Bij een opvoering van Hoofts Warenar
Voor het eerst werd op Zondag 4 April in het paleis voor schone kunsten te Brussel een Nederlands stuk opgevoerd, nl. de Warenar van P.C. Hooft, bij gelegenheid van de 300e verjaardag van Pieter Cornelis' afsterven.
De alleszins geslaagde opvoering van dit stuk is er nogmaals een bewijs van, welk belang het heeft een toneelstuk niet enkel te lezen of gelezen te hebben, maar het levend te hebben aanschouwd en gehoord, zij het ook in de steeds onvermijdelijke interpretatie van een bepaalde toneelgroep, zelfs van een uitstekende toneelgroep als deze. Wat zelfs bij een aandachtige lectuur verloren gaat, krijgt zijn volle waarde - of onwaarde - vóór het voetlicht.
Er is over te twisten of de afwisseling van het gesproken woord met de gemimeerde scènes, zoals de regisseur Ben Royaards dit heeft verwezenlijkt, geen afbreuk doet aan de geest, waarin de auteur zijn Amsterdamse imitatie van Plautus' Aulularia componeerde. Royaards heeft gemeend het goed recht te hebben zijn inspiratie omtrent de regie te zoeken bij het Romeinse toneel, zoals Hooft zelf zijn gegevens had gevonden bij een Latijns toneelschrijver. Op het Romeins toneel waren clowns belast met die kluchtige pantomimes; aan weerszijden van het toneel hadden ze hun clownshuisje. Op behendige wijze heeft de moderne regisseur deze antieke gegevens vervlochten in en tussen de bedrijven van de Warenar door. Indien werkelijk het hele Warenar-geval niets anders bedoelt dan een kleurige burleske, gaan we volledig akkoord met de interpretatie die ons aangeboden werd. O.i. echter beantwoordt deze opvatting niet zo zuiver aan Hoofts bedoeling en lijkt het hele geval niet zó uitsluitend grappig bedoeld, dat de clowns, steeds in de buurt, onze ernstige stemming maar weer gauw moeten verdrijven. Voor een modern publiek was Ben Royaards' uitwerking een uitstekend middel - een uniek middel - om een stuk als dit nog iets meer dan aanvaardbaar te maken in de gegeven omstandigheden.
Het moet helaas erkend worden, dat de gehele opvoering ons zoveel duidelijker maakte hoe zwak Hoofts Warenar ten slotte uitvalt; P.C. Hooft heeft het trouwens op enkele dagen tijd in elkaar gezet, en het stuk moest een kleine halve eeuw wachten voor men het opnam in de uitgave van de werken van den Drost. In het gehele verband zou men liefst Molière maar ongenoemd laten al komt die enkele tientallen jaren later, omdat onze Hollandse burgervader het bezwaarlijk kan uithouden in de schaduw van die Fransman. De psychologische uitbeelding van een Avare en van een Warenar verschilt té zeer! Hebben we niet moeten constateren, dat het publiek zich pas verkneukelde, wanneer de clowns aan het woord waren, of bij de nogal grove scène waar de knechten zich in plat Amsterdams vrolijk maakten over de vrekkigheid van hun meester? Dit toont wel aan hoe de eigenlijke creatie van den Drost maar weinig indruk maakte.
Neen, het stuk zelf is niet meegevallen, maar de knappe regie, die de zin van het stuk o.i. te sterk omboog naar het boertige, samen met de illustratieve muziek van Pierre Verdonck en de costumering van Mevr. Westerman hebben de situatie volledig gered.
J. Noë S.J.