Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 751]
| |||||||||||
I. - Het dilemmaNiet zonder bittere teleurstelling dringt thans algemeen het besef door, dat de Wereldoorlogen I en II slechts episoden zijn geweest van een gigantisch revolutionair proces dat nog ver van voltrokken is. Uit hun grote weeën is niet de rustbrengende orde geboren waarop eenieder hoopte, met name het economisch, sociaal en politiek stelsel, dat aan de eisen en aan de mogelijkheden van het huidig ontwikkelingsstadium der mensheid beantwoordt. Men ontkomt moeilijk aan de indruk, dat het tot nog toe slechts voorbereidende operaties gold, die alleen tot gevolg hadden een uiterst gespannen verhouding tussen materiële en tevens ideologische machtsconcentraties te doen ontstaan, waarvan eens de alles overtreffende explosie nieuwe levensvormen zal brengen. Sommige beweringen van Oswald Spengler - die, een der eersten, de ondergang van het Avondland op wetenschappelijke gronden voorspelde - krijgen daarom werkelijk een prophetische klank: 'De wereldoorlog', zo schreef hij in 'Jahre der Entscheidung' (1933) is voor ons slechts de eerste bliksem van een storm, die met al de kracht van het noodlot op onze eeuw weegt. De vorm van de wereld zal totaal worden gewijzigd... Wij zijn het tijdperk der grote oorlogen ingetreden. Het gaat om de overgang van de XVIII-eeuwse wereld van afzonderlijke Staten naar het Imperium Mundi'. De Amerikaanse professor James Burnham verdedigt in 1945 ongeveer die zelfde stelling in 'The Struggle for the world' - een boek waarin hij herhaaldelijk beroep doet op het gezag van het cultuur-historisch werk 'A study of History' van de bekende Britse geleerde A.J. Toynbee. Volgens Burnham is Wereldoorlog III overigens reeds begonnen, op een beperkte schaal natuurlijk. Hij wijst daarbij o.m. op de krijgsverrichtingen in China, in Griekenland en in het Midden-Oosten, en op wat heden 'de koude oorlog' wordt genoemd. Zijn visie op de huidige wereldsituatie is onmeedogend en eenvoudig als een dilemma. - Men staat vóór de keuze: ofwel een democratische wereldorde onder Amerikaanse leiding ofwel een Wereldunie van Socialistische Sovjetrepublieken. Dit is ook de overtuiging van de Sovjets - met dien verstande dat zij de oplossing van het dilemma in hun voordeel als een historisch onvermijdelijke uitkomst beschouwen. Wonder genoeg - en dit pleit ten | |||||||||||
[pagina 752]
| |||||||||||
gunste van zijn objectiviteit - acht Burnham de overwinning van Amerika, gezien de politieke onmondigheid en het onstandvastig optreden, 'the policy of vacillation', van het mateloze continent helemaal niet zeker. Zelden werd van zoveel verschillende zijden een zo verregaande overeenstemming over de waarschijnlijke ontwikkelingsgang van de geschiedenis bereikt.
***
Er bestaan menigvuldige feitelijke aanwijzingen, die deze bespiegelingen schijnen te bevestigen. In het raam van een nieuw vijfjarenplan worden al de economische krachten van de Sovjet Unie gericht op het herstel en de ontwikkeling van de zware industrie, ondanks de nijpende behoeften aan consumptiegoederen. Bij iedere officiële gelegenheid wordt van hoger hand gewezen op de noodzakelijkheid de macht van het Rode Leger zo hoog mogelijk op te voeren. Reeds doen geruchten de ronde als zou het over de nieuwste vernietigingsmiddelen beschikken. Het lijdt geen twijfel, dat alles daartoe in het werk wordt gesteld. De vraag is echter of de Sovjets reeds in staat zijn de productie op grote schaal van atoombommen, wat zeer hoge technische eisen stelt, te organiseren. Op politiek gebied kent de Sovjet-Unie evenmin rust. Als een vloed vult het communisme ieder politiek vacuum, overstroomt al de toegankelijke randgebieden, dringt door elke spleet, ondermijnt systematisch al wat nog weerstand biedt. De greep op de Oost-Europese staten wordt steeds steviger, de infiltratie in de Midden-Oost-gebieden wordt gestadig voortgezet, het materieel herstel van West-Europa wordt met alle middelen tegengewerkt. De stoutste actie wordt momenteel in Griekenland gevoerd, niet zo zeer wegens haar omvang, als wegens haar terugslag op de Russisch-Amerikaanse betrekkingen. Tot nog toe immers werd de militaire afbakening van de Sovjet-Russische en Westerse invloedzones, waarover te Teheran en te Yalta een akkoord werd bereikt, geëerbiedigd. Door het erkennen van de Griekse rebellen-regering Markos, of door haar - dank zij de medewerking van satellietstaten - de middelen te verschaffen zich op te dringen, zou de Sovjet-leiding de nog steeds intact gebleven Big-Twoverhouding aantasten. De reactie van Washington in deze kwestie is daarom ongewoon scherp geweest. Belgrado en Sofia werden plechtig gewaarschuwd, dat het erkennen van de Markos-groep ernstige verwikkelingen met zich zou brengen. Om deze waarschuwing kracht bij te zetten kruisen thans enkele eenheden van de Amerikaanse vloot, goed uitgerust met manschappen, tanks en vliegtuigen in de Middellandse zee. Deze vlottende krijgsmacht zou in staat zijn, indien het moest, om Belgrado en Sofia zomede de verbindingslijnen in Noord-Griekenland te beheersen, en zelfs om een spectaculaire landing uit te voeren die zou bewijzen hoezeer het Amerika ditmaal ernst is.Ga naar voetnoot1. Veel meer indrukwekkend dan dit vanwege de U.S.A. reeds ongewoon | |||||||||||
[pagina 753]
| |||||||||||
teken van doorzettingsvermogen, is de reusachtige inspanning die het land besloten schijnt zich te getroosten om de Sovjet-expansie in bedwang te houden. Het groots opgevatte 'European Recovery Program' van Marshall schijnt weldra zijn niet minder ruim ontworpen militaire aanvulling te zullen krijgen. Volgens de aanbevelingen van Thomas Finletter, voorzitter van de Air Policy Commission, gaat het om niets minder dan om het organiseren van een luchtwapen dat bij machte is om van uit verwijderde bases een volgehouden aanval op de industriële centra van de Sovjet-Unie uit te voeren. De bouw van deze macht zou ongeveer 24 milliard dollar kosten, buiten de thans gebruikelijke uitgaven voor leger, vloot en luchtvaart. De gezamenlijke militaire uitgaven voor de periode die reikt van 1948 tot 1952 zouden in totaal een bedrag van 75 milliard overschrijden. De organisatie van een 'long range'-luchtmacht is volgens Amerika het enige middel om zulk een machtsevenwicht tot stand te brengen, dat een directe en grootscheepse actie van het Rode Leger kan voorkomen. Terloops zij opgemerkt, dat deze nieuwe militaire politiek de strategische betekenis van de randgebieden der Sovjet-sfeer en namelijk van West-Europa sterk vermindert en hun eventuele functie van bruggenhoofd, vliegdekschip of slagveld grotendeels uitschakelt, wat bewuste randgebieden in de mogelijkheid stelt zich hoofdzakelijk aan hun taak van economisch herstel te wijden. Het terug in gebruik nemen 'voor commerciële doeleinden' van luchtbases in Noord-Afrika moet ongetwijfeld in verband met het nieuw militair programma van de States worden gezien. Men kan natuurlijk de mening delen van hen, die beweren dat het bestendig bereid zijn tot oorlog, ver van de oorlogskansen te verhogen, integendeel het beste middel is om, in de gegeven omstandigheden, de waarschijnlijkheid er van zoveel mogelijk te verminderen. Dit is alleen een omschrijving van het bekende 'Si vis pacem para bellum'. Maar de geschiedenis biedt tot nog toe weinig voorbeelden van een bewapeningswedloop, die uiteindelijk niet tot oorlog voerde. | |||||||||||
II. - De nood aan een derde wegNochtans 'kan het toekomstig geluk van de mensheid niet door geweld worden verzekerd'. Deze woorden door F.D. Roosevelt op de vooravond van het tweede wereldconflict uitgesproken, zijn nog steeds actueel. Want de pijnlijkste zijde van de rivaliteit tussen de U.S.A. en de U.S.S.R. en van de tragische ontknoping die zij in het verschiet stelt, is wel dat ze niet noodzakelijk, noch zelfs waarschijnlijk tot de oplossing van de heersende politiek-maatschappelijke crisis leiden zal. Afgezien immers van de onrustwekkende vraag, wat er nadien van de huidige beschavingsvormen nog zal overblijven, is daar het feit dat de universele toepassing geen van beide stelsels, die bewuste machten vertegenwoordigen, ten volle bevrediging kan schenken. Niemand toch kan er over twijfelen, dat het meerendeel der mensen zullen weigeren hun geestelijke vrijheid en hun persoonlijke waardigheid op te offeren aan een regime, dat zich ten doel stelde 'niet de vervanging van een groep uitbuiters door een andere groep uitbuiters doch de ver- | |||||||||||
[pagina 754]
| |||||||||||
nietiging van iedere vorm van uitbuiting van de ene mens door de andere en de organisatie van een nieuwe, klasseloze maatschappij'Ga naar voetnoot1., doch daarin slechts zeer gedeeltelijk slaagde. Niemand zal evenmin loochenen, dat de Westerse democratie - alhoewel in meerdere opzichten boven de Oosterse verkieselijk - zwakheden en misbruiken (economische instabiliteit, sociale wantoestanden, cultureel verval) vertoont die alleen door een grondige hernieuwing kunnen worden verholpen. 'Wie een paar uur de Amerikaanse radio beluistert, aldus Burnham zelf, kan niet anders dan huiveren bij de gedachte, dat de Amerikanisatie van de wereld de prijs is van het overleven'. De heerschappij van de massa-mens is tenslotte niet veel aantrekkelijker dan de dictatuur van het proletariaat. Er bestaat een derde zekerheid, namelijk dat er buiten het Oosters collectivisme en het Westers individualisme - of, indien men verkiest, buiten communisme en kapitalisme - nog andere sociale, economische en politieke vormen denkbaar zijn. De nood aan een derde, hoger liggende weg, die de wereld over het beklemmend dilemma 'Oost of West' zou heen helpen door de inderdaad moeilijke - maar waarom onmogelijke? - synthese te verwezenlijken van geestelijke en politieke vrijheid eensdeels en economische orde en sociale rechtvaardigheid anderdeels, wordt in de huidige omstandigheden ongewoon dringend. De gedachte is niet nieuw. Ze kiemde, haast vanzelfsprekend, in het Avondland, dat op de grens ligt van twee werelden waarvan het wél de sterke zuigkracht ondervindt, maar waardoor het zich niet lijdelijk wil laten opnemen, omdat het beste wat het in zich heeft daartegen in opstand komt. Zo grijpt thans het continent, dat het zwaarste onder de huidige algemene crisis gebukt gaat, instinktmatig terug naar de verzoenende leer bij uitstek, waarvan de miskenning in het politiek en maatschappelijk leven de bron is geweest van alle onheil. Er valt inderdaad een heropstanding van de krachten van het Christendom waar te nemen. Misschien is de Russische roep om sociale rechtvaardigheid en menselijke broederliefde, die aanvankelijk aan de Rode Revolutie ten grondslag heeft gelegen, daaraan niet geheel vreemd. Zeker heeft de ontgoocheling, die de zegevierende revolutie juist op dit gebied bracht, daartoe veel bijgedragen. Er steekt meer dan één korrel waarheid in André Gide's bewering: 'Le flanchage du communisme restitue au christianisme sa portée révolutionnaire' en in de mening van Prof. E.H. Carr, dat 'de huidige Westerse ideologie van “de gewone man” ongetwijfeld teruggaat op het Christendom'. Maar het Christendom wijst alleen de richting aan. Het bewaart de sleutel tot gezonde en billijke politieke en sociale verhoudingen. Zijn taak is niet concrete, pasklare oplossingen aan te bieden. Het derde stelsel, waaraan onze tijd behoefte heeft, moet kristalliseren rond een centrale krachtsidee, rijk en vruchtbaar genoeg om de veelzijdige hernieuwing der maatschappelijke instellingen te inspireren en dynamisch genoeg om de uitstraling van het communisme actief te bestrijden. Aan die voorwaarden nu schijnt het federalisme te beantwoorden. Reeds | |||||||||||
[pagina 755]
| |||||||||||
schaarde zich een schitterende rei van denkers en staatslieden van diverse politieke overtuigingen rond deze idee, o.m. Prof. Fr. Schermerhorn en J. Huizinga in Nederland; van Zeeland en Marcel de Corte in België; Miss B. Ward, E.H. Carr en Harold Laski in Engeland; André Siegfried, Gustave Thibon en E. Herriot in Frankrijk; G. de Reynold en W. Röpke in Zwitserland. Wat is dan federalisme? | |||||||||||
III. - De federalistische gedachteGa naar voetnoot1.Wijl de federalistische idee minder van logische dan van dialectische aard is en niet zo zeer tot het rationeel dan wel tot het organisch type behoort, is zij zeer moeilijk te definiëren. G. de Reynold omschreef het federalisme als zijnde 'een politieke vorm waarbij meerdere staten, een gedeelte van hun souvereiniteit opgeven en een hogere centrale macht erkennen teneinde hun onafhankelijkheid te handhaven en hun gezamenlijke belangen te bevorderen'. Doch deze bepaling is te eng: het federalisme streeft niet alleen een nieuwe politieke inrichting, maar ook nieuwe sociale, economische structuren na. Van nature synthetisch beoogt het op elk gebied associatie en verzoening van onderscheiden belangen, die weliswaar geëerbiedigd worden, doch ondergeschikt blijven aan een hoger beginsel of aan een hoger belang dat vrijwillig en algemeen aanvaard wordt. Vandaar volgende principes, die wellicht beter dan een algemene definitie de inhoud van de gedachte weergeven.
De doelstellingen van het federalisme kunnen in drie woorden worden samengevat: Vrijheid, Welvaart en Vrede. Vrijheid, d.i. de vrije ontplooiing van mensen en volkeren door de vernietiging van iedere vorm van totalitarisme, de ontwikkeling van het individueel verantwoordelijkheidsbesef, de opbloei van het familie- en van het bedrijfsleven, de organisatie van boven-nationale groeperingen. Welvaart, door het bestrijden van étatisme en bureaucratie, het geleidelijk opheffen van de belemmeringen die de economische expansie hinderen, het vrije verkeer van werkkrachten en goederen, het organiseren van de | |||||||||||
[pagina 756]
| |||||||||||
productie op een schaal en volgens normen, die economisch het hoogste rendement en sociaal de vrijheid samen met de 'organische solidariteit' waarborgen. Vrede, door het nastreven van een politiek van internationale solidariteit op alle gebieden der menselijke bedrijvigheid, het verzaken aan de volstrekte souvereiniteit, het vrijwillig aanvaarden van een federaal gezag, de geleidelijke uitbouw van regionale federaties die hun bekroning moeten vinden in een universele orde, geleid, niet door een dictatoriale superstaat, maar door een boven-nationale instelling waarvan het gezag vrijwillig zou erkend worden.Ga naar voetnoot1. | |||||||||||
IV. - Naar verwezenlijkingDe gedachte van het federalisme wordt in geheel West-Europa in brede kringen verspreid. De 'Union Européenne des Fédéralistes' die in 1947 tot stand kwam, groepeert niet minder dan 40 bewegingen. Het Federalistisch congres, dat in Augustus 1947 te Montreux gehouden werd, telde 200 afgevaardigden. Zestien landen waren vertegenwoordigd. In Mei 1948 wordt een congres gehouden te Den Haag waaraan al de representatieve krachten van West-Europa zouden deelnemen. Maar, 'wanneer men zoekt naar een politieke theorie, die op een bepaald ogenblik bruikbaar moet zijn - aldus Bertrand Russell - komt het er niet op aan een utopie uit te vinden, maar de beste richting voor die beweging te ontdekken'. | |||||||||||
1. Benelux, de eerste kern.Die richting wijst Benelux aan. Men kan niet zeggen, dat het experiment, door drie kleine Europese staten aangedurfd en door de wereld met bewondering en sympathie gevolgd, zonder schokken verloopt: er blijven grote moeilijkheden te overwinnen en er moeten offers worden gebracht. Maar de douane-overeenkomst België-Nederland-Luxemburg is sinds 1 Januari 1948 een feit. En hoewel veel laat vermoeden, dat het volgend stadium, met name de economische unie, nog niet zodra zal worden bereikt, toch worden de banden onder de betrokken landen op velerlei gebieden nauwer toegehaald en groeit geleidelijk de toenadering. Is het dan een te gewaagde speculatie om te hopen - zoals Professor Schermerhorn het uitdrukt - 'dat de kristallisatie in de rest van Europa, van een Lage-Landen-kern uit gezien moet worden, als het begin van de wording van een Europese deelfederatie, d.w.z. als bijdrage tot de federatieve vereniging van Europa? Is het zo onmogelijk te geloven in een samenwerking van een aantal dergelijke grotere eenheden in een Europees verband, aldus een federatieve opbouw van Europa in de hand werkend? Ziet men in deze richting, dan mag onze economische politiek niet leiden tot een nieuwe autarkie, doch dient zij het perspectief te hebben om op de duur te leiden tot de mogelijkheid van één Europees verkeersnet, één Europees havenschap en wellicht één Europese munt.'Ga naar voetnoot2. | |||||||||||
[pagina 757]
| |||||||||||
2. Europese coöperatie in het raam van E.R.P.Die tendens beantwoordt volkomen aan het verlangen van de U.S.A. De uitvoering en het slagen van het European Recovery Program hangt immers vooral af van de constructieve samenwerking onder de begunstigde natiën en in 't bijzonder van de integratie der Europese economie. Marshall zelf heeft dit steeds beklemtoond. Einde September 1947, in hun eerste verslag als antwoord op het aanbod van Marshall opgemaakt, verklaarden de zestien deelnemende landen zich bereid om hun economische inspanning zo hoog mogelijk op te drijven en elkaar te helpen door de geleidelijke afschaffing van importbeperkingen, de uitbreiding der betalingsakkoorden en het transfereren van arbeidskrachten. De studie van een Europese tolunie werd onmiddellijk aangevat. De Franse regering nodigde al de Europese regeringen uit om besprekingen aan te knopen met het oog op het organiseren van tolunies in alle ge[v]allen waar die economisch mogelijk zouden blijken. Reeds gaf de Italiaanse regering daaraan gevolg. Een verslag over een projekt in die zin werd in Januari 1948 door de bevoegde ministers ondertekend. Graaf Sforza laat geen gelegenheid voorbij gaan om op de wenselijkheid van een tolunie te wijzen, die tot de Benelux-landen zou worden uitgebreid. Bidault kondigde op 14 Februari 1948 in de Nationale Vergadering de aanstaande economische conferentie aan, die te Rome moet plaats grijpen en waaraan Benelux, Groot Brittannië, Italië en Frankrijk zouden deelnemen. | |||||||||||
3. Koerswijziging in de Britse politiek: het Bevin-plan.Nochtans had Engeland lang geaarzeld vooraleer stelling te kiezen. Het scheen zich af te vragen of de Britse belangen wel degelijk door een 'Marshall-Europa' zouden worden gediend. De historische rede van Bevin op 22 Januari 1948 luidt in dit opzicht een beslissende kentering in. Na de mislukking van de Londense Conferentie der Grote Vier en t.o.v. de gestadige consolidatie van Rusland's positie in Oost-Europa, trekt Engeland de les uit de feiten en aanvaardt het principe van een Westelijke Unie. Bevin stelde voor besprekingen te voeren over een verdrag van bondgenootschap en vriendschap tussen Frankrijk en Engeland enerzijds en de Benelux-landen anderzijds. 'Maar dit is slechts de kern van de Westelijke Unie. Wij moeten verder gaan en niet alleen de overzeese gebiedsdelen van de West-Europese landen in Afrika en het Verre Oosten in deze nieuwe broederschap betrekken, maar ook een aantal andere historische leden van de Europese gemeenschap, in het bijzonder Italië; wij moeten een morele en materiële kracht bij elkaar brengen, die in staat is respect in te boezemen. Wij hier in Engeland kunnen ons niet meer los maken uit Europa en wij zullen ons door geen dreigementen, propaganda of vijfde colonnewerk laten weerhouden van ons streven al die Europese volkeren te verenigen, die bereid zijn de handen in elkaar te slaan.'Ga naar voetnoot1. De nieuwe richting die de Britse Buitenlandse politiek aldus heeft ingeslagen - want het gaat om niets minder! - opent vooruitzichten, | |||||||||||
[pagina 758]
| |||||||||||
die veel verder reiken dan een Europees herstelplan op vijf jaar berekend. Zij vergt namelijk een zeer stoute en vérdragende politieke en economische actie omvattend o.m.: tolunie, gecoördineerde productie, gezags- en raadplegingsorganen, gemeenschappelijke verdedigingsplannen, gezamenlijke ontwikkeling van overzeese gebieden, intieme verwantschap tussen West-Europa en het Britse Commonwealth.Ga naar voetnoot1. Het 'Bevin-plan' stemt volledig overeen met de Amerikaanse inzichten en Marshall begroet het als 'onze grote hoop'. | |||||||||||
4. Practische problemen.Bevin zelf geeft echter toe, dat indien het gemakkelijk is mooie schema's van tolunie's en federaties in elkaar te zetten, de practische uitwerking daarvan op uiterst complexe problemen stuit. Daar is vooreerst het Duitse probleem waarover nog geen volledig akkoord werd bereikt, zelfs niet onder de Westerse geallieerden. Aan dit vraagstuk wordt de drieledige (Anglo-Franse-Amerikaanse) conferentie van Londen gewijd, die haar werkzaamheden op 23 Februari 1948 aanving, en waarop de Benelux-landen werden uitgenodigd.Ga naar voetnoot2. Bovendien moet het zeer lastige compromis gevonden worden tussen een Europese vrijhandelsruimte en het Britse systeem van imperiale preferenties. Bevin wenst niet tussen één van beide te kiezen. Hij gelooft aan een mogelijke koppeling van beide. Maar hoe dit kan geschieden is nog een raadsel. Het valt verder te betreuren, dat de financiële positie, voornamelijk de dollar-schaarste die in vele landen heerst, aanleiding hebben gegeven tot eenzijdige beslissingen, die de economische integratie van Europa alles behalve in de hand werken. Zo werd de ontwikkeling van een multilateraal handels- en betalingsverkeer, waarop door de Benelux-landen herhaaldelijk is aangedrongen, sterk gehinderd door het afschaffen van de convertibiliteit van het pond-sterling en door het verbod aan zekere landen van het sterlingblok opgelegd, die zelfde munt voor het uitvoeren van internationale handelstransacties aan te wenden, maatregelen die Groot Brittannië om wille van zijn deficitaire betalingsbalans gedwongen was te treffen. Zo vormt eveneens de beslissing van Frankrijk een vrije deviezenmarkt te tolereren, momenteel een struikelblok op de weg naar nauwere economische en financiële samenwerking met Engeland en naar de onontbeerlijke muntstabiliteit in de Europese ruimte. Dit o.m. verklaart de houding van de Benelux-landen t.a.v. Bevin's voorstel, dat wel met grote voldoening werd onthaald maar waarover toch verdere bijzonderheden werden gevraagd. Te Luxemburg vergaderd, verklaarden de afgevaardigden van die landen zich evenwel bereid om hun medewerking te verlenen 'in een geest van constructieve samenwerking en in het raam van het Handvest der Verenigde Volken'. Deze reserve laat een zekere terughouding doorschemeren blijkbaar ingegeven door de niet ongewettigde vrees, dat de Westerse Unie in het teken van verouderde en | |||||||||||
[pagina 759]
| |||||||||||
al te enge politieke opvattingen zou komen te staan. In dit opzicht is het Anglo-Frans verdrag van Duinkerken een weinig belovend precedent.Ga naar voetnoot1. Ten slotte moet worden vastgesteld, dat in het raam van het Marshall-plan zelf het zo zeer gewenste plurilaterale betalingssysteem, paradoxaal genoeg, aanzienlijk wordt ingeperkt. Door sommige Amerikaanse kringen wordt inderdaad druk uitgeoefend om de toegestane credieten vooral, zo niet uitsluitend, voor de betaling van Amerikaanse export aan te wenden. Het spreekt van zelf, dat de specifieke Europese belangen daardoor in het gedrang zouden worden gebracht. De complexiteit der practische problemen waarop Bevin zinspeelde is daarmee voldoende geïllustreerd. | |||||||||||
5. Federalisme Oost en West.Wanneer men nu een parallel maakt tussen de moeizame pogingen in het Westen ondernomen om internationale samenwerking te bevorderen en de met vaste hand geleide economische integratie in het Oosten, dan kan men niet anders dan pijnlijk getroffen zijn door de voorsprong, die het Molotov-plan reeds op het Marshall-plan genomen heeft. Onder de sterke en doelbewuste drukking van de Sovjet-Unie werden in Oost-Europa grondige economische en sociale hervormingen doorgevoerd, gecoördineerde productieplannen uitgewerkt (o.m. tussen Polen en Tsjecho-Slowakije) en belangrijke tolunies afgesloten (nl. tussen Bulgarije en Zuid-Slavië). Ware het niet dat de vrijheid van personen, minderheden en volkeren een essentieel bestanddeel vormt van een federatie in de ware betekenis van het woord, dan zou men terecht mogen beweren, dat de Oost-Europese federatie nagenoeg een voldongen feit is. De vraag is of West-Europa bekwaam en bereid zal zijn om zich vrijwillig dezelfde inspanningen en dezelfde offers te getroosten als Oost-Europa dit deed 'met den stok achter de deur'. Het geldt hier werkelijk 'a challenge' - een uitdaging, waarnaar de werkelijke waarde van het Westen zal worden gemeten, en een 'test' waarvan de gevolgen onberekenbaar zijn. Men is geneigd zich af te vragen of het Westen zich van de ernst van de toestand voldoende bewust is en of het nog over voldoende morele en physische veerkracht beschikt om de handschoen op te nemen. Het lijdt geen twijfel, dat het zich in een veel gunstiger positie dan Oost-Europa bevindt, namelijk op gebied van industriële uitrusting, van economische hulpbronnen en van geschoolde arbeidskrachten. Maar de reële praestaties, de wil tot werken, de doelbewuste krachtdadigheid van de leidende instanties in landen als Frankrijk, Italië en zelfs Engeland kunnen nauwelijks de vergelijking doorstaan met de gelijkaardige wederoplevingsfactoren in landen als Polen, Tsjecho-Slowakije en Zuid-Slavië. Daarom blijven conferenties, akkoorden en tolunies doelloos, zolang ze niet gepaard gaan met de nodige economische inspanning en met de sociale sanering die alleen aan een federale organisatie werkelijke en duurzame waarde kunnen schenken. | |||||||||||
[pagina 760]
| |||||||||||
V. - Droom of werkelijkheidHoe groot ook de gevraagde offers mogen zijn, het te bereiken doel wettigt de inspanning ruimschoots. Een verenigd Europa, ja alleen reeds een West-Europese Unie die West-Duitsland zou omvatten, politiek onafhankelijk, militair georganiseerd, economisch en sociaal ingericht volgens eigen, specifiek federale, normen zou een morele en materiële 'derde macht' vertegenwoordigen, waarvan de uitstraling het politieke wereldbeeld grondig genoeg zou wijzigen, opdat het huidig tij, dat voert naar een waarschijnlijk derde wereldconflict, in de richting van een mogelijke vrede gekeerd worde. Dit is geen ijdele droom: het is de overtuiging van de gezagrijkste real-politici van deze tijd. 'Indien geheel West-Europa zich organiseert - aldus Staatssecretaris Marshall op 13 Februari 1948 - ben ik er van overtuigd, dat de Russische bewindslieden het met ons over de bepalingen van een vredesverdrag zullen eens worden'. Van zijn kant meent Churchill dat, indien er met de Sovjets niet valt te redeneren, niettemin met hen op realistische basis kan worden onderhandeld: 'Zij zullen een regeling op dergelijke basis getroffen eerbiedigen zo lang zulks hun belangen dient - en dit kan soms zeer lang zijn'. In aansluiting met de verklaring van Churchill, begin Februari afgelegd, weegt W. Lippmann in de New York Herald Tribune (5 Februari 1948) de kansen af van zulke oplossing. Hij acht daartoe de vervulling van volgende voorwaarden noodzakelijk: Vooreerst het herstel van het Amerikaans-Russisch machtsevenwicht door de uitbouw van een machtige luchtvloot; vervolgens het aanwenden van het European Recovery Program als een actief instrument voor het verwezenlijken van een Europese Unie, eerst tot het Westen beperkt, doch waar de Oost-Europese staten later zouden kunnen bij aansluiten. 'De federatie moet niet noodzakelijk voltrokken zijn, maar de kern van die federatie moet bestaan en West-Duitsland omvatten. Daardoor alleen reeds zou de afhankelijkheid van de Oost-Europese staten t.o.v. Rusland verminderen en zouden de banden tussen Oost- en West-Europa nauwer worden toegehaald. En dan zou een overeenkomst met de U.S.S.R. mogelijk worden'.
***
Er is van Europa gezegd, dat de tweede wereldoorlog aan zijn historische zending definitief een einde heeft gesteld. Het lijdt geen twijfel dat de machtscentra verplaatst zijn. Maar Europa beschikt thans nog over de middelen om, door zich zelf te redden de wereld te behoeden voor een nieuwe ramp, die niet zozeer zou uitgelokt worden door tegenstrijdige materiële belangen dan wel door onverzoenlijke ideologische standpunten. Door een derde, hoger liggende weg aan te wijzen en zelf te bewandelen, zou het een historische taak vervullen, die in betekenis alles wat het voorheen heeft volbracht, ver overtreft. |
|