Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1059]
| |
Romantische Figuren
| |
[pagina 1060]
| |
gemaakt werd. De figuurtjes van W.J. van Troostwijk zijn bezield met hartelijk warm-kloppend leven. In zijn schilderijen, b.v. het 'Raampoortje bij winter', bespeuren wij de zakelijke helderheid, die later het werk van den Amsterdammer Witsen zou kenmerken. De schetsen van J.E. Marcus verraden de tijd, waarin de 'Camera Obscura' ontstond. Hij zou voor dit werk van Beets een ideale illustrator geweest zijn, zoals Jo Spier het werd voor de jubileum-uitgave van dit bekende 19e eeuwse boek. Eerlijk gezegd verdenk ik, in mijn hart, Jo Spier er een weinig van, dat hij deze tekeningen gekend heeft, en ze met genoegen heeft beschouwd. 't Zou te begrijpen zijn, want het werk van Marcus verrast vaak door de geestige observatie en de puntige, accurate uitbeelding. Humbert de Superville is een volbloed romanticus. Hij toont verwantschap met de Duitse Nazareners, van wien hij een tijdgenoot was, en hij kondigt aldus ook de Engelse praeraffaëlieten aan. Het treft ons, hoe hij in zijn natuurstudies den modernen mens het sterkste aanspreekt. Men bemerkt hier de ongedwongen, spontane observatie, die niet gepraeoccupeerd wordt door enige richting of tendenz. J.A. Knip is een boeienner en mannelijker 'Richter figuur', maar hij blijft, evenals deze Duitser, een romanticus. Trouwens, ook zijn voorliefde voor de Italiaanse motieven oewijst, dat het 'Barbarenhart' steeds weer verlangt naar het zonnige zuiden, vooral voor den romanticus het land der 'Sehnsucht'. Gerrit Lamberts toont zich een sympathiek, genoeglijke amateur, met verrassende eigenschappen soms, zoals b.v. in zijn zacht-bekoorlijk kerkinterieur te Rhenen, dat teruggrijpt op onze 17e eeuwse kerkschilders, en Bosboom reeds doet voorvoelen. Opvallend is bij al deze kunstenaars, hoe weinig resonantie er is in hun werk, van de bewogen tijden waarin zij leefden, het epoque der Franse revolutie en het Napoleontische drama. Hun werk geeft de indruk, alsof de 18e en de 19e eeuw een zonnige idylle was. Geen schaduw of weerslag valt er van een volkerenslag bij Leipzig, van een slag van Waterloo, van de revoluties van 1830 en 1848. Zij praten in hun kunst letterlijk over koetjes en kalfjes, over boompjes en bosjes, en het kleine genoeglijke leven van den burger der 19e eeuw. Wel komt er zo nu en dan in het schilderwerk van deze kunstenaars, een thema voor als de slag bij Waterloo, maar dan is 't het onderwerp voor een opgemaakte, pathetische redevoering, waarin tenslotte toch weer in die mate de zin voor het reële ontbreekt, dat men met een zeker genoegen de schoon opgekamde paarden en fraaie costumes beschouwt, vers uit de stallen en kasten gehaald, voor de pralende parade ter ere van het nieuwsgierig toegelopen publiek, en zijn officiële schilder Pieneman. Wat is Pieneman toch een dorre, saaie schilder. Zelfs in het milieu van zijn tijdgenoten valt hij als zodanig op. Zijn historie-stukken overdrijven nog smakelozer in hun barre pathetiek dan die van Piloty, en waar hij allegoriën uitbeeldt, doet hij onweerstaanbaar denken aan de kleurig-opgemaakte meesterproducten van banketbakkers, bekroond op de grote internationale tentoonstelling. Was hij maar landschapschilder gebleven, gelijk hij bescheiden begonnen is. Ook hierin was hij niet buitengewoon, maar in ieder geval deed hij zijn best, om niet opgewonden te zijn, en dat is verdienstelijk. | |
[pagina 1061]
| |
Het boek over de jonge Gerard BildersGa naar voetnoot1. is een sympathieke daad van eerherstel. Met dezelfde zorg en liefde, waarmede Mr. H.F.W. Jeltes het schreef, zorgde A.A.M. Stols voor de uitgave van dit werk. Inderdaad een smaakvol uitgegeven boek. Bilders is romanticus door zijn opvatting van de natuur; romanticus zou ik hem ook willen noemen door zijn vroege dood, waarmede hij aantreedt in de rij van andere jong-gestorven romantici. Voor den romanticus was immers hun eigen leven het belangrijkste romantische kunststuk dat zij uitvoerden, en het ligt in de geest van het romantisch kunstwerk, dat het onvoltooid, fragmentarisch blijft. Jeltes zelf noemt als vroeg-gestorven romantici J. Graan, den veelbelovenden violist, en Jac. Perk. Men zou er o.a. nog bij kunnen voegen: Runge, den Duitsen romantischen schilder, Schubert, Mendelsohn en Wackenroder, en nog vele anderen. De romantiek van Bilders streeft niet naar de geheimzinnigheid van natuurverschijnselen, in verre landen, maar zijn romantisch gevoel is sterk gericht op het vaderlandse schoon. Dit laatste is typerend van onze Nederlandse romantiek, ofschoon het ook niet ontbreekt in de buitenlandse romantische beweging. Zo wordt van Moritz von Schwindt verhaald, hoe hij in Rome verblijvend, na een bezoek aan de Sixtijnse kapel, thuis gekomen zich onmiddellijk weer bezig hield met de illustraties van Duitse sprookjes en legenden. Von Schwindt schrijft in een van zijn brieven: ''s Morgens Buonarotti's frescos in de Sixtijnse kapel beschouwd, in de namiddag getekend aan 'Ridder Kurt.' Ook Bilders bekent, midden in de romantische schoonheid van Oost-Frankrijk en Zwitserland, heimwee te hebben naar zijn dierbaar Gelderland. Deze ervaring is overigens niet zeldzaam; temidden van de schoonheid van het idyllische Italië kan men op eens verlangen naar een stuk Brabantse hei met een eenzame berk en een gebroken Hollandse lucht, die de Westerwind in flarden heeft gescheurd. Jeltes schrijft met veel bewondering over zijn onderwerp, maar Bilders is tenslotte toch geen genie. Hij beloofde veel en had reeds veel bereikt, toen hij op jeugdige leeftijd stierf, maar zijn vroege dood is ook een beletsel geweest voor zijn volle ontplooing. Toen Schubert op 31 jarige leeftijd stierf, kon men zich terecht afvragen, wat hij nog meer had kunnen geven. Zijn oeuvre leek voltooid. Zo was 't niet met Gerard Bilders. Zijn werk liet nog vele mogelijkheden open, die, wanneer de tijd hem gegund zou zijn, ongetwijfeld grotendeels waren verwezenlijkt. Maar die de Goden liefhebben, roepen zij jong tot zich. En een beminnelijk persoon was Gerard Bilders, iemand die volledig recht heeft op onze sympathie. Maurice Gilliams verstaat niet alleen de kunst het mysterie van het lied der nachtegalen te benaderen, maar hij weet ook door te dringen in het schone geheim van de kunstenaarsziel. Het lied der nachtegalen klinkt het verlokkelijkst in de stilte van de prille morgen, en het maakt dan de stilte tot een vurig begeerde vreugde. Deze stilte adelt ook het werk van Henri de Braekeleer.Ga naar voetnoot2. Hij is de schilder van de ouderdom, en het oude | |
[pagina 1062]
| |
maakt ons stil, omdat het eerbied afdwingt. Waar de eerbied leeft, vallen alle geluiden weg. Van deze zijde tracht Gilliams zijn object te benaderen. Hij schetst de Braekeleer tegen de achtergrond van het 19e eeuwse Antwerpen, niet de rumoerige, roemzuchtige, schepenrijke havenstad, maar de stad met de oude vervallen huisjes en smalle donkere steegjes, waar de poëzie leeft der pittoreske namen, en de armoede van vergane glorie. Zo groeit zijn bewondering uit tot een pleidooi voor de zorgvolle gemoedelijkheid van de 19e eeuw. Dit is de wereld, waarin de romantiek van Henri de Braekeleer leeft. De romantiek in de Nederlanden heeft andere attributen dan b.v. de Duitse of Engelse romantiek. Hier leven geen feeën of nimfen in sombere, ondoordringbare wouden. Mijmerende dromen over voorbije tijden worden niet poëtisch weerspiegeld in ruïnen, met rozen en klimop begroeid, maar de knagende, wroetende, slopende tijd toont zijn kracht in de pretentieloze voorwerpen, die de sporen dragen van een wreed-verworven ouderdom. Het zijn ook deze objecten, die de Braekeleer schildert. Hij verwerft aldus een visie op Antwerpen, die ons de stad en den schilder dieper, hartelijker doet begrijpen. Wij leren Antwerpen zien door de ogen van de Braekeleer, zoals Rembrandt een beeld van Amsterdam en Vermeer een visioen van Delft gaven, die niet meer uit onze verbeelding wijken. Steeds zal er in onze geest iets blijven leven van de glans, waarin deze kunstenaars de stad van hun hart aan de wereld toonden. Hun verbeelding moge voor velen een ijdele droom schijnen, tenslotte zal hij meer realiteit blijken te bezitten, dan zij wellicht vermoeden. Want op hun schoonheidsvolle dromen past het woord van Gilliams over de Braekeleer: 'Zijn droom is het helder beleven van de onzichtbare realiteit der objecten'. Gilliams onderscheidt in het werk van de Braekeleer twee perioden: het tijdperk van de beïnvloeding door Leys, en vervolgens zijn sprong in het impressionisme. Deze onderscheiding lijkt mij juist. Hij heeft ten-volle meegedaan met de stromingen van zijn tijd, al beleefde hij deze toch ook weer als romanticus. Dit trof mij, toen ik bladerend in het fraai geillustreerde boek, de afbeeldingen zag van de Braekeleer's schilderijen, waarop hij figuren aan het venster afbeeldt. Dit is ook voor Duitse romantici een geliefkoosd thema, o.a. voor Von Schwindt. De muzikale ziel van dezen romanticus schiep hier als 't ware een stuk muziek, een lied zonder woorden. De muzikale argeloosheid en kinderlijke onbevangenheid van von Schwindt missen ongetwijfeld de werken van de Braekeleer, wanneer hij ditzelfde thema behandelt. Zijn ziel is te veel vervuld van de zware melancolie der mistige landen aan de zee, niet van de lichte, zangerige weemoed der Duitse wouden. Daarom ook is zijn werk veel ernstiger, zelfs tragischer dan dat van Duitse voorgangers en tijdgenoten. Dit boek van Gilliams is geschreven met een grote eerbied, tedere bewondering en diep indringingsvermogen, in een schone welverzorgde stijl. Minder gelukkig vind ik Gilliams' opmerking over de Braekeleer's godsdienstige gevoelens. De schrijver doet hier heel gewichtig, maar dit thema heeft hij niet begrepen. Het is alleen jammer, dat hij er dan toch over wil schrijven. Dit schaadt bij ernstige lezers ongetwijfeld zijn reputatie. Het is een | |
[pagina 1063]
| |
droevige realiteit, dat de Braekeleer een zieke geest was. De eenzaamheid heeft hem tenslotte verteerd, zijn geest omvangen en tot waanzin gedreven. Dit heeft natuurlijk ook zijn religieuze opvattingen sterk beïnvloed. De Franse romantiek is bewogener, hartstochtelijker, romantischer, dan de Nederlandse. Zij gaat gemakkelijk over in het pathetische. Voor Daumier is de pathetiek aanleiding tot een caricatuur. Zijn tekeningen zijn fel, maar niet bitter. Zelfs zijn politieke tekeningen blijven vrij van bitterheid, ofschoon niets zozeer bitter en hard, ja zelfs ongevoelig maakt, als juist politieke tegenstellingen. Natuurlijk moeten wij ook rekening houden met het feit, dat deze tekeningen al honderd jaren oud zijn, waardoor de eerste felheid van de politieke opwinding al lang geluwd is. De tijdgenoten van Daumier beschouwden zijn werk minder irenisch, zodat hij voor enkelen van zijn prenten zelfs gevangen heeft gezeten. Zijn tekeningen zijn doorgaans buitengewoon knap, en zeer geroutineerd opgezet. Talrijke schetsen gaven hem een grote ervaring, die hem voerde tot steeds helderder eenvoud en boeiender expressie mogelijkheden. Met enkele lijnen suggereert hij de achtergrond, die de simpele grootheid van zijn caricaturen onvergetelijk maakt. En tegen dit sprekend decor, plaatst hij dan de bonte, groteske wereld van de Franse bourgeoisie, vanaf den burger-koning, tot den kleinen burger van Parijs, doctoren en advocaten, vrijgezellen en pantoffelhelden, de dame van de wereld en de tragische figuurtjes van de achterbuurten. Het procédé, dat hij bij voorkeur gebruikt, is de lithographie. Dit materiaal is soepel en zacht, het bezit een grote kracht van expressie, door de tedere en force nuanceringen, die het weet op te roepen. Rijk gevariëerd zijn daarom de mogelijkheden, die met de lithographische steen kunnen bereikt worden. Daumier is fors in zijn litho's, dit is wel de indruk die men krijgt, als men de 240 stuks beschouwt, die in dit boek zijn bijeengebracht. Ofschoon het een ruime keuze is, blijft het toch altijd nog een kleine greep uit zijn uitgebreid oeuvre. De tekenaar en schilder ontlopen elkaar niet ver in Daumier. Beiden zijn stoer en sterk, zelfs soms stug in hun uitdrukking. Zijn tekenwerk is wel het meest bekend, maar toch verdient ook zijn schilderwerk onze bewondering. Ik herinner mij een klein schilderstukje van Daumier, dat ik eenmaal zag in het Stedelijk Museum te Amsterdam, en dat een onvergetelijke indruk op mij gemaakt heeft. Het stelde Christus voor temidden van zijn leerlingen. In zware, donkere bruine tonen gehouden, riep dit werk een sfeer op van weemoed en innige hartelijkheid, die men als een kostbare herinnering meedraagt door het leven. Het edele, diepmenselijke medevoelen van Daumier, dat zo sterk tot ons spreekt uit de wereld van de kleine lui die hij tekent, heeft in de nobele figuur van Christus, temidden van zijn hulpeloze leerlingen een hogere wijding gekregen. Het lithographische werk is dus niet de volledige Daumier. Het boek, dat Elsevier over zijn werk uitgaf, draagt niet de sporen van papiernood. 't Maakt een smaakvolle en voorname indruk. De platen zijn goed gedrukt, op gelijke kleur van papier, waarop eertijds de originelen zijn verschenen. Slechts de kwaliteit van het papier is natuurlijk veel beter, want de originelen werden beschouwd als pamfletten. De duurGa naar voetnoot1.- | |
[pagina 1064]
| |
zaamheid werd aldus verzekerd, terwijl de oorspronkelijke indruk van de litho behouden bleef. Het boek over Professor J.H. JurresGa naar voetnoot1. dat aanvankelijk bedoeld was als een hulde bij de 70e verjaardag van den kunstenaar, werd tot een 'in memoriam'. De kunstenaar is gestorven, voor hij dit huldeblijk heeft mogen ontvangen. Zo heeft dit boekje nu nog een heel bijzondere betekenis. Uit het werk, dat in dit boek is gereproduceerd, verschijnt Jurres voor ons allereerst als illustrator, een kunstenaar die leeft en werkt met de gegevens van de wereldliteratuur. Zijn fantasie verbeeldt op geestrijke wijze de drama's, die eeuwenlang de mensen hebben geboeid: de H. Schrift, Don Quijote, Uilenspiegel, Shakespeare's drama's, Flaubert. Uit de keus der onderwerpen blijkt reeds, dat Jurres de romantiek bemint, maar dan toch ook met een sterke voorliefde voor de barok. Dit verwondert niet, want barok en romantiek zijn nauw aan elkaar verwant. Ontving b.v. de Duitse romantiek geen bezieling in het barokke Zuid-Duitsland, waar de twee romantische zwervers Tieck en Wackenroder in Bamberg ontdekten, dat daar nog een levende cultuur was, waar men in het harde, koele Pruisen geen notie van had? Men ontmoet in het werk van Jurres vele reminiscenties aan de kunst van de grote barokkunstenaars en romantici zonder evenwel te kunnen spreken van navolging, want Jurres blijft een zeer persoonlijk talent. Caravaggio, Rubens en Doré hebben hem ongetwijfeld geboeid, en niet alleen hadden zij hem veel te zeggen, maar ook veel te leren. Ook de naam van Delacroix spreekt men uit, als men zijn werk beschouwt. Dit is des te merkwaardiger, omdat hij dezen kunstenaar nauwelijks kende, toen hij al verschillende werken gemaakt had, die ons doen denken aan het oeuvre van den groten Fransen romanticus. Dit bewijst, dat de belangrijke geestelijke stromingen haar uitzendtorens hebben, zonder dat de torens elkaar bewust zijn. De stroom kan onder de grond doorlopen en hier en daar te voorschijn breken. De bronnen, die dan opwellen delen van hetzelfde water, al heeft wellicht ook de vorm, waarin het verschijnt, zijn eigen typische karaktertrekken. Jurres is in onze Nederlandse kunst een geheel eigen persoonlijkheid, waarop wij trots mogen zijn, een figuur als Marius Bauer. Hij heeft de sfeer van onze grote, maar toch ook kleine intimiteit doorbroken, en een wereld geschapen, die niet besloten leeft in de begrensde ruimte van het mistige Nederlandse landschap, en in de kleine wereld, hoe fraai ook, van het sobere, pure stilleven. Zijn kunst leeft van een bruisende, overdadige fantasie, die soms in verwarring brengt, vaak ons aangrijpt, en altijd de bewondering opwekt, ook vooral door het grote technische meesterschap. Hij heeft met zijn zeer persoonlijk talent de facetten van de Nederlandse kunst verrijkt, al blijft hij ook met zijn vitaal, kleurrijk werk vrijwel een eenling in dit land, waar de zon met zoveel moeite vaak door dichte nevelen moet boren, en haar gouden gloed ons zelden lange tijd verheugt. Dergelijke figuren zijn van onze Nederlandse kunst een bezit, dat men behoort te kennen, om het des te hoger te kunnen waarderen. | |
[pagina *42]
| |
G. Lamberts - Interieur kerk te Rhenen
(aquarel) 1823 (Rijksprentenkabinet, Amsterdam) uit: J. Knoef: 'Tusschen rococo en romantiek' | |
[pagina *43]
| |
D.P.G. Humbert De Superville - Studiebeeld
(lithografie) (Rijksprentenkabinet, Leiden) uit: J. Knoef: 'Tusschen rococo en romantiek' | |
[pagina *44]
| |
Gerard Bilders - Avondstemming
Rijksmuseum, Amsterdam Uit: Mr. H.F.W. Jeltes: 'Gerard Bilders' | |
[pagina *45]
| |
J.E. Marcus - Kindergroep, 1811
uit: J. Knoef: 'Tusschen rococo en romantiek' |
|