeenkomst.
Als resultaat van deze beschouwingen heeft de Commissie enige bepalin-