Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 736]
| |
Het Vermeylen-Fonds en de Vlaamse BewegingGa naar voetnoot1.
| |
IDe Vlaamse beweging was, jawel, idealistisch, ideologisch, onwerkelijk; met recht maakte Vermeylen eens haar kritiek, en gooide hij het roer om. Ook sedertdien nog schreeuwden en eisten we méér en vaker dan we opbouwden en uitwerkten. Zozeer bleef onze zin voor werkelijkheid in gebreke, dat we over taalwetten lieten stemmen alvorens hun toepassing grondig te hebben onderzocht en voorbereid; dat we, altijd geringeloord, | |
[pagina 737]
| |
neigden naar een schamper non conformisme; dat we, in de jaren der bezetting, schijnbaar zware fouten begingen, die eenvoudig vergissingen moeten heten. Ontzaglijk veel krachten gingen verloren in actie, herrie en rumoer; nog niet ontgoocheld, zouden we de laatste graag geven, met het onverwoestbaar optimisme dat het uur van Vlaanderen eens slaat: dan wordt het prachtig!... Ja! het was goed dat we ontnuchterd werden. Maar sedert Vermeylen legde deze ontnuchtering de bronnen zelf droog van onze Vlaamse vitaliteit. Zwaartepunt en belangstelling verplaatste zij naar een technisch-materialistische levenshouding. In een vernauwden kring liet zij, daar omheen, een verkleinde cultuur wentelen, aanmatigend, dictatoriaal en ijdel. De weldoende, de stuwende nationale fierheid verzwond voor een nuchtere zakelijkheid, en tegelijk voor een onwerkelijke grootspraak; zelfgenoegzame en koele mensen dreven, onmenselijk hard, verstokte romantici terug in een zoveel vager nebulositeit. Zij ontzegden hun den grond onder de voeten; terwijl zij zich afsloten van den hemel boven hun hoofd. Ach! die splitsing! Bij de een ging het ideaal teloor, bij de ander de vastheid; vooral sedert de bevrijding verketterde en bestreed men elkander. Schromelijk onrecht werd gepleegd; af en toe zelfs, wanneer men thans ontnuchterde cynici en weerloze dromers tegenover elkander ziet, denkt men aan een gelarveerden burgeroorlog. De splitsing werd een diepe, een onoverkomelijke klove; maar de materialisten verloren het meest. Den zin namelijk voor zedelijke en geestelijke waarden; meer dan eens het geloof. En laat nu de anderen, bij wie de dweepzucht star en sterk bleek, ook al verslagen zijn: wie zijn ziel verloor, verloor àlles; voor wie haar bewaarde, kan àlles winst worden. Daarom kunnen we niet instemmen met een programma van Vlaamse ontnuchtering, dat, in de huidige conjunctuur, even goed Vlaamse ontaarding mocht heten. | |
IIEvenzeer als een tendenz naar ontnuchtering ontgoochelt ons, in de tweede brochure, de traditionele grieventrommel: zijn aanwezigheid, méér nog zijn inhoud. Wij denken er niet aan de Vlaamse grieven als ongegrond te verwerpen. De mistoestanden moeten aangeklaagd, bestreden, geweerd; wij deden het weinig doeltreffend, omdat we dat alleen deden. Politieke, sociale, culturele, religieuze leiders mogen ze nooit vergeten: niet dan noodgedwongen of machteloos gaat men, zonder het te herstellen, onrecht voorbij. Dringend dan en desnoods met de macht, dienen Vlaamse noden, meer dan eens een ondraaglijke verminking, onder de ogen gezien en gelenigd. Zwakheid kan hier schuld zijn; wie echter de Vlaamse actie herleidt tot het aanklagen van rechtsverkrachting, laat het onrecht zoveel langer voortbestaan. Hij kweekt een verlammende misnoegdheid aan, een negatief non-conformisme: wij worden zeurende mensen, die met hun lome kleinheid de wereld wanen te vullen. Hij sluit den horizon af, als zou niets de aandacht verdienen buiten deze boosaardig geplante hinderpalen; elk sereen onderzoek staat hij in den weg, hijzelf de grootste hinderpaal; elk onbevangen en ruim initiatief smoort hij in de kiem. Wij worden wantrouwende ongelukkigen, norse assepoesters die de bekoorlijkheid verliezen | |
[pagina 738]
| |
van dien voorbijgaanden toestand: in de bevredigde zelfzucht wanen wij bevrijding te vinden, niet meer in veroverende offervaardigheid. Daarom ontgoochelt ons, bij de eerste poging om de Vlaamse beweging te doen herleven, de zo verderfelijke grieventrommel. Weet men dan niet, dat hij juist, tussen de twee oorlogen, voor een deel het gevleugelde idealisme lamlegde, door een langzaam verstarrende dweepzucht vervangen of door een langzaam meer gewetenloze zakelijkheid?
Meer nog dan zijn aanwezigheid, ontgoocheld ons zijn zo weinig objectieve inhoud. Natuurlijk praten wij de taaltoestanden niet goed, nog minder de daarbij horende mentaliteit: in het gerecht, in het leger, te Brussel, in de Limburgse mijnstreek, in Waals België; maar als het huis van uw buurman brandt, spreek hem niet eerst over een gebroken spiegel! Evenzeer als spreken, kan zwijgen onoprecht zijn, en hier wordt, doelbewust, tè veel verzwegen. Waarom den werkelijken omvang der naoorlogse weeën ignoreren: de velerhande vormen van repressie, die namen verdienen van willekeur, wraak en broodroof? Waarom de vele schepen, met, onder een politieke ja patriotische vlag, een heel verdachte lading? Waarom het zo moedwillig onderdrukte vrije onderwijs (neen niet aan de Brusselse Universiteit!)? Waarom de zozeer bemoeilijkte familiepolitiek? En het onrechtmatig breken of verhinderen van menige carrière! En het wurgen (of bijna toch) van middenstand en boerenstand, het ruggemerg van onze Vlaamse bevolking, terwijl de arbeidersstand geenszins wordt opgevoed! Onder de Vlamingen, onder de besten der Vlamingen, tellen wij duizenden slachtoffers! Het gehele volk zien we verdeeld, naar ziel en lichaam getroffen, geleidelijk verwilderd! Er is, voor wie de Vlaamse grieven bekijkt, een voorgrond en een achtergrond; wie den achtergrond voorgrond noemt, bedriegt zichzelf of anderen. Wellicht vond men zulke stekelige onderwerpen eenvoudig inopportuun. Voor grote volksvergaderingen, jawel; maar de leiders, die deze twistgesprekken weren, spelen verstoppertje. Alleen de waarheid kan ons bevrijden; wie ze, bij een poging tot samenwerking, niet onbevreesd aanstaart en onvoorwaardelijk dient, wordt dupe of bedrieger. Consequente en offervaardige mensen, hoe verschillend ook gevestigd en gericht, vinden, begrijpen, waarderen elkander; zij slaan de hand in de hand, samen een zoveel machtiger organisme. Waar halfheid zich echter bij halfheid voegt, triomfeert de partij met het geringste geweten. Langzaam leggen we, dunkt ons, de kern van alle moeilijkheden bloot: als een ondoordringbaar scherm ondervangt de politieke verdeeldheid denken en peilen, willen en pogen. Waarden en waarheid zijn betrekkelijk geworden, afhankelijk van grillen, van stoffelijk voordeel. In het openbaar leven verzwond de godsdienstigheid; daarmee de offergeest en de moraal, en zo de verruimende en verheffende cultuur. Alleen de schijn wordt bewaard: bedrieglijke toneelschermen vervangen de werkelijkheid. Het gehele leven ligt gevat in een nivellerend materialisme, vanzelf deterministisch en immoreel. Het besef van naastenliefde is weggenomen; ook dat van rechtvaardigheid; ook de eerbied voor individu en gezin. En vernielend beukt cle meedogenloze staatsmacht op de laatste vesting van stilte, vrijheid en vroomheid... Mogen wij dan, in die sfeer van waanwijze ongodsdienstigheid, | |
[pagina 739]
| |
aan dezelfde mensen, die zoveel neerhaalden, onze Vlaamse beweging in handen geven? Even goed pleegden we, als Vlamingen althans, zelfmoord. | |
IIIIn elk van beide brochures vallen de intellectuele armoede op en de onmacht tot scheppen. Oude koeien steken hun kwijnend hoofd uit een ondiepe gracht. In oude zakken giet men... goedkoop water dat spoedig wegvloeit: een bonte verscheidenheid van bijna geïmproviseerde opinies.
Wij isoleren te veel de Vlaamse beweging, als zou ze niet een der vele vormen zijn van het romantisch nationalisme der negentiende en twintigste eeuw. België, Italië, Duitsland, Griekenland en de Balkanstaten kwamen er door tot stand; op Frankrijk, Engeland en Rusland, op Ierland en Polen werkte het in, en zijn laatste periode, van 1890 ongeveer tot 1914, viel samen met de opkomst van het internationale socialisme-en-communisme. Veroordeel niets, hoe verderfelijk zijn hoogste spanningen, Fascisme namelijk en Nazisme, ook zouden geweest zijn! Werd het beste der negentiende-eeuwse cultuur er niet door gecreëerd? Hoezeer ook te verbeteren, moet het niet, gewijzigd en aangepast, uitwendig anders en inwendig hetzelfde, van separatistisch federalistisch geworden, het nieuwe Europa mee stichten: het geunificeerde en gepacificeerde, verdraagzaam en schoon, verscheiden en harmonisch? Van dat nationalisme is de Vlaamse beweging één vorm, het Belgisch patriotisme een andere. Een vorm binnen een vorm: beide met heel verschillende standpunten en belangen; niet tegenstrijdig nochtans tenzij in en door de overspanning tussen de twee oorlogen. Overspanning en passie, niet het minst langs Belgische zijde, verhinderen het serene onderzoek, en, op onvermijdelijke wrijvingen na, de grondige verzoening. Het zijn twee dooreenlopende stromen, uit twee gebergten neergestort in één vallei. In de laatste eeuw graaf den zij, met bruisen en klateren, branding en verwoesting, een opmerkelijke bedding. Door welk land voert hen de toekomst? Met welke bijrivieren? Naar welken groteren stroom? Naar welke zee? Hoogstwaarschijnlijk hebben zij hun laatste velden nog niet vruchtbaar gemaakt, hun laatsten oogst nog niet doen tieren.
Twee grote stromingen beheersten het Europa der laatste eeuw: de nationaliserende en de breekster van natie en volk. De eerste eerder spiritualistisch, traditionalistisch, vrij en heroïsch, religieus; de tweede veel meer gevangen in ijzeren wetten en stoffelijk determinisme. De tweede volgend op de eerste: een bijzondere toepassing en een reactie tegelijk; de eerste, die, uit de machtig geworden tweede, hoger en zuiverder wil heropleven. De eerste een geest, de tweede een techniek: een techniek door den geest gecreëerd, doch die hem dreigt te verstikken. Met een ruk bevrijdt zich de geest, in een zoveel ruimere lucht. Vlaanderen en België werden door de nationalistische, de spiritualistische en religieuze stromingen beheerst en gedreven; niet minder realistisch daarom, veroverden hun industrie en handel, hun landbouw, verkeer en kolonisatie, de welvaart en het geluk. In de laatste decennia echter takelde het materialisme het spiritualisme af, en terwijl nu, in de grotere Europese | |
[pagina 740]
| |
landen, een terugkeer naar den geest zich aftekent, omvangt en wurgt ons, kleiner nog dan de fatsoenlijke burgerlijkheid, de amorele verstoffelijking. Reeds heeft ze België in haar macht; Vlaanderen, met zijn vele reserves aan gezonde vitaliteit en godsdienstige heelkracht, wordt bekneld en neergeduwd. En voor deze verderfelijke opzet misbruikt men de leuzen der Vlaamse beweging. Den zin der woorden keert men om. Eerst moet het spiritualisme bevrijd en gered, de cultuur beveiligd of zelfs mogelijk gemaakt, de eensgezindheid en de vrede hersteld, het heroïsme en de godsdienstigheid nabij gebracht. Hoevelen snakken naar adel van gemoed, naar offergeest en geefgezindheid, naar het onvervangbaar geluk van wie zijn leven schoon maakt en goed; hoevelen naar de tere atmosfeer van het dan pas bevroede vaderhuis! Daarom zal de nieuwe Vlaamse beweging zich wél omvormen en aanpassen, niets ontziend en onversaagd de taalgrieven, de economische en demographische problemen ophalen en oplossen; maar boven alles vernieuwt zij den geest. Nimmer hoefde zij zo ruim te zijn, zo diep, zo veeleisend aan religieuze dienstbaarheid, zo innig romantisch. Wordt zij niet hoog spiritualistisch en machtig scheppend, zo verliest zij den strijd, en het volk gaat verloren. In andere levens- en denkvormen, beware zij de kentekenen, die haar vader Frans Jan Willems voor onze letterkunde eens opeiste: godsdienstigheid, zedelijkheid, eigen geest en aard.Ga naar voetnoot1.
***
Met de brochures van het Vermeylen-fonds nemen wij geen vrede: zij vernieuwen niets en staan de ware vernieuwing in den weg; zij verstoffelijken in plaats van te vergeestelijken, maken kwijnend in plaats van sterk; zij zou den de verbittering bewaren of weer aankweken, de meest verderfelijke verlamming. Hoe paradoxaal, dat het Socialisme, een internationale stroming, op een nationale de hand wil leggen! Ofwel is het zichzelf niet meer; ofwel mag de Vlaamse beweging zichzelf niet zijn; ofwel ontmoeten beiden elkaar in een niemandsland. Socialisme en Vlaamse beweging: water en vuur! Maar door de politieke partijdigheid heen, veel dieper, in de gloeiende lucht van het onvoorwaardelijk dienen en alles geven: daar dààr alleen, kunnen en moeten de vernieuwde en vernieuwende Vlamingen van goeden wil elkander vinden, steunen, richten en geleiden.Ga naar voetnoot2. |
|