Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 811]
| |
Jesus en zijn Broeders
| |
De gulden regelMen leest in de Handelingen der Apostelen, dat Petrus te Cesarea, in het huis van de honderdman Cornelius, een toespraak hield. Enkele woorden eruit roepen het openbaar leven van Jesus op, 'hoe Hij weldoende rondging en allen genas, die door de duivel werden beheerst, omdat God met | |
[pagina 812]
| |
Hem was'Ga naar voetnoot1.. Dat is, in het kort, de herinnering, die de eerste gemeenschap van 's Heren openbaar leven bewaarde: een beweeglijke activiteit, mild en wonderlijk weldadig, onder Gods zichtbare zegen. Inderdaad, Jesus liet het eenvoudig maar vreedzaam en rustig leven van Nazaret varen, om dat van een rondreizend prediker te leiden. Hij verspreidde zijn blijde boodschap en zijn wonderen vooral in Galilea en in Judea. Op zich zelf past Hij de aandoenlijke beschrijving toe van de Godsgezant uit het boek. Isaias: 'De Geest des Heren rust op Mij; want Jahweh heeft Mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden, om aan armen de blijde boodschap te brengen, om te verbinden wiens hart is gebroken, aan gevangenen verlossing te melden, aan geboeiden bevrijding; om het genadejaar van Jahweh aan te kondigen'Ga naar voetnoot2.. De Evangeliën tonen ons, dat Jesus zich aan zijn weldadige werkzaamheid toewijdde zonder eigen moeite te sparen. Dikwijls werd Hij geheel in beslag genomen, want 'Hoe langer hoe meer begon zich zijn faam te verbreiden. Talrijke scharen kwamen bijeen om Hem te horen en van hun ziekten te worden genezen'Ga naar voetnoot3.. Op een keer was de toeloop in het huis waar Hij met zijn discipelen vertoefde zo geweldig 'dat ze niet eens konden eten'. En daar komen meteen zijn bloedverwanten Hem terughalen. Voor die simpele mensen was zijn nieuwe levenswijze, met zulke overdrijvingen, een gevolg van exaltatie, en liet niets goeds voorzien. 'Ze trokken er op af, - zegt sint Markus - om Hem vast te houden; want ze zeiden: Hij beheerst zichzelf niet meer'Ga naar voetnoot4.. Een andere keer, - ergens op de oever van het meer van Gennezaret, nadat Hij een gehele dag gepredikt had, - stapte Hij met zijn discipelen in een boot om over te steken. Hij was zo uitgeput, dat Hij op de achtersteven bleef slapen, terwijl een storm opkwam en de boot in gevaar brachtGa naar voetnoot5.. Gedurende die jaren van toewijding was zijn bestaan nooit verzekerd. Hijzelf waarschuwde daar een candidaat-volgeling voor: 'De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht hebben nesten; maar de Mensenzoon heeft niets om er zijn hoofd op neer te leggen'Ga naar voetnoot6.. Zijn streven werd op verre na niet door een volkomen succes gedragen. We herinnerden er reeds aan, dat Hij vanwege de Farizeeën een besliste tegenkanting ontmoette en dat het enthousiasme van de massa na zekere tijd verkoelde'Ga naar voetnoot7.. Soms uit Hij zijn teleurstelling: 'O ongelovig geslacht, hoelang nog zal Ik bij u zijn, hoelang nog zal Ik u dulden?'Ga naar voetnoot8. Toch houdt Hij niet op te prediken en aan de vorming van zijn discipelen te arbeiden. Een weldadige werkzaamheid waarin men al zijn krachten ontplooit vloeit niet noodzakelijk voort uit een zeer onbaatzuchtige liefde. Bepaalde ambities daargelaten, die er de geheime drijfkracht van kunnen zijn, voldoet ze dikwijls aan een zekere machtswil, aan een zeker overheersingsinstinct. Maar herinnerden we niet reeds aan die geestelijke houding van nederigheid, eenvoud en toegankelijkheid, welke zo karakteristiek is voor Jesus' persoonlijkheid?Ga naar voetnoot9. Heeft iemand die met zulke gesteltenissen zijn gaven uitdeelt niet allereerst zich zelf weggeschonken? Graag onderstreept de Meester de waarde der gave waarbij men geen aardse vergelding beoogt: | |
[pagina 813]
| |
'Zo gij enkel bemint die u liefhebben, welk loon zult gij ontvangen? Doen dat ook de tollenaars niet? En zo gij alleen uw broeders groet, wat bijzonders doet gij dan wel?'Ga naar voetnoot1. 'Wanneer ge een middag- of avondmaal houdt, nodigt dan niet uw vrienden of broers, uw bloedverwanten of rijke buren uit; want misschien nodigen ze u terug en ge krijgt het vergolden. Maar als ge een maaltijd houdt, nodigt dan armen, gebrekkigen, kreupelen, blinden. Dan zult ge gelukkig zijn, omdat ze u niet kunnen vergelden'Ga naar voetnoot2.. Kortom, 'als gij een aalmoes geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet'Ga naar voetnoot3.. Waar komt dit aandringen op de onbaatzuchtige gave vandaan? Suggereert Jesus zelf ons geen antwoord? 'Waar het hart van vol is, - zei hij -, vloeit de mond van over'Ga naar voetnoot4.. Zijn naastenliefde moet zich dikwijls geuit hebben in een medelijden vol ontroering, want de Evangeliën zijn het eens om ons daar trekken van aan te bieden. Hij erbarmt zich over de scharen die Hem enthusiast volgen zonder zich van levensmiddelen te voorzien, en die onderweg zouden bezwijken, zegt Hij, indien ze nuchter moesten terugkerenGa naar voetnoot5.. Te Naïm ontmoette Hij een weduwe die haar enige zoon ten grave droeg. 'In innig medelijden met haar', bericht sint Lukas, liet Hij de treurige stoet stilhouden, wekte de jonge man weer op en 'gaf hem aan zijn moeder terug'Ga naar voetnoot6.. En wat een meevoelen kan Hij in zijn optreden leggen! Hijzelf leidt een blinde bij de hand die hij buiten Betsaïda wil genezenGa naar voetnoot7.; voor het graf van zijn vriend Lazarus kan Hij zijn tranen niet weerhoudenGa naar voetnoot8.. Vooral de geestelijke noden wekken zijn medelijden op. Hij erbarmt zich over een menigte in Galilea. Die mensen wie het aan goede godsdienstige leiders ontbrak waren 'als schapen zonder herder'; Hij begon ze dan ook 'breedvoerig te leren'Ga naar voetnoot9.. Zijn tegenstanders, ofschoon zij het zeer verkeerd opvatten, noemden Hem niet zonder reden 'een vriend van tollenaars en zondaars'Ga naar voetnoot10.. Men wage het niet de uitingen van zijn goedheid te belemmeren, want dat wekt zijn verontwaardiging op. Zo ervaarden het de Farizeeën die zich ergerden, omdat Hij een genezing wilde voltrekken op de sabbat. 'Toornig liet Hij zijn blik over hen rondgaan, bedroefd over de verblinding van hun hart'Ga naar voetnoot11.. Zo moesten het zijn discipelen ook eens ondervinden. Zij wilden een groep moeders wegsturen die hun kinderen bij Jesus brachten. Deze 'was verontwaardigd', schrijft sint Markus, en, na de kinderen 'omhelsd' te hebben, 'legde Hij hun de handen op en zegende hen'Ga naar voetnoot12.. Hoe sterk bij Jesus het medelijden ook naar voren trad, toch bleef het slechts één vorm van zijn naastenliefde. Vlug in het ontwaren van de schone en edele trekken in andermans persoonlijkheid, vond Hij er vreugde in die te bewonderen. Hij looft Natanaël 'in wie geen bedrog is'Ga naar voetnoot13., en Joannes de Doper, de strenge en moedige voorloperGa naar voetnoot14.. Het stevig geloof van de honderdman - een geloof gelijk Hij er geen vond in Israël - verrukt HemGa naar voetnoot15.. De Kanaänietische vrouw wordt geprezen om haar antwoord even | |
[pagina 814]
| |
raak als vol vertrouwenGa naar voetnoot1.. Een zondige vrouw verneemt dat een heilige liefde, uit de diepte van haar ellende opwellend, haar een milde vergiffenis bekomtGa naar voetnoot2.. Hij stelt tot voorbeeld een arme weduwe wier schamele gift van een ongewone vrijgevigheid getuigtGa naar voetnoot3.. De houding van Maria van Betanië, die 'het beste deel gekozen heeft', keurt Hij goedGa naar voetnoot4., en Hij roemt, als antwoord op kwaadwillige critiek, het edelmoedig gebaar waarmede ze Hem vereerdeGa naar voetnoot5.. Aan een jonge man die het heel natuurlijk vindt de Wet sinds zijn jeugd te hebben onderhouden, betuigt Hij een genegenheid vol ontroeringGa naar voetnoot6.. En als Hij aan Simon de bijnaam geeft van 'Steenrots'Ga naar voetnoot7. of aan de gebroeders Jakobus en Joannes die van 'Donderzonen'Ga naar voetnoot8., voelt men hoeveel genegen waardering Hij in die benamingen legt. Graag geeft Hij een aanmoediging of een opbeurend woord. Simon-Petrus is geheel ontsteld door de wonderbare visvangst die hem, onwaardige, plotseling in aanraking brengt met Gods geheimzinnige macht. Maar wanneer hij zich stamelend tot Jesus richt: 'Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens', krijgt hij een antwoord, dat voor hem een heerlijke toekomst opent: 'Vrees niet; van nu af zult gij mensen vangen'Ga naar voetnoot9.. Jakobus en Joannes verklaren wat onbezonnen dat ze van 's Meesters lijdenskelk kunnen drinken: ze vernemen dat hun inderdaad die genade is weggelegdGa naar voetnoot10.. Zacheüs, de rouwmoedige tollenaar, hoort precies wat hem in zijn eigen ogen weer verheffen zal: 'Ook hij is een kind van Abraham'Ga naar voetnoot11.. En de belofte der hemelse zaligheid komt in zijn laatste uur de boosdoener verlichten die met Jesus gekruisigd werd en Hem aanriepGa naar voetnoot12.. Jesus heeft de ziel van een leider, maar dit belet niet, dat de Evangeliën woorden van Hem aanhalen die moederlijk teer klinken. Het komt voor, dat Hij zijn discipelen aanspreekt met de naam 'kinderen'Ga naar voetnoot13., 'kinderkas'Ga naar voetnoot14.; Hij zegt hun: 'Wees niet bezorgd, kleine kudde'Ga naar voetnoot15.; en nog: 'Ik zal u niet als wezen achterlaten'Ga naar voetnoot16.. Kan 's Meesters goedheid tot tederheid reiken, nooit toch vervalt ze tot zwakheid. Echte liefde beoogt de zielegrootheid van de beminde. De edele eisen van het Evangelie zijn bekend. Jesus laat niets voorbijgaan om de draagwijdte te doen begrijpen van de grote keuze waartoe de mensen worden uitgenodigd. Naargelang de weg die men kiest, zal men het rijk Gods met de gezegenden van de Hemelse Vader binnentreden, of voor eeuwig buitengesloten worden met de verdoemdenGa naar voetnoot17.. Jesus zelf zal het vonnis uitsprekenGa naar voetnoot18.. Hij spoort dan ook aan 'door de enge poort binnen te treden; want wijd is de poort en breed de weg die ten verderve leidt'Ga naar voetnoot19.. De gerechtigheid die Hij vordert is 'groter dan die van schriftgeleerden en Farizeeën'Ga naar voetnoot20.. Veel meer dan zij, legt Hij de nadruk op de inwendige gesteltenissen: gramschap wordt evenzeer verboden als manslagGa naar voetnoot21., schuldige begeerte evenzeer als echtbreukGa naar voetnoot22.. Zijn leer over de onverbreekbaarheid van het huwelijk schrikt de discipelen afGa naar voetnoot23.. De vergevensgezindheid | |
[pagina 815]
| |
die Hij aanprijst gaat ver uit boven al wat Simon Petrus zich voorsteldeGa naar voetnoot1.. Voor het Godsrijk moet men bereid zijn de meest innige banden te verbreken en zelfs zijn leven prijs te gevenGa naar voetnoot2.. Wie zich nog grondiger aan God wil schenken wijst Hij op vrijwillige armoedeGa naar voetnoot3. en volmaakte zuiverheidGa naar voetnoot4.. Zijn hartelijkheid tegenover zijn discipelen belet Hem niet hen soms een verwijt toe te sturen. Broederlijk onomwonden zegt Hij hun: 'Zijt ook gij nog zonder begrip?'Ga naar voetnoot5. 'Hebt gij niet nagedacht of begrepen?'Ga naar voetnoot6. De toon wordt ernstiger, zou men zeggen, wanneer Hij vaststelt hoeveel het hun nog kost zich gans op God te verlaten: 'Wat zijt gij bevreesd? Hebt gij nog geen geloof?'Ga naar voetnoot7. In Jesus' ogen is de naastenliefde niet enkel een deugd naast de andere, ook niet een bijzonder voortreffelijke deugd zonder meer. Veeleer neemt ze in het morele leven een zo centrale plaats in, dat zij, mits ze is wat ze moet zijn, de degelijkheid verzekert van de gehele zedelijke en religieuze houding. Maar een naastenliefde die is wat ze moet zijn, ligt zo maar niet voor het grijpen. Het kan niet volstaan andermans rechten te eerbiedigen, hem niet kwaadwillig te bedroeven. Jesus vraagt dat we voor de naaste al de welwillendheid en bezorgdheid zouden overhebben die we zelf op onze levensweg wensen te ontmoeten. Zijn mening over de voorrang der naastenliefde en over de vorm die ze moet aannemen vatte Hij samen in de zogenoemde 'gulden regel' uit de bergrede: 'Al wat gij wilt dat de mensen u doen, doet het ook hun; want dat is de Wet en de Propheten'Ga naar voetnoot8.. In dezelfde zin, stelt zijn beschrijving van het laatste oordeel, volgens het relaas van sint Matteüs, de uitspraak van de hemelse rechter voor als gans gebaseerd op de beoefening of de verwaarlozing van een toegewijde naastenliefdeGa naar voetnoot9.. In het onderricht van de Meester ligt de nadruk niet op de verplichtingen der rechtvaardigheid, maar wel op de veel omvattender eisen van de liefde. Deze moet heel de houding der discipelen bezielen. Van uit het standpunt dat we hier innemen, is het van belang Jesus' houding te vergelijken met de leer die Hij voorhield. Wat we tot hiertoe zeiden, toont reeds hoe broederlijk hulpvaardig Hij geweest is en hoe de liefde al zijn betrekkingen met de naaste heeft geïnspireerd: Hij was de eerste om naar de geest van zijn gulden regel te leven. In de Evangeliën wordt dan ook zijn voorbeeld samen met zijn leer een machtige oproep tot naastenliefde. De traditie van het vroegere Judaïsme is soms Jesus' gulden regel nabij gekomen; toch vermocht ze niet haar waarlijk te bereiken. Meer dan eens ontmoet men in de Joodse geschriften spreuken als die uit het boek Tobias: 'Wat ge u slechts met pijn laat gevallen, doe dat zelf anderen niet aan'Ga naar voetnoot10.. Zo bij voorbeeld in het Testament van NephtaliGa naar voetnoot11. en bij PhiloGa naar voetnoot12. Volgens de Babylonische Talmoed zou Hillel de Oudere een dergelijke stelregel uitgesproken hebben. Maar deze komt voor in een weinig waarschijnlijke anecdoteGa naar voetnoot13., en ze wordt niet vermeld onder de gezegden van | |
[pagina 816]
| |
Hillel in de MisjnaGa naar voetnoot1.. Die spreuken uit het Judaïsme zijn negatief: ze willen dat men de naaste zou sparen wat men zelf niet wenst te verduren. Ze blijven beneden het positieve voorschrift van de bergrede volgens welke men aan de naaste alles moet doen wat men van hem wil ervaren. Bovendien worden die negatieve spreuken, in tegenstelling met de evangelische norm, niet voorgesteld als de kern van de Wet. Alleen het gezegde van Hillel in de anecdote van de Talmoed maakt hierop een uitzondering. De brief van de pseudo-Aristeas is representatief van het Alexandrijns Judaïsme in de eerste eeuw voor Christus. Hij heeft een passus die dichter komt bij Jesus' gulden regel. De schrijver deelt de vragen mee die koning Ptolemeüs II aan de twee en zeventig afgevaardigden van de hogepriester Eleazar zou gesteld hebben. Tot ieder afgevaardigde richt de koning een vraag, en van ieder krijgt hij een antwoord. De dertiende vraag luidt: 'Wat is de leer der wijsheid?' Aanstonds klinkt het antwoord: 'U verlangt geen kwaad te ondervinden, en deel te hebben aan al het goede. Handel zo dat dit geworde aan uw onderdanen, ook aan hen die verkeerd handelen. Berisp met zachtheid de mensen van goeden wil, want God trekt allen tot zich door zijn zachtheid'Ga naar voetnoot2.. Een edele spreuk ongetwijfeld, en die niet meer louter negatief is. Maar zij beoogt, zoals men ziet, het bestuur van een koning. De rechtvaardigheid echter maakt het een koning reeds tot plicht, het welzijn van zijn onderdanen na te streven. Dit antwoord doet zich dus nog niet beslist voor als een algemeen geldende norm die de hele moraal wil samenvatten in de caritas. Vanzelfsprekend zou de vergelijking van enkele abstracte spreuken maar een wankele grond uitmaken voor een verantwoord oordeel. In ons geval echter strookt de indruk, die ze achterlaat, met die welke men opdoet, wanneer men de boeken uit het Oude Testament, de Joodse apocryphen en de in aanmerking komende rabbijnse literatuur tegenover de Evangeliën stelt. Nergens in die zo verscheidene geschriften treft men een leer aan, die aan de toegewijde naastenlief de de voorrang toekent welke Jesus haar gaf. Ongetwijfeld heeft de voor-christelijke Joodse traditie een naastenliefde gekend die boven de rechtvaardigheid en de billijkheid uitsteeg. Zij heeft er zelfs groot belang aan gehecht. Maar al heeft zij aan de eisen der rechtvaardigheid plichten van edelmoedigheid en naastenliefde toegevoegd, toch heeft ze niet getracht de gehele zedenwet terug te brengen tot de liefde en de toewijding. Die vereenvoudiging en dat dieper inzicht zijn we Jesus verschuldigdGa naar voetnoot3.. | |
Een universele liefdeDe liefde tot de naaste heeft niet alleen een heel bevoorrechte plaats in de leer en in het leven van de Meester; zij is gekarakteriseerd door een universaliteit waarvan de verschijning een mijlpaal betekent in de geschiedenis van de mensheid. Dit karakter vertoont een dubbel aspect: | |
[pagina 817]
| |
het duidt op een uitbreiding der caritas tot de vijanden enerzijds en anderzijds boven al de grenzen die de mensen scheiden. Jesus is er zozeer mee begaan zijn discipelen de liefde tot de vijanden in te prenten, dat Hij in het Onze Vader een bede opneemt die er hen telkens aan herinneren moet: 'En vergeef ons onze schuld, gelijk ook wij aan anderen hun schuld vergeven'Ga naar voetnoot1.. Niet één keer slechts moet men vergeven, noch zelfs herhaaldelijk, 'tot zeven keer' toe bij voorbeeld, maar wel tot 'zeventig keer zeven keer', dit wil zeggen altijdGa naar voetnoot2.. En vergeven volstaat nog niet. Men moet ook zijn vijanden beminnen: 'Bemint uw vijanden, en bidt voor wie u lasteren en vervolgen... Want zo gij [enkel] bemint die u liefhebben welk loon zult gij ontvangen? Doen dat ook de tollenaars niet?'Ga naar voetnoot3.. Jesus verhaalt dan ook de parabel van de goede Samaritaan waarin Hij de waarde openbaart van een liefde die zich boven nationale en religieuze geschillen weet te verheffenGa naar voetnoot4.. Daarmee wijst Hij tegelijk op de liefde welke zich tot de vijanden uitstrekt en op die welke alle mensen omvat. Die universele liefde moet getuigen van een kinderlijke verhouding tot God: 'Bemint uw vijanden,... opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader in de hemel'; deze toch toont zijn goedheid zelfs tegenover de bozenGa naar voetnoot5.. Men voelt dat de Meester, wanneer Hij zulk een liefde voorhoudt, eenvoudigweg zijn hart laat spreken. Die prediking is tevens een getuigenis. Jesus' leven is dan ook een voorbeeld van universele liefde en vooreerst van liefde tot zijn vijanden. Want Hij heeft vijanden gehad, en Hij heeft ze heftig bestreden maar zonder ze van zijn liefde uit te sluiten. We stipten hoger reeds de oorzaken aan van zijn conflict met Farizeeën en priestersGa naar voetnoot6.. In de Evangeliën zien we deze Hem bespieden, Hem belagen, Hem bekladden, Hem om zijn mirakels van omgang met de duivel betichten, Hem aan de Romeinse procurator overleveren om Hem ter dood te brengen. Ze houden niet eens op, wanneer Hij gegeseld en met doornen gekroond wordt voorgeleid; zij beschimpen Hem tot in zijn doodstrijd op het kruis. Hoe heeft Jesus zich tegenover hen gedragen? Ongetwijfeld schandvlekt Hij met harde woorden de holheid en leugenachtigheid van hun religieus formalisme. Hij veroordeelt de halsstarrigheid waarmede ze zich sluiten voor een opvatting van het Godsrijk die boven de hunne uitstijgt. Des te strenger klinkt zijn verwijt, dat ze met al het gewicht van hun gezag het simpele volk weerhouden, dat door de blijde boodschap aangetrokken wordt. Zijn striemend woord kondigt Gods straf aan: 'Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, die het rijk der hemelen sluit voor de mensen! Want gij gaat er zelf niet in; en hen die er in willen laat gij niet binnen gaan... Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars; die tienden betaald van muntkruid, anijs en komijn; maar die nalatig zijt in het voornaamste deel van de Wet: rechtvaardigheid, barmhartigheid en trouw. Dit moet men doen en het ander niet laten... Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars; want ge zijt gelijk aan witgepleisterde graven die van buiten wel mooi zijn, maar van binnen | |
[pagina 818]
| |
vol doodsbeenderen en allerlei vuil... Slangen, adderenbroed, hoe zult gij de helse verdoemnis ontkomen?'Ga naar voetnoot1. Men moet natuurlijk die heftige verwijten in het milieu en de tijd terugplaatsen waarin ze uitgesproken werden. Ze gelijken sterk op die welke de profeten van het Oud Testament tot hun stamgenoten en in het bizonder tot de groten en priesters richttenGa naar voetnoot2.. Joannes de Doper sprak even vrijmoedigGa naar voetnoot3.. Om Jesus die heftige taal euvel te duiden moet men óf andere voorbeelden uit het oog verliezen welke er de juiste belichting van geven, óf liefde verwarren met een zwakheid die bereid is heilige belangen prijs te geven. Eerder valt te bewonderen, dat Jesus hoe hevig ook in de strijd gewikkeld er boven staat door zijn liefde. Hij wint de genegenheid van vooraanstaande Farizeeën, NikodemusGa naar voetnoot4., Josef van Arimatea...Ga naar voetnoot5.. Hij treft bij een schriftgeleerde die Hem overigens slechts matig genegen is, een diepe godsdienstzin aan en heeft dan ook voor hem een van die woorden over die men niet kim vergeten: 'Gij staat niet ver af van het rijk Gods'Ga naar voetnoot6.. Zijn meest verontwaardigde verwijten verraden geen persoonlijke wrok. Verklaart Hij niet dat het verzet tegen Hem vergeven zal worden, als het maar niet voortkomt uit een direct vijandelijke houding tegenover God die de genade aanbiedt? Dat is de zin van het gezegde: 'En wie spreekt tegen de Mensenzoon, hem zal het worden vergeven; maar wie iets zegt tegen de Heilige Geest, hem zal het niet vergeven worden, noch in deze wereld noch in de toekomstige'Ga naar voetnoot7.. Jesus geeft deze verklaring om de Farizeeën voor zulk een noodlottige boosaardigheid te behoeden. Is het nodig er aan te herinneren, hoe Hij kort voor zijn dood over Jerusalem geweend heeft? 'Jerusalem, Jerusalem... hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugelen verzamelt; maar gij hebt niet gewild!'Ga naar voetnoot8. Zo spreekt een miskende liefde die toch blijft beminnen. Die taal doet denken aan 's Meesters zo edel en minzaam verwijt, wanneer Judas hem verraadt met een kusGa naar voetnoot9.. Maar zie, Jesus gaat nu met zijn kruis beladen naar de plaats der terechtstelling. We lezen bij sint Lukas, dat Hij nog treurde om de nakende straf van JerusalemGa naar voetnoot10.. Daarna volgt de kruisiging op Golgotha, en dezelfde evangelist bericht, dat de arme gefolterde bad voor wie Hem dat uiterste aandeden: 'Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen'Ga naar voetnoot11. Het vergeven van het kwaad zoals Hij het geleerd en beoefend heeft was onbekend onder het Oude Verbond. Van de ene kant, weliswaar, laakt het Oude Testament de wraak aan een Israëliet voltrokkenGa naar voetnoot12., en ook het leedvermaak over het ongeluk van een tegenstanderGa naar voetnoot13.. Het vraagt, dat men de naaste zijn beledigingen zou vergevenGa naar voetnoot14., en verbiedt bepaalde hulpvaardigheid zelfs aan vijanden te weigerenGa naar voetnoot15.. Maar van de andere kant verwoordt de psalmist de 'volkomen haat' die hij den goddeloze toedraagtGa naar voetnoot16. en een groot aantal smekingspsalmen vragen met nadruk de | |
[pagina 819]
| |
bestraffing der vijandenGa naar voetnoot1.. De Ecclesiasticus raadt aan weldaden te weigeren aan 'wie volhardt in de boosheid'. 'Geef aan de godvruchtige - vermaant hij - en sta de zondaar niet bij... Geef niet aan de goddeloze, weiger hem brood en geef er hem geen: anders wordt hij misschien nog sterker dan gij'Ga naar voetnoot2.. Die dubbele reeks teksten werd ongeveer zo verklaard, dat men voorbijgaande en niet al te grievende beledigingen moest vergeven; maar het scheen, dat men in sommige erge aangelegenheden aan geen barmhartigheid hoefde te denkenGa naar voetnoot3.. Om scherp tegenover die geest het nieuwe van zijn eigen leer te belichten, heeft Jesus mogen verklaren: 'Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Uw naaste zult ge beminnen en uw vijand zult gij haten. Maar Ik zeg u: Bemint uw vijanden en bidt voor wie u lasteren en vervolgen'Ga naar voetnoot4.. En inderdaad Israëls geschiedenis vóór de komst van Christus biedt ons geen enkele trek die kan vergeleken worden met de zachtzinnigheid van de Meester jegens Judas, of met het heldhaftig gebed van de gekruisigde Jesus voor zijn vijanden. De Handelingen der Apostelen vermelden dat enkele jaren later de diaken Stephanus eveneens voor zijn beulen heeft gebedenGa naar voetnoot5.. Maar beseft men het grote onderscheid, dat er bestaat tussen de geestelijke rijkdom toereikend om zulk een voorbeeld na te volgen, en die welke vereist is om het een eerste maal in de geschiedenis in te voeren? De liefde van Jesus strekt zich niet alleen uit tot de vijanden, ze overschrijdt nog alle nationale grenzen om de hele mensheid te omvatten. Weliswaar nam de Meester zich voor zijn persoonlijke prediking tot zijn stamgenoten te beperken. Hij wilde trouw blijven aan het goddelijk plan volgens hetwelk het rijk Gods eerst aan de 'kinderen van het rijk'Ga naar voetnoot6. moest worden aangeboden, die het dan op hun beurt aan de wereld zouden verkonden. Toch kon Hij zich enkele uitzonderingen niet ontzeggen. Sint Jan verhaalt hoe Hij de blijde boodschap aan een Samaritaanse van Sychar verkondigde en aan vele inwoners van die stadGa naar voetnoot7.. Hij verrichtte een mirakel ten gunste van die Romeinse honderdman, wiens geloof Hij luide preesGa naar voetnoot8.. Toen Hij zich met zijn discipelen in de streek van Tyr en Sidon had teruggetrokken, liet Hij zich door de Kanaänietische tot een wonder overhalen, al merkte Hij er bij op, dat Hij hiermede afweek van de algemene gedragslijn Hem door zijn zending opgelegdGa naar voetnoot9.. Nadat Hij de bezetene had genezen uit de hoofdzakelijk heidense Dekapolis, zette Hij hem aan in zijn omgeving de genade te vertellen die hem te beurt was gevallenGa naar voetnoot10. Kort daarna keerde Hij in die streek terug en verrichtte er wonderen die, naar het schijnt, zelfs de heidenen begeesterden; want op hen wordt het woord van sint Matteüs het best toegepast: 'En zij verheerlijkten de God van Israël'Ga naar voetnoot11.. Dat waren, in Jesus' opvatting zovele anticipaties op de ruimere ver- | |
[pagina 820]
| |
spreiding van zijn boodschap die Hij zijn discipelen zou toevertrouwen. Inderdaad de akker waarin het Evangelie moet gezaaid worden, is 'de wereld'Ga naar voetnoot1.. De discipelen zullen 'het licht' zijn niet slechts van Israël, maar van 'de wereld'Ga naar voetnoot2., 'het zout' niet van Israël, maar van 'de aarde'Ga naar voetnoot3.. Niet in Israël maar 'op de aarde' is Hij het vuur komen brengen dat alles ontvlammen moetGa naar voetnoot4.. In het vierde Evangelie, na het onderhoud met de Samaritaanse, spreekt Hij van de 'velden die reeds wit staan voor de oogst'Ga naar voetnoot5.; en wanneer Philippus hem verwittigt dat enkele heidenen hem verlangen te zien, begint Hij te spreken over het uur waarop Hij, na zijn offer, alle mensen tot zich zal trekkenGa naar voetnoot6.. Overigens voorspelt Hij op verschillende manieren, dat zijn volk het messiaanse rijk zal afwijzen en de heidenen het zullen ontvangen: 'De heer van de wijngaard... zal de [opstandige] landbouwers gaan verdelgen en de wijngaard aan anderen geven'Ga naar voetnoot7.; 'Ik zeg u dat velen zullen komen van het Oosten en van het Westen en zullen aanzitten in het rijk der hemelen... maar dat de kinderen van het rijk zullen worden uitgeworpen naar buiten, de duisternis in'Ga naar voetnoot8.. Opdat Hij zo mocht spreken, moest zijn opvatting van het messiaanse rijk los staan van elk nationaal particularisme; en zijn liefde moest reiken over alle grenzen heen. Het lijdt geen twijfel, dat in het Oude Testament het nationaal particularisme sterk naar voren treedt. De naaste die het boek Leviticus voorhoudt te beminnenGa naar voetnoot9. is vooreerst de Israëliet, aan wie men slechts de vreemdeling toevoegt die te midden van het volk van Israël verblijftGa naar voetnoot10. Voorzeker heeft de messiaanse verwachting ruime horizonten geopend: verschillende profeten hebben een messiaans rijk verwacht dat alle volkeren der aarde zou omvatten. Maar ze stelden zich dat rijk voor binnen het raam van een nationale heropleving: alsof de andere volkeren er maar deel zouden aan hebben door toe te treden tot het zegevierende IsraëlGa naar voetnoot11. Gaan we nu van het Oude Testament over tot het Judaïsme uit het begin van onze tijdrekening, zo stellen we vast, dat ook daar het begrip van de 'naaste' binnen zeer enge grenzen besloten bleef. Voor de Synagoge is de naaste, die men volgens de Wet verplicht is te beminnen, alleen de Israëliet en de volledige proselietGa naar voetnoot12.. De verwachting van het messiaanse rijk hier op aarde blijft nog steeds die van een nationaal herstelGa naar voetnoot13.. Wel bestond het proselytisme als een opvallend kenmerk van het judaïsme, waar ook Jesus op wees. De Farizeeën merkt hij op, 'doorkruisen land en zee om een enkele proseliet te maken'Ga naar voetnoot14.. Maar pas wie zich liet besnijden, wie aldus werkelijk in de joodse natie werd ingelijfd en aan al de verplichtingen der Wet onderworpen, bracht het tot volledig proseliet. Zonder de ijver te ontkennen die aan het proselytisme ten gronde lag, moet men toegeven dat het nationaal particularisme er mee gediend was. Nu lag juist een der oorzaken van het conflict tussen Jesus en de Farizeeën | |
[pagina 821]
| |
aan zijn zuiver religieuze, helemaal niet politieke of nationale opvatting van het Messiasrijk. Heeft Jesus zelf al de gevolgen van deze opvatting niet uiteengezet, toch liet Hij er genoeg van verstaan om al wat aan verering voor de dode letter en aan particularistische strekkingen in het gemoed der Farizeeën lag, tegen Hem in beroering te brengenGa naar voetnoot1.. Zijn boodschap vroeg van hen een inspanning om tot een zuiverder godsdienstbegrip te komen en tevens tot een werkelijk universele liefde. Dat was te nieuw voor hen en te hoog, ze boden Hem hardnekkig weerstand. | |
De mysterieuze richting van Jesus' liefdeJesus' oproep tot een moraal van universele liefde heeft zich diep ingeprent in het menselijk geweten. Sinds twintig eeuwen bewerkt hij het zonder ophouden, hetzij hij de mensen boven henzelf verheft, hetzij hij ze oordeelt en beschaamt. Daardoor alleen reeds zou de Meester in de morele geschiedenis van het mensdom als grote onder de grootsten komen te staan. En toch is de universaliteit niet het laatste woord van zijn liefde. Deze vertoont nog een andere eigenschap die niet minder verheven lijkt en zeker geheimzinniger aandoet. We denken aan een bijzondere neiging van die naastenliefde. Niet aan het feit dat Jesus vrienden heeft gehad als Lazarus en zijn familieGa naar voetnoot2., of dat hij onder zijn discipelen Petrus, Jakobus en Joannes tot een bijzondere vertrouwelijkheid heeft toegelatenGa naar voetnoot3.. Zulke voorliefde is gezond menselijk en niet bepaald geheimzinnig. We denken ook niet aan de genegenheid die Jesus toedraagt aan de 'reinen van harte'Ga naar voetnoot4. en aan 'al wie Gods wil volbrengt'Ga naar voetnoot5.. Hoe zou die ons van zijnentwege verwonderen? We denken aan een andere neiging, die heel Jesus' houding tegenover zijn broeders ingaf en waardoor Hij aan een gelijkaardige neiging van zijn hemelse Vader een weerklank wilde geven. Jesus heeft een bijzondere neiging zowel voor degenen die Hij de armen of de kleinen noemt, als voor de zondaars die hun ellende bekennen. Voor de armen is de blijde boodschap op de eerste plaats bestemd. Geldt de eerste zaligprijzing niet de 'armen'Ga naar voetnoot6.? En past Jesus op zijn prediking het woord van Isaias niet toe over de 'armen' aan wie de blijde tijding wordt gebrachtGa naar voetnoot7.? Men weet, dat met de 'armen' zij bedoeld worden die, hun behoeftigheid bewust, zich met onderdanig vertrouwen naar God toekeren. Om die betekenis, welke reeds bij de profeten en in de psalmen gevonden wordt, te doen uitkomen, zegt sint Matteüs uitdrukkelijk dat de eerste zaligprijzing de armen 'in de geest' betreftGa naar voetnoot8.. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat bescheiden middelen van bestaan de geestelijke armoede begunstigenGa naar voetnoot9.. De armen worden door Jesus ook de 'kleinen' genoemdGa naar voetnoot10., dit wil zeggen degenen die handelen zoals de kinderen, die zo eenvoudig hun zwakheid beseffen en in staat zijn tot zulk een algehele | |
[pagina 822]
| |
overgave. Hij aarzelt niet een kind te midden van zijn discipelen te laten komen en het hun tot voorbeeld te stellenGa naar voetnoot1.. Tegenover de 'kleinen' plaatst Hij de 'wijzen' en de 'behendigen' degenen namelijk die zich van hun schranderheid bewust en op hun succes vertrouwend, in een geest van zelfgenoegzaamheid leven die van God verwijdertGa naar voetnoot2.. De armen en kleinen zijn ten slotte de nederigen. Meer dan Jesus' genegenheid voor hen verwondert die welke Hij koesterde voor de zondaars; deze laatste is evenwel onloochenbaar. De Evangeliën verhalen de vergiffenis die Hij aan de lamme van Kafarnaüm schonkGa naar voetnoot3., zijn tussenkomst om de steniging van de overspelige vrouw te belettenGa naar voetnoot4., zijn goedheid voor een onbekende zondaresGa naar voetnoot5., voor Zacheüs de tollenaarGa naar voetnoot6., voor de SamaritaanseGa naar voetnoot7., voor Levi, die andere tollenaar van wie Hij een apostel maakteGa naar voetnoot8.. De Farizeeën ergeren zich aan de betrekkingen die Hij aanknoopt met lieden van bedenkelijke faam: 'Waarom eet Hij met tollenaars en zondaars?'Ga naar voetnoot9.. Maar Hij weet zeer goed waarom Hij zo handelt: 'Ik kwam niet de rechtvaardigen roepen, zegt Hij, maar de zondaars'Ga naar voetnoot10. Wat betekent die onverwachte verklaring? Niets belicht haar zo goed als de parabel van de Farizeeër en de tollenaarGa naar voetnoot11.. Beide mannen kwamen naar de tempel om te bidden. De Farizeeër acht zich rechtvaardig wegens zijn trouw aan uitwendige voorschriften, en hij zou de gedachte aan een beroep op Gods vergiffenis van zich afschudden. De tollenaar integendeel weet dat hij een zondaar is, en werpt zich in Gods barmhartige armen. Alleen deze laatste, zegt de parabel, ging gerechtvaardigd naar huis. We vinden hier de oppositie terug tussen de geest van zelfgenoegzaamheid en de bekentenis, voor God, van eigen ontoereikendheid. Ze laat verstaan in welke zin Jesus beweerde, dat de zondaars, niet de rechtvaardigen, door zijn oproep worden bereikt. De rechtvaardige, die door zijn oproep niet bereikt wordt, is de man die heel zijn vertrouwen stelt op een gedeeltelijke, vooral uiterlijke correctheid en het overbodig acht beroep te doen op Gods barmhartigheid; hij is geen echte rechtvaardige, maar een hoogmoedige die zichzelf verblindt. De zondaar die door Jesus' oproep wel bereikt wordt, is degene die zijn zondigheid oprecht bekent, en bij wie die bekentenis reeds de klank heeft van een gebed. Men mag zeggen dat de speciale neiging van Jesus tot de nederigen en die tot de oprechte zondaars, twee vormen zijn van één zelfde diepe neiging tot allen die voor God hun ontoereikendheid erkennen. De nederigen erkennen haar in kinderlijke overgave, de oprechte zondaars in een bekentenis die aan zulk een overgave niet gans vreemd blijft. Zeker miskent Jesus de waarde niet van de echte gerechtigheidGa naar voetnoot12.. Maar in zijn oog is niets reddeloos verloren bij de zondaar die zich onwaardig bekent. Hoe angstwekkender is de toestand van de hovaardige, die weigert zich te laten redden! Daarom kwam Hij er toe tot de Farizeeën, met hun uiterlijke rechtvaardigheid zo ingenomen, te zeggen: 'Op de weg naar het rijk Gods zijn tollenaars en zondaressen u voor'Ga naar voetnoot13.. Wellicht raken we hier de diepste reden van zijn strengheid tegenover de Farizeeën: de rouwmoedige zondaar heeft opbeuring nodig, | |
[pagina 823]
| |
de hovaardige man van de letter moet eerder losgerukt worden van zijn bedrieglijke veiligheid. Jesus heeft duidelijk geleerd, dat zijn genegenheid voor de nederigen en voor de oprechte zondaars een dergelijke neiging van zijn Hemelse Vader weergaf: 'Ik dank U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen en aan kleinen geopenbaard'Ga naar voetnoot1.. Hij verkondigde ook de bezorgdheid van de Hemel voor de zondaars. Daartoe dienen de drie parabelen van de goddelijke barmhartigheid: die van de herder die negen en negentig gedweeë schapen achterlaat om het ene voortvluchtige te vindenGa naar voetnoot2., die van de huisvrouw die met zoveel ijver naar het verloren geldstuk zoektGa naar voetnoot3., die ten slotte van de verloren zoonGa naar voetnoot4.. Het Oude Testament kende reeds Gods goedheid, zijn barmhartigheid, en zijn milde liefde voor het uitverkoren volk. En toch werpt Jesus een nieuw licht op Gods mysterie. Waarom immers moeten allen naar God gaan met de bekentenis van hun behoeftigheid? Waarom wordt van allen gevraagd zich kinderlijk aan Hem over te geven? Omdat God zich vaderlijk en hartstochtelijk neigt tot een zondige mensheid en omdat Hij voor ieder de grote, barmhartige liefde is. Die openbaring van de God van genade en ontferming is nieuw en mag een van de schoonste parels heten uit de evangelische schat. Hoe aangrijpend is het, haar met Jesus' genegenheid voor nederigen en zondaars verbonden te zien, en in Hem concreet verwezenlijkt! Hijzelf wordt aldus die openbaring. Bij geen andere godsdienststichter vindt men, naar ons weten, iets dat daarmee kan vergeleken worden. Maar Jesus' liefde heeft zich nog groter en nog mysterievoller getoond. | |
De liefde van de VerlosserJesus heeft de mensen niet enkel een liefde willen toedragen die zich naar het voorbeeld richtte van zijn Hemelse Vader; Hij heeft ze ook willen beminnen als hun Verlosser. Hij weet dat Hij van God een heilszending heeft ontvangen en dat de zin van zijn leven in haar vervulling ligt. Als Hij het rijk Gods verkondigt 'aan de verloren schapen van het huis Israëls', dan is het omdat Hij er naar toe 'gestuurd werd'Ga naar voetnoot5.. 'De Mensenzoon is gekomen, - zegt Hij, en met dat woord vertolkt Hij het bewustzijn van zijn zending, - de Mensenzoon is gekomen om op te zoeken en te redden wat verloren was'Ga naar voetnoot6.. Het geheim van zijn opdracht als Verlosser openbaart Hij vooral in zijn verklaringen omtrent zijn titel van 'Mensenzoon'. Deze kunnen gerangschikt worden in twee reeksen: een eerste waarin Hij aanspraak maakt op het opperste gezag en de hoogste heerlijkheid; een tweede waarin Hij de weg van lijden en offer aantoont die Hij volgen moet om het heil der mensen te bewerken. De heerlijkheid van de Mensenzoon is die van de hemelse heerser, die op de wolken zal komen, van engelen omringd, om de wereld te oordelenGa naar voetnoot7.. Men zal de Mensenzoon gezeten zien aan Gods rechterhand, samen met Hem de wereld besturendGa naar voetnoot8.. Hij zal verschijnen in de glorie van God, dit | |
[pagina 824]
| |
wil zeggen, zijn koninklijke waardigheid delendGa naar voetnoot1.. Hij zal de uitverkorenen tot zich roepen en de verdoemden ver van zich verwerpenGa naar voetnoot2.. Die verschillende trekken staan in verband met een messiaanse passus van het boek DaniëlGa naar voetnoot3., met Psalm honderd tienGa naar voetnoot4., waarschijnlijk ook met een deel van het boek HenochGa naar voetnoot5.; ze beschrijven hoe in de toekomst de Mensenzoon zijn majesteit zal openbaren. Maar nu reeds bezit Hij de macht zonden te vergevenGa naar voetnoot6., is Hij meester over de sabbatGa naar voetnoot7., en, meer in het algemeen, gemachtigd om de Wet te wijzigenGa naar voetnoot8.. De houding die men tegenover Hem aanneemt is hoogst belangrijk voor de zaligheidGa naar voetnoot9.. Hij is zozeer het middelpunt van alles dat, wanneer men aan de naaste goed of kwaad doet, men het ten slotte aan Hemzelf doetGa naar voetnoot10.. Het is niet overdreven te zeggen, dat deze aanduidingen, in hun geheel genomen, aan de Mensenzoon een heerlijkheid toekennen die bovenmenselijk is en zelfs van goddelijke aard. Maar zie, nu wordt dezelfde Mensenzoon gekenmerkt als degene die zijn leven stelt in dienst van allenGa naar voetnoot11., het goede zaad van het Evangelie uitstrooitGa naar voetnoot12., geen vast onderdak heeftGa naar voetnoot13., door zijn tegenstanders wordt bekladGa naar voetnoot14., voor velen lijden en sterven moetGa naar voetnoot15., om daarna vol glorie te verrijzenGa naar voetnoot16.. In deze tweede reeks verklaringen vereenzelvigt Jesus de Mensenzoon met de 'Dienaar van Jahweh' uit het boek IsaiasGa naar voetnoot17.. Hij beschouwt zich dus tegelijkertijd als de hemelse heerser die zich op het einde der tijden zal openbaren en als de rechtvaardige die de zonden der mensen uitboet door de dood te aanvaarden. Eigenlijk staat Jesus' verlossingstaak in innig verband met zijn nog verholen heerlijkheid. Kan Hij er aanspraak op maken de mensen met God te verzoenen, dan moet het zijn wegens een waardigheid die zo verheven is, dat ze Hem tot middelaar maakt tussen God en de mensheid. Daar vandaan zal Jesus' offer zijn onvergelijkelijke waarde halen. Er is dus geen tegenstrijdigheid, maar eerder een grondige overeenkomst tussen de twee reeksen verklaringen van Jesus omtrent de Mensenzoon. Hij heeft zich er door willen openbaren als een goddelijke Verlosser. We ontveinzen ons helemaal niet al het geheimzinnige en ongehoorde van die openbaring. Maar Jesus vond een echt goddelijke manier om deze in het hart der mensen te prenten. Het was op de vooravond van zijn dood, tegen het einde van het laatste maal dat Hij met zijn discipelen nam. Hij wilde hun een laatste aandenken geven, dat zij niet meer zouden vergeten en dat hun het diepste van zijn gemoed zou openbaren. Dat aandenken is de eucharistie. 'De Heer Jesus, in de nacht dat Hij verraden werd, nam brood, sprak een dankzegging en zeide: dit is mijn lichaam [dat] voor u [wordt overgeleverd]; doet dit tot mijn gedachtenis. Zo ook na de | |
[pagina 825]
| |
maaltijd de kelk, zeggende: 'a deze kelk is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, zo dikwijls gij drinkt, tot mijn gedachtenis'Ga naar voetnoot1.. Welk is de zin van deze wonderlijke woorden? Het is niet nodig hem hier in zijn geheel uit te drukken. Laten we ons tot het wezenlijkste beperken: Jesus wil zijn aanstaande dood als een offer opdragen voor het heil der mensen; Hij wil te kennen geven dat dit heil zal gevonden worden in de vereniging met Hem, het offerlam, in een zo innige vereniging, dat de zijnen in Hem en door Hem zullen leven; de ritus die Hij instelt en waarbij zijn lichaam en bloed wordt genuttigd, zal het symbool zijn van die heiligende vereniging en tevens het middel om haar te bevorderen. Dit alles veronderstelt, dat Jesus, die een mens is, nog oneindig meer is dan een mens. In de instelling van de eucharistie zien we derhalve hoe Jesus het hoogste bewustzijn dat Hij van zijn persoon bezat op wonderbare wijze verenigt met de edelmoedigste, de meest broederlijke, de meest aandoenlijke wil zich aan zijn broeders te geven. Men moet wel erkennen dat wie dit wonderlijk aandenken achterliet, de mensen heeft willen beminnen zoals niemand anders ze ooit nog zou beminnen. Niets zozeer als de eucharistie heeft aan de mensen het besef geschonken dat de Hemel voor hen tederheid was geworden. Meer dan ooit komt Jesus' persoonlijkheid hier geheimnisvol voor; maar haar bekoorlijkheid staat niet lager dan haar mysterie. De ganse christelijke cultus heeft de eucharistie tot middelpunt. In dat heilig aandenken vinden de gelovigen de mysterieuze liefde terug die eens op aarde verscheen en er de smaak bracht van de Hemel. |
|