Bij de dood van Nicolas Berdiaeff
In de Goede Week overleed in Clamart, een voorstad van Parijs, de 74-jarige Russische wijsgeer Nicolas Berdiaeff. Uit zijn vaderland vluchtend voor het onmenselijk marxisme emigreerde hij naar Frankrijk en publiceerde in 1922 te Parijs zijn vreemd, opzienbarend, en profetisch werk, 'Un nouveau Moyen-Age' waarmee hij de strijd tegen de slavernij van de moderne mens inzette en de grondslagen legde voor die personnalistische philosophie die, gevulgariseerd door de revue 'Esprit', voor vele Fransen het begin werd van een nieuwe gedachte. Vele tijdgenoten zullen zich nog lang de oude wijsgeer herinneren zoals men hem op alle vergaderingen en conferenties waar de vraagstukken van vrijheid en geschiedenis besproken werden, met zijn lange witte lokken kon aantreffen, steeds gewikkeld in een hartstochtelijk pleidooi voor de persoonlijke vrijheid van de mens in zijn betrekking tot God. Werken als 'Cinq méditations sur l'existence', 'De l'esclavage et de la liberté de l'homme' en tenslotte 'Essai de métaphysique eschatologique' dat enige dagen vóór zijn dood verscheen, zullen voor de geschiedenis der wijsbegeerte behouden blijven als een permanent protest tegen het godloze materialisme.
Volgens Berdiaeff beleven wij het begin van het einde van het materialisme. Deze philosophische dwaling die met de Renaissance een aanvang had genomen en die geleidelijk de mens in een onmenselijke slavernij gestort heeft, begint te wijken voor een periode waarin de mens, zoals in de Middeleeuwen, opnieuw in persoonlijk contact zal zijn met zijn Schepper. Berdiaeff verwijt aan onze moderne beschaving die ten ondergang gedoemd is, het feit dat zij de mens, in plaats van hem te bevrijden, gemaakt heeft tot een objet, een element van exacte wetenschappen. De misdaad van het materialisme aan de mensheid begaan, is de vernedering van de wijsbegeerte tot een wetenschap en vandaar tot een techniek, een vulgair objet van machinale manipulaties. Vandaar zijn onophoudelijk protest, want de mens is vrij. Hij is voor alles bestaan en dit menselijk bestaan is subject zijn, onherleidbaar tot object zijn. Berdiaeff is dus existentialist, niet als een Jean Paul Sartre die een formeel atheisme huldigt, maar, integendeel, een bestaansphilosoof wiens 'raison d'être' geheel en al ligt in de uitvloeiing, het élan naar God waarin de mens zijn volheid vindt. Wanneer het bestaan ophoudt een vrije persoonlijke streving naar God te zijn, houdt daarmee tevens zijn persoon-zijn op en wordt de mens gelijk gesteld aan een machine.
Het wijsgerig denken van Ber-