Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1073]
| |
I. - De psychologische schokAndermaal is gebleken dat concrete uitingen van machtspolitiek en vooral sensationele gebeurtenissen die tot de verbeelding spreken, meer dan waarschuwingen van staatslieden of publicisten, de openbare mening beïnvloeden. De staatsgreep van Praag in Februari j.l. kwam niet onverwacht. Hij veroorzaakte zeker geen grondige wijziging in de reeds bestaande verhoudingen. Immers werd het land van Massaryk te Yalta voor de tweede maal op minder dan tien jaar tijds door de Westerse mogendheden 'om wille van de vrede' hulpeloos aan de willekeur van een almachtige nabuur overgelaten. Het intrekken van de officiële aanvaarding van Marshall's aanbod door Tsjechoslowakije, blijkbaar onder buitenlandse druk, had overigens voldoende de werkelijke toestand gereveleerd. Toch verwekte de 'coup' van Praag, de hevige psychologische schok, die het Westen zou doen ontwaken, of althans een reeds aan gang zijnde proces van bewustwording zou bespoedigen. De zelfmoord van Jan Massaryk was het tragische symbool van het drama dat zich in het land zelf afspeelde. Op 17 Maart 1948 kwam, te Brussel, de kern der Westelijke Unie, het Vijflandenpact tot stand. Op 3 April 1948 ondertekende President Truman de 'Foreign Assistance Act of 1948', het grootste waagstuk in constructieve staatsmanschap ooit door een natie ondernomen en nu, zonder de minste aarzeling, door het Amerikaans Congres aanvaard. Staatssecretaris Marshall moest het gewicht van zijn prestige in de weegschaal werpen om te beletten, dat de Sovjet-Unie uit de schoot der Verenigde Volken zou worden gesloten, wat het einde der bestaande wereldorganisatie zou betekend hebben. De ware ketting-reactie kan slechts hierdoor worden verklaard, dat voor eenieder plots duidelijk is geworden wat de Aartsbisschop van Canterbury als volgt uitdrukt: 'Creeping across Europe is a political power that denies all the things that in the English family we value above life itself'. Het algemeen verzet van het Westen ten overstaan van de bedreiging der waarden die het hoger schat dan het leven zelf, is een schitterende getuigenis van zijn morele eenheid. De zelfde morele eenheid vond acht eeuwen geleden voor het eerst haar uitdrukking in de kruistochten. Vóórdien waren de volkeren van Europa nooit door één zelfde gevoel bewogen | |
[pagina 1074]
| |
geweest en nooit hadden ze voor één zelfde zaak gestreden. De kruistochten hebben het bestaan zelf van Europa en zijn Christelijk solidariteitsgevoel geopenbaard. Terwijl echter deze daad ontsproot uit het edelmoedig dynamisme van krachtige, jonge volkeren, zo is de huidige reactie van het oude Europa, integendeel, ingegeven door een defensief reflex, een uiterste poging tot zelfverdediging t.o.v. de bedreiging van de cultuur die zijn wezen zelf bepaalt. Het collectief gevaar is nochtans niet de enige kracht, die de volkeren van Europa verbindt. Jaren lang reeds wordt de noodzakelijkheid ener economische integratie van dit werelddeel verkondigd en ingezien. Indien de pogingen in die zin ondernomen, tot nog toe schipbreuk hebben geleden dan is dit vooral te wijten aan het heersende wantrouwen onder de betrokken natiën en aan de aard van de aangewende middelen, waaraan geweld niet altijd vreemd was. Na de tweede wereldoorlog nu is economische samenwerking onder de Europese Staten een 'conditio sine qua non' geworden van hun materieel herstel. Indien daarover in 1944 nog enige twijfel mocht bestaan, dan is die in 1948 ongetwijfeld verzwonden. Daarom in het wellicht een 'felix culpa', dat er geen definitieve vredesverdragen onmiddellijk na het staken der vijandelijkheden tot stand kwamen. De uitputting van Europa is thans zo ver gevorderd dat het, op eigen middelen aangewezen, zelfs met verenigde krachten, zijn herstel niet meer kan bewerken. Daarom hebben de U.S.A. de reddende hand uitgestoken. Overtuigd dat hun hulp haar doel zou missen, indien ze niet met een constructieve Europese cooperatie samenvalt, hebben zij deze als voorwaarde vooropgesteld. Zó convergeren dan drie factoren naar hetzelfde doel: de bedreiging van de Europese gemeenschap in haar kostbaarste erfgoed; de materiële levensnoodwendigheden zelf; de onontbeerlijke, doch conditionele hulp van de U.S.A. Zij worden overkoepeld door de internationale noodzakelijkheid van een sterk en gestabiliseerd Europa, dat op dit ogenblik de belangrijkste bijdrage tot het zo moeilijk te bereiken wereldpolitiek evenwicht kan leveren. Indien de psychologische ommekeer, door de gebeurtenissen in Tsjechoslowakije teweeggebracht, werkelijk de aanleiding wordt tot het realiseren van dit doel, dan zal het offer van Massaryk niet tevergeefs geweest zijn. | |
II. - Raderwerken voor Europese samenwerkingEr wordt op dit ogenblik in verscheidene werkhuizen tegelijk aan het optrekken van het Europees gebouw gewerkt. Daar is vooreerst de blijvende organisatie, die door de zestien Marshall-landen te Parijs werd opgericht, met name de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking waarvan het arbeidsveld zich tot de westelijke bezettings-zones van Duitsland uitstrekt. Ze werkt te Parijs. Haar voornaamste orgaan is de Raad waarin al de deelnemende landen vertegenwoordigd zijn. Zij omvat tevens een uitvoerend comité van zeven leden, jaarlijks door de Raad aangesteld, alsook een bestendig secretariaat en een aantal technische comités waaronder de Studiegroep voor een Europese Tolunie speciaal dient te worden vermeld. Vervolgens zijn er de lichamen, in het leven geroepen door de vijf landen | |
[pagina 1075]
| |
- Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, België, Luxemburg - die het Pact van Brussel hebben ondertekend. Zij zetelen te Londen. Het hoof d-orgaan is hier de Bestendige Adviserende Raad der vijf Ministers van Buitenlandse Zaken, die ten minste ééns per trimester vergaderen. Daarnaast fungeren het permanent orgaan van de adviserende raad en het permanent militair comité. Ten slotte is er de economische commissie voor Europa. Zij is gevestigd te Genève en groepeert achttien staten waarvan sommige tot West-Europa en andere tot Oost-Europa behoren. Deze instelling werkt in de schoot van de Organisatie der Verenigde Volken. Tot nu toe werd evenwel de beslissende stap niet gedaan, in casu, het overdragen op één van die lichamen van het nodige gezag om over bepaalde aangelegenheden zelfstandig te beslissen. Voor de instelling van Genève is zulks begrijpelijk: zij is uiteraard consultatief. Doch ook te Parijs heette het, dat door de speciale lichamen, die in het leven zouden worden geroepen, niets zou worden ondernomen dat als een inbreuk op de souvereiniteit der deelnemende naties kon worden beschouwd. Zelfs in het Pact van Brussel werd op dit punt geen concessie gedaan. Symptomatisch in dit opzicht is wel, dat de militaire overeenkomst, onlangs tussen zo nauw verbonden landen als België en Nederland gesloten, de onaantastbaarheid van de souvereiniteit van de betrokken naties opnieuw onderstreept. Nu heeft het weinig nut te praten over een Westerse Unie, en ingewikkelde raderwerken met dit doel in beweging te zetten, indien deze, als het op beslissingen en actie aankomt, voor hun taak niet opgewassen blijken omdat ze de nodige bevoegdheid niet bezitten. Zolang alle landen hun eigen weg gaan, zolang ze aan hun ongerepte souvereiniteit vasthouden en zolang ze uitsluitend in functie van onmiddellijk-nationale belangen reageren, blijven alle pogingen tot organisatie van het vasteland vruchteloos. Er is slechts één criterium waaraan de wil en de mogelijkheid tot coöperatie onder de West-Europese volkeren kan worden gemeten, en dat is de mate waarin de betrokken natiën bereid gevonden worden om zich inspanning en offers te getroosten ten bate van de Europese gemeenschap. Hier moet worden vastgesteld dat de kleinere natiën het voorbeeld geven. Terwijl de grote mogendheden vooral om het voeren van de leidersrol bekommerd zijn - wat noch hun weifelende houding, noch de resultaten van hun economische politiek wettigen - aarzelt het kleinste land van Europa niet, zonder de Amerikaanse hulp af te wachten, o.m. aan zijn machtige buurtstaten kredieten te verlenen die thans in totaal twaalf milliard frank overschrijden. | |
III. - Eerste stappen naar economische integratieSinds lang is iedereen het er over eens, dat economische samenwerking de allereerste voorwaarde is van Europa's herstel. De bereidheid daartoe werd reeds officieel in het eerste verslag der Zestien, als antwoord op het aanbod van Marshall, uitgedrukt. Op 16 April 1948 werd te Parijs een Conventie voor Europese Economische Samenwerking ondertekend. waardoor diezelfde landen de verbintenis aangaan de productie op te voeren, | |
[pagina 1076]
| |
het onderling handelsverkeer te ontwikkelen en de inflatie te bestrijden. Bidault noemde haar terecht de eerste stap in de vorming van Europa. Ze draagt een blijvend karakter. Het ligt in de bedoeling haar werking tot geheel Europa uit te breiden. In het raam van het Vijf-landen Pact hebben de Ministers van Financiën, begin Mei 1948, de grondslagen gelegd van een gecoördineerde productie. Volgende doeleinden zullen worden nagestreefd: 1. Geleidelijke afschaffing van tolrechten op essentiële producten; 2. Toenemende onderlinge economische verbondenheid door specialisatie van de voortbrenging; 3. Stil leggen van bedrijven in bepaalde landen, wanneer die elders in betere voorwaarden kunnen werken; 4. Gezamelijke aankoop en vorming van 'pools' voor de meest noodzakelijke producten die Europa moet importeren. Dit alles getuigt van de beste inzichten. Tot dusver werden echter nog geen tastbare resultaten bereikt, tenzij op het gebied van het inter- Europees betalingsverkeer. Daar ligt inderdaad de oorsprong van de bestaande wanverhouding tussen de reële verbetering, die in de economische bedrijvigheid van Europa is ingetreden, en de volstrekt ontoereikende bevrediging van de essentiële behoeften van de bevolking van dit werelddeel. De ontwikkeling van de Europese handel wordt momenteel voornamelijk belemmerd door de bilaterale regeling van het betalingsverkeer welke, op een kleine kredietmarge na, gebalanseerde goederenruil van elk land met alle landen afzonderlijk veronderstelt. Reeds werden te Londen in September besprekingen gevoerd. Frankrijk, Italië, Nederland en België-Luxemburg bereikten een akkoord, dat aanstuurde op compensatie van uitstaande tegoeden op triangulaire basis. Toen tastte men echter nog in het duister omtrent de toepassingsmodaliteiten van het Marshallplan. Ondertussen werd de mogelijkheid ingezien van het vormen van een fonds of 'pool' dat, gespijsd door Marshall-dollars, de debiteurlanden in de gelegenheid zou stellen, na uitputting der bedongen kredietmarges, verder aankopen in Europa te verrichten zonder hun meestal zeer beperkte voorraad aan goud of deviezen te moeten aanspreken. De inrichting van dergelijk multilateraal betalingsverkeer zou praktisch de onderlinge transferabiliteit der Europese munten tot gevolg hebben. Daardoor zou meteen vermeden worden, dat Europese landen de Amerikaanse hulp zouden aanwenden om in de Verenigde Staten waren aan te kopen, die in Europa verkrijgbaar zijn. Het is duidelijk, dat hier een machtig middel voor de hand ligt om de Europese economische integratie te bevorderen en om de Marshall-hulp met maximale doelmatigheid aan te wenden. De dollars zouden namelijk in Europa binnenvloeien langs de debiteurstaten, door verscheidene landen transiteren met het oog op het regelen van bestaande debet-saldi (immers zijn vele landen tegelijk debiteur tegenover bepaalde staten en crediteur tegenover andere) en tenslotte de weg naar Amerika terugvinden langs de crediteurlanden, waarvan de betalingsbalans met de Verenigde Staten een debet-saldo vertoont. Dit idee lag aan de basis van het zogenaamde plan Ansiaux. Het werd door de Benelux-landen voorgesteld en door de ondertekenaars van het Pact van Brussel in zover aangenomen, dat 20% van de Marshall-hulp aan de betrokken landen verstrekt, met het hoger beschreven doel voor het vormen van een 'pool' zou worden bestemd. | |
[pagina 1077]
| |
In hetzelfde gedachtenverband moeten de 'off-shore purchases' worden gezien, m.a.w. de aankopen, met Amerikaanse dollars, doch in Europa zelf, van producten die de Verenigde Staten niet in voldoende mate zou kunnen leveren. Het Amerikaanse Staatsdepartement is geneigd om de uitvoering van het Marshallplan te oriënteren in die richting, welke overigens volkomen met het beoogde doel - Europa's organisch herstel - overeenstemt. Het stuit daarbij op de weerstand van Amerikaanse zakenmilieu's, die alleen oog hebben voor onmiddellijk renderende handelstransacties. In dit opzicht is het aanstellen van Paul Hof fmann als administrateur van het Marshall-plan in Europa evenwel geruststellend. De ruime visie van deze man wettigt een sterk vertrouwen in de wijze waarop de Amerikaanse hulp zal worden verleend. Hij schrikt er niet voor terug handelstransacties niet alleen onder de Marshall-landen onderling maar ook met Oost-Europa te bevorderen, wel bewust van het feit dat Europa's heropbouw zonder goederenverkeer tussen Oost en West ondenkbaar is. Zo stond hij aan Oostenrijk toe voor 20.000 ton kolen ter waarde van 400.000 dollars aan te kopen in Polen. Dezelfde man aarzelt niet te verklaren, dat de Verenigde Staten, indien zij Europa welvarend wensen te zien, hun grenzen voor de Europese producten moeten open stellen. 'De tolrechten en handelsbeperkingen', aldus Hoffman, 'zijn voor ons (Amerikanen) even schadelijk als voor de rest van de wereld. Het economisch imperialisme van de 19e eeuw heeft uitgediend; we hebben eindelijk begrepen, dat goede producenten ook goede kliënten zijn; we weten dat een land niet kan kopen indien het niet produceert; we weten ook dat tenslotte eenieder de noodlottige gevolgen ondergaat van een depressie in gelijk welk deel van de wereld.' Deze woorden in de mond van een lucied zakenman, waaraan de leiding werd toevertrouwd van de grootste economische en politieke reddingsoperatie ooit op touw gezet, zouden voor al de Europese gezagdragers een aansporing moeten zijn om de oplossing van het probleem der Europese integratie met dezelfde ruimte van geest en met dezelfde verlichte edelmoedigheid na te streven. | |
IV. - De militaire beveiliging van het westenHet economisch herstel van West-Europa moet zijn logische aanvulling vinden in het organiseren van de verdediging. Op dit gebied reikt het Pact van Brussel veel verder dan de tot nu toe gesloten allianties en bepaaldelijk het Anglo-Frans verdrag van Duinkerken, waarin alleen de mogelijkheid van een Duitse agressie in overweging werd genomen. Krachtens bewust Pact gaan de contracterende partijen de verbintenis aan met alle ter beschikking staande middelen, militaire inbegrepen, hulp en bijstand te verstrekken, indien tegen één van hen een gewapende aanval in Europa zou worden ondernomen. Deze militaire overeenkomst werd gesloten in overeenstemming met artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Volken, dat de mogelijkheid van individuele en collectieve zelfverdediging tegen een gewapende aanval voorziet. Wat het aanbod van Marshall niet vermocht, werd aldus onrechtstreeks door de gebeurtenissen van Praag teweeggebracht. In die zin is het waar, dat de Westerse Unie door de houding der Sovjet-Unie gesmeed is. | |
[pagina 1078]
| |
Het spreekt vanzelf en Bevin o.m. legde er de nadruk op, dat het Pact tegen niemand gericht is, maar integendeel aanstuurt op veiligheid en op samenwerking met alle landen die aan de vrede gehecht zijn. In uitvoering van het Pact vergaderden de vijf Ministers van Defensie te Londen op 30 Maart 1948 ten einde de mogelijkheid tot efficiënte militaire samenwerking te onderzoeken en gemeenschappelijke verdedigingsplannen te bespreken. Daarmee werd de werkzaamheid van het permanent militair comité ingeluid. Bij die gelegenheid werd eveneens van gedachten gewisseld over een eventuele Amerikaanse hulpverlening. Evenzeer als voor het economisch herstel, is Amerikaanse hulp immers voor de militaire beveiliging van het Westen onontbeerlijk. Het parallel is volledig: ook inzake militaire aangelegenheden verlangden de Verenigde Staten, dat Europa de eerste stap zou doen in de richting van constructieve samenwerking. De dag zelf waarop het Vijf-landen Pact werd ondertekend, beloofde President Truman aan de vrije natiën passende militaire steun om hen te beschermen, indien de omstandigheden zulks mochten eisen. Daarbij vertolkte hij ongetwijfeld het standpunt van het Staatsdepartement voor Buitenlandse Zaken. Doch hiermede is niet alles gezegd. De verdediging van West-Europa doet in Amerika ernstige militaire en politieke problemen oprijzen. De beveiliging van bepaalde Europese natiën tegen de invasie vanuit het Oosten is inderdaad onverenigbaar met de thans heersende Amerikaanse strategische denkbeelden. Praktisch komen deze hierop neer, dat in geval van agressie de aanvallende staat tot machteloosheid zou worden gebracht door de vernietiging van zijn vitale centra met behulp van een machtige luchtvloot. Deze repressaille-strategie veronderstelt echter invasie. Het doel van het Pact van Brussel is nu juist deze te voorkomen of tenminste er aan te weerstaan. Een derde bevrijding na een derde bezetting zoals men zich die kan indenken, zou inderdaad voor Europa noodlottig zijn. Het is mogelijk, dat de operatie zou slagen, maar de zieke zou ze niet overleven. Bij zijn bezoek aan Amerika heeft Spaak er de nadruk op gelegd, dat, om doelmatig te zijn, de militaire hulp van de Verenigde Staten zou moeten bestaan in het onmiddellijk inzetten van materieel en manschappen in geval van agressie. In dit verband had de Amerikaanse Staatssecretaris voor Defensie, Forrestal, een verhoging van het militair budget voorgesteld ten belope van 3 milliard dollar, aan te wenden voor een evenredige versterking van de land-, lucht- en zeemacht. Het Congres gaf er echter de voorkeur aan de kredieten voornamelijk te besteden aan de uitbreiding en modernisering van de Amerikaanse luchtvloot, die van 55 tot 70 gevechtsgroepen zou worden uitgebreid. Het perspectief van een 'isolationistische oorlogvoering' die alleen het vernietigen van de vijand zou beogen, nadat hij heel Europa onder de voet zou hebben gelopen, is voor de Europeanen niet bepaald aanmoedigend. De Amerikaanse pers toont te dier zake even veel begrip als de President en zijn ministers. Het gevaar bestaat echter, dat binnenlandse electorale overwegingen een terugslag hebben op de beslissingen van het Congres inzake buitenlandse politiek. Conscriptie en dienstplicht zijn nu eenmaal nergens populair. | |
[pagina 1079]
| |
Na de staatsgreep van Praag heeft het Amerikaans Congres de E.R.P.- wet, zonder aarzelen, aangenomen. Zal er dan een nieuwe staatsgreep nodig zijn, opdat de Marshall-lijn tot in zijn militaire consekwenties wordt doorgetrokken? | |
V. - De westelijke Unie in wereldverbandWanneer men bedenkt ten koste van welke inspanning en onder welke druk de eerste, vrij geringe, resultaten inzake Europese coiiperatie werden bereikt, dan is men geneigd te twijfelen aan de verwezenlijking van een homogene Westelijke Unie in de naaste toekomst. Reeds in de zeer beperkte Benelux-ruimte schijnt de volledige integratie op ernstige moeilijkheden te stuiten. Over het essentieel Duitse probleem werd eerst einde Mei 1948 na zeer moeizame besprekingen een betrekkelijke overeenstemming onder de Westerse landen bereikt. De positie van Groot-Brittannië, dat nog niet tussen zijn Commonwealth-belangen en zijn reële inschakeling in Europa gekozen heeft, noch blijkbaar wil kiezen, blijft een onrustwekkend vraagteken. Indien het Federalistische Kongres van Den Haag iets bewezen heeft, dan is het wel, naast de veelvuldigheid en de complexiteit der op te lossen problemen, het ontbreken van overeenstemming, niet zozeer over het uiteindelijk te bereiken doel, als over de concrete middelen die daartoe moeten worden aangewend. Dit geldt voornamelijk voor de toekomstige economische en sociale structuur van Europa. Toch groeit, ondanks alles, het klare bewustzijn, dat, willen de Europese natiën hun eigen lotsbestemming en hun eigen levensstijl bepalen, zij hun krachten moeten verenigen. Hoe zou Europa, verdeeld als het is, zich onafhankelijk kunnen handhaven in een wereld samengesteld uit gecentraliseerde en sterk georganiseerde ruimten en in de dreigende nabijheid van het geweldig monolithisch Russisch blok? De zwakheid van de Europese mozaïek is als het ware een uitdaging voor het Kremlin-imperialisme. Het antwoord van Molotov op de nota van de Amerikaanse gezant te Moskou, Bedell Smith, in verband met een mogelijke toenadering tussen de Verenigde Staten en de U.S.S.R. is op dit gebied veelbetekenend. 'Zoals de Verenigde Staten een politiek voeren van goede verstandhouding met nabuurstaten en met andere Amerikaanse staten, wat zeer begrijpelijk is, aldus Molotov, zo wenst ook de Sovjet-Unie haar betrekkingen met nabuurstaten en met andere staten in Europa te consolideren. Deze politiek zal door de Sovjet-Unie in de toekomst worden voortgezet.' Zulke taal is duidelijk: waarom verder twisten? Ik laat U het Westerse halfrond en wellicht de eilanden van de Stille Oceaan, laat U mij het Euraziatisch continent en zijn Afrikaanse bezittingen. Het verlangen van de U.S.S.R. om bilaterale besprekingen te voeren met de U.S.A. kan slechts worden verklaard door de wens het bestaande status quo, dat potentieel in het voordeel is van de niet-communistische wereld (al de randgebieden van het Euraziatisch vasteland behoren tot die wereld), in haar voordeel te wijzigen, m.a.w. het ijzeren gordijn verder te schuiven, zo mogelijk tot aan de kusten van de Oceaan. Tegenover die bedreiging is er slechts één verweer. Alleen een sterk en georganiseerd Europa is bij machte om Rusland de huidige toestand te | |
[pagina 1080]
| |
doen aanvaarden, zoals weleer de Islam gedwongen werd de macht van het Westen te eerbiedigen. Doch de idee van de Westelijke Unie steunt niet alleen op defensieve motieven. Europa, vooral West-Europa, vormt met Amerika en met het Brits Imperium het driespan waaraan het lot van de Christelijke beschaving is verbonden. Samen maken zij deel uit van een Atlantische gemeenschap die de XX-eeuwse herschepping is van de Romeinse verbondenheid der Middellandse zeestaten. De organisatie van twee dezer machten is reeds ver gevorderd. Het Brits Commonwealth is een bewonderenswaardig model van constructieve en soepele samenwerking. De Inter-Amerikaanse Unie groeit geleidelijk uit tot een machtige en vrij aanvaarde gemeenschap. Het mag niet gebeuren dat Europa door kortzichtigheid en kleinmoedigheid de historische zending van de Atlantische wereld, met name de rijke en hernieuwde uitstraling van de Christelijke levensbeschouwing, zou doen falen. Door zich te verenigen moet Europa integendeel als een gelijkwaardig partner daartoe het zijne bijdragen. Het fundamenteel onderscheid tussen de Atlantische gemeenschap en de communistische wereld ligt hierin, dat de eerste niet steunt op een strak systeem in binnen- en buitenland door geweld opgedrongen, maar wel op vrije samenwerking onder de natiën en op broederschap onder de mensen, die broederschap zelf, die de specifieke superioriteit uitmaakt van de beschaving op het barbarendom en die steunt op de onschendbaarheid van de menselijke persoon. De opbouw van deze internationale gemeenschap, waarvan de macht de zekere waarborg is van wereldvrede, is waard dat alle krachten ervoor worden ingezet. Daarom mag geen offer te zwaar zijn. |
|