Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 714]
| |
Katholieke Literatuur in de Verenigde Staten
| |
[pagina 715]
| |
hen brachten tegen het boek van Lewis in, dat het - en zo is het inderdaad - een propagandistisch geschrift was en geen scheppend werk. De heer Orville Prescott, de dagelijkse boekbespreker van de New York Times, aarzelde niet vast te stellen, dat dit het minst bewonderenswaardige van alle boeken van Lewis was, en beweerde openlijk, dat Lewis aldoor zwakker werd sedert hij 'Arrowsmith' had geschreven. Dezelfde criticus was een van de weinigen, die niet door Steinbeck's naam beïnvloed werd; hij verklaarde onomwonden, dat volgens zijn overtuiging Steinbeck eigenlijk de schrijver van één enkel boek was - het beroemde 'Crapes of Wrath'.Ga naar voetnoot1. Daarop hadden de beide boeken niet alleen een wijd vertakte afbrekende critiek te doorstaan, maar werd hun verschijning aanleiding tot een belangrijk her-onderzoek naar de waarde van de gehele realistische, naturalistische school. In 'The Saturday Review of Literature' van 3 Mei verscheen bijvoorbeeld een redactionele 'Open brief aan de Realisten'. De schrijver, Henry Seidel Canby, hoofd der Redactie, besloot: 'Het zogenaamde naturalisme is ten dode opgeschreven. Over het algemeen wordt het realisme elk jaar minder rijk aan verbeeldingskracht, minder scheppend. Het is beschrijvend maar niet visionnair, noch overtuigend. Zal het nog literatuur genoemd worden, wanneer men onder literatuur iets meer gaat verstaan dan weergave van realiteit? De romantiek, deze bepaalde manier, en soms de beste, om de realiteit weer te geven, heeft gevaarlijk lang braak gelegen; zij zal weer opbloeien'. En de eminente criticus, J. Donald Adams, wijdt in zijn 'Speaking of Books'-kolommen van 'The New York Times Book Review' van 23 Maart, al de beschikbare ruimte aan het citeren en uitwerken van Chestertons klachten over modern realisme in diens 'Heretics'. De kern van Chesterton's kritiek ligt in deze zin besloten: 'Wat men veroordeelt, en naar mijn mening terecht in de grote moderne literatuur, waarvan Ibsen's werk het prototype is, is, dat terwijl het oog dat het slechte kan waarnemen steeds scherper wordt voor het slechte tot verblindende scherpte toe, het oog dat waarneemt wat goed is, elk ogenblik duisterder en duisterder wordt, totdat het bijna blind wordt van twijfel'. Een verdere stoot aan deze groeiende kritiek op het realisme werd gegeven door de lofuitingen, kwistig gestrooid bij gelegenheid van de dood van Willa Cather. Bijna ieder literair blad in de Verenigde Staten publiceerde een levensbeschrijving van deze schrijfster van naam, en de meesten van hen beijverden zich om | |
[pagina 716]
| |
op Miss Cather's literaire onkreukbaarheid te wijzen - hoe zij in haar groot aantal romans zich nooit verlaagd had tot alledaagsheid of platheid en hoe zij niettemin karakters en situaties beschreven heeft even werkelijk als enig realisme. In mijn bijdrage voor 'America' van 10 Mei 1947 had ik gelegenheid een brief van Miss Cather aan te halen, waarin ze op een van mijn artikelen commentaar gaf. Ik geloof, dat haar brief, meer dan kolommen vol lofspraak, de tweevoudige geest van artisticiteit en gezonde moraliteit, die haar romans kenmerkt, weergeeft. Ze zegt in het kort: 'Ik ben natuurlijk verheugd over Uw vriendelijke aanhaling van mijn schrijven, maar meer nog ben ik verheugd over de wijze, waarop U de kwestie ter sprake brengt aangaande de armzalige relatie tussen de zeer moderne schrijvers en de Engelse taal... 'n Vrolijk type van de “New Yorker” ontdekte, dat in “The Grapes of Wrath” de verschillende personen precies zesendertig maal op hun “hams” zitten. Nu zijn er zoveel andere namen voor dat deel van het menselijk lichaam (waarvan sommige vulgair genoeg zijn om aan Steinbeck's doel te beantwoorden), dat het nogal verontrustend is te bemerken, hoe de prachtige hoogte, die de taal bereiken kan, zwijgt met uitzondering voor één octaaf, dat kleine jongens met één vinger telkens en telkens weer tokkelen... Morison's boek (Admiral of the Ocean Sea, a Life of Christopher Columbus) moest door ieder ontwikkeld katholiek gelezen worden. Zijn beschrijving (eigenlijk: zijn ontdekking) van de belangrijke rol, die het geloof in Columbus' leven speelt, is voor mij een openbaring. Ik weet niet, welk geloof de heer Morrison persoonlijk belijdt, maar hij heeft in elk geval een goed begrip van de krachtbron, die een diep geloof voor iemand zijn kan.' Uit deze verschillende uitingen valt op te maken, dat de cultus van het realisme die sinds de dagen van Hemingway zo tyranniek geregeerd heeft over de litteraire productiviteit in Amerika, nu aan een gezamenlijk gewetensonderzoek onderworpen wordt. Er is herhaaldelijk op gewezen, dat het realisme zwakker en steeds bloedlozer wordt. De eerste realistische roman die men leest, schijnt eindeloze gezichtspunten te openen door zijn dikwijls brutale en niets ontziende openhartigheid, maar als men de tiende roman van deze soort gelezen heeft, is het oud nieuws geworden. Juist het feit, dat realisme bijna volkomen alle verbeelding uitsluit vormt zijn zwakke zijde.
Deze huidige gang van zaken in de Amerikaanse literatuur schijnt mij een gezond teken. Dit wil niet zeggen, dat er niet nog steeds realistische romans verschijnen, en zelfs romans van een | |
[pagina 717]
| |
tamelijk hoog gehalte. Eén ervan, zo juist verschenen, is Knock on any Door, door Willard Motley, de geschiedenis van een kleine katholieke jongen, die ons wordt voorgesteld als een misdienaar met een vage aspiratie om voor priester te studeren, maar die, aan het einde van het verhaal gedegenereerd is tot een misdadiger, een moordenaar, na vele onverbloemde avonturen op sexueel gebied. Ik herhaal van hoog gehalte, omdat dit werk niettegenstaande zijn rauwheid niet de bedoeling heeft louter sensationeel te zijn. De schrijver schijnt ten naaste bij door dezelfde morele verontwaardiging bezield te zijn als James T. Farrell. Hij is verontwaardigd over de gedegenereerde elementen van de stedelijke beschaving, die de neergang van zulke karakters in de hand werkt. Men kan de ijver van deze schrijvers bewonderen, hoewel ongelukkigerwijs de oplossingen die zij aan de hand doen, dikwijls even noodlottig zijn als het kwaad, dat zij willen bestrijden. Maar zelfs bewondering voor de oprechtheid der beweegredenen maakt ons niet blind voor het feit, dat deze soort literatuur alleen reeds door het feit, dat ze niet langer aanstoot geeft, haar uitwerking verloren heeft.
Er is onder katholieke Amerikaanse critici een streven merkbaar den katholieken roman te overschatten. Wanneer deze critici voor het buitenland schrijven, geven zij zich dikwijls veel moeite om te bewijzen, dat de Amerikaanse katholieke literatuur op hoog peil staat. Ik ben bereid dit toe te geven in sommige opzichten; enige van onze geschriften op historisch gebied zijn zeer goed, zoals bijvoorbeeld dat van wijlen Mgr. Peter Guilday, die uitmuntte door zijn biografieën over Amerikaanse geestelijken. Ook enige van onze werken op geestelijk en ascetisch gebied, zijn van hoog gehalte, zoals dat van wijlen Pater William Mc Garry S.J. (Paul and the Crucified, Behold, He Coineth, Unto the End). Doch wat Amerikaanse katholieke schrijvers ook op ander gebied mogen presteren, op romangebied reikt hun kracht niet ver. Er zijn daarvoor wellicht vele redenen, zoals b.v. het feit, dat Amerikaanse literatoren heden ten dage voornamelijk geïnteresseerd zijn in apologetische literatuur (zeer zeker een gerechtvaardigde voorkeur in een niet-katholiek land). Welke echter de redenen mogen zijn, het feit is er. Terugblikkend op de laatste vijfentwintig jaar vindt men zelden een katholieke naam uitblinken in de romanwereld. Er is menig katholiek onderwerp behandeld, maar meestal van de hand van niet-katholieke schrijvers, zoals de reeds vermelde Miss Cather. Dit wil niet zeggen, dat er sedert lang niet een wijd verspreide belangstelling bestaat in de Verenigde Staten voor specifiek ka- | |
[pagina 718]
| |
tholieke romans. Doch die belangstelling moest zich uit noodzaak bepalen tot katholieke romans van vreemde schrijvers. Ruim twintig jaar geleden, heeft bijvoorbeeld Bruce Marshall's Father Malachy's Miracle een grote lezerskring gevonden en later werd dit verhaal op Broadway als toneelstuk opgevoerd. Auteurs zoals de Ierse schrijfster Kate O'Brien wisten een trouw hoewel meer select publiek te winnen. Nog onlangs zijn Franz Werfel's The Song of Bernadette en Evelyn Waugh's Brideshead Revisited door de 'Book-of-the-Month' Club, die nu meer dan een millioen leden telt, aan haar keur-collectie toegevoegd. Ook Franse auteurs, die van uit een uitgesproken katholiek standpunt schreven, vonden een trouwe groep lezers in de Verenigde Staten, en waarlijk niet altijd katholieke. Vooral Mauriac en Bernanos werden veel gelezen alsook de dichter Paul Claudel. Maar het feit blijft staan, dat de Amerikaanse katholieke lezers over het geheel genomen naar overzeese lectuur moeten grijpen om hun verlangens te bevredigen, of zich tot niet-katholieke romanschrijvers van het eigen land moeten wenden. Als ik mij niet vergis, is er echter een veelbelovende verandering op komst. In het afgelopen jaar werd een zeer goede historische roman geschreven door een veterane van de katholieke romankunst. Miss Helen C. White was reeds een schrijfster van naam wegens haar vroegere romans (Not built by Hands, Watch in the Night), wegens de nauwgezetheid van haar historische onderzoekingen en de echtheid van haar verhalen. Dezelfde stoere kracht blijkt uit haar laatste roman, Dust on the King's Highway, een treffende geschiedenis van de Franciscaanse missie in Californië. Buitendien is er een belangrijke productie van andere verzorgde katholieke uitgaven. Het meest van betekenis is wel het eerste boek van J.F. Powers, Prince of Darkness and Other Stories. Powers schreef reeds enige jaren in literaire tijdschriften van minder betekenis, zoals de Kenyon Review en andere zogenaamde little magazines! Zeer veel lof werd dit werk toegezwaaid van de zijde der kritiek en zijn reeks 'stories' werd begroet als waarschijnlijk het begin van een belangrijke litteraire loopbaan. Overzeese lezers die bekend zijn met Frank O'Connor's Ierse korte verhalen zullen moeten toegeven, dat het inderdaad een hoge lof is, wanneer men Powers gelijkstelt met O'Connor, ja dat hij misschien O'Connor nog overtreft in dit genre. Het is niet meer dan billijk te vermelden, dat Powers succes voor geen gering deel te danken is aan een schijn van wat sommigen als anti-clericalisme zullen beschouwen, doch dat in werkelijkheid uit een zekere familiariteit voortspruit die haar oorsprong vindt in diepe alles omvattende genegenheid. | |
[pagina 719]
| |
Powers gelukkige hand in deze soort literatuur, die zo licht kan ontaarden in unfair smaadschrift, blijkt wel het best, wanneer zijn Prince of Darkness vergeleken wordt met een boek als 'Moon Gaffney' van Harry Sylvester, ook een katholieke auteur, wiens laatste werk (zijn derde) een goed onthaal vond in niet-kerkelijke tijdschriften en magazines. Sylvester is een veelbelovend jong schrijver, maar in geen van zijn drie laatste novellen heeft hij ook maar ten dele aan deze veelbelovendheid beantwoord. In alle drie novellen behandelt hij een belangrijk onderwerp - in Dayspring het huwelijk en het probleem der geboortebeperking - maar hij is nog niet voldoende uitgegroeid om zulk een thema aan te kunnen. In Moon Gaffney heeft hij het aangedurfd te schrijven over Ierse katholieken in de politiek. Zeer zeker is Amerika al te dikwijls geplaagd door politici, die alleen in naam katholiek zijn, maar wier praktijken op zijn zachtst uitgedrukt, min of meer kwalijk rieken. Daarbij komt nog, dat enige politici van dit type zeer goede en eervolle namen dragen. Bij het behandelen van dit onderwerp echter heeft Sylvester zich ongelukkigerwijs niet voldoende kunnen los maken van de misbruiken die hij laakt. Het geheel is daardoor een overdreven schildering geworden en bitter onbarmhartig. De indruk die hij wekt is dat alle priesters dwepers zijn en reactionair (zijn priesterfiguren zijn over het algemeen anti-arbeiderspartij en anti-semietisch), en dat de grote meerderheid der katholieke leken van alle geest ontbloot zijn en ternauwernood beroerd door de discipline der Katholieke Kerk. Deze fouten zijn algemeen gelaakt door katholieke critici en boekbesprekers. Ongelukkigerwijs zijn sommigen dezer boekbesprekers ertoe gekomen een overdreven en onbarmhartige toon aan te slaan bij het naar voren brengen der tekortkomingen van Sylvester. Hoe het ook zij, Sylvester blijft een man die de aandacht waard is. Hij is hartstochtelijk gekant tegen materialisme en alle onoprechtheid of valse voorstelling, en ik geloof dat hij begint in te zien dat wie iets bereiken wil bij het ontmaskeren der verborgen ondeugden en listen van het moderne leven, gedreven moet worden door een diepe en allesomvattende barmhartigheid. Cynisme, zelfs van de bijtende soort, is een doeltreffend wapen, maar de cynicus is van nature een moralist en de moralist, die de zondaar wiens zonden hij ontmaskert, niet lief heeft, kan niet veel meer doen dan schetteren. Indien Sylvester in staat is deze waarheid op zichzelf toe te passen, geloof ik, dat de Amerikaanse katholieke letterkunde een belangrijke kracht rijker zal zijn geworden, op weg naar een waarachtig apostolaat. | |
[pagina 720]
| |
De opkomst van nieuwe katholieke talenten in de Amerikaanse literatuur gedurende de laatste vijf jaar is misschien nog meer opvallend in de poëzie dan in de romanskunst. Ik verwacht voor de katholieke poëzie zo min als voor het katholieke proza, een rij van nieuwe belangrijke auteurs. Dat zou te veel verlangd zijn. Maar van belang is, dat een handvol waarlijk belangrijken onder de katholieken meer en meer veld winnen bij het lezend publiek, zelfs bij niet-katholieken. Dit is inderdaad het geval bij twee jonge katholieke dichters. Daarvan is Robert Lowell misschien wel het sprekendst voorbeeld, gezien de algemene bekendheid hem ten deel gevallen ter gelegenheid van de toekenning van de Pulitzer prijs voor poëzie in 1946. 'Lord Weary's Castle' was het werk waarvoor de prijs werd toegekend en, hoewel ik persoonlijk de poëzie van Lowell nodeloos duister vind, is ze onmiskenbaar gedragen door een echt katholieke geest. Vele zijner gedichten behandelen een specifiek religieus thema; andere worden geïnspireerd door de verschillende aspecten der liturgie. Ondanks Lowell's plotselinge stijging in de publieke waardering, is de tweede jonge katholieke dichter naar mijn mening belangrijker. Het is Thomas Merton, een jeugdige bekeerling die in de Orde der Trappisten trad kort na zijn bekering, en wiens beide delen poëzie het licht zagen vanuit de eenzaamheid en teruggetrokkenheid van zijn kloosterleven. Zijn eerste werk was Thirty poems. Het werd door competente katholieke critici toegejuicht (jammer genoeg werd er in de neutrale pers niet veel aandacht aan geschonken) als een stuk werk, waard om vergeleken te worden met de poëzie van Gerard Manley Hopkins. Ik geloof niet, dat deze lof overdreven is en Merton heeft in zijn daaropvolgend deel Man in a divided Sea getoond, dat zijn oorspronkelijk talent zich heeft gehandhaafd. Behoudens deze beide delen poëzie, heeft Merton een klein maar belangrijk stuk critisch werk het licht doen zien, gepubliceerd in 'Commonweal' een wekelijks verschijnend nieuwsblad, gepubliceerd door een katholieke uitgeverij.
Naast deze beide prominente katholieke dichters, die wijd en zijd de aandacht trekken, is er een beweging gaande, waarmede Europese lezers nauwelijks bekend zullen zijn. Dit is 'The Catholic Poetry Society'. Haar maandblad Spirit biedt de beste poëzie, die er in het huidige Amerika verschijnt. Enige jaren geleden werd de tiende jaarlijkse bloemlezing van gedichten uit Spirit samengesteld door de heer John Brunini, president van de bond, en het werd een lijvig en qualitatief uitmuntend boekdeel. In het voorwoord voor deze bloemlezing, wijst Miss Helen C. White op de invloed, die de 'Poetry Society' heeft op de jonge Amerikaanse | |
[pagina 721]
| |
katholieke schrijvers en dichters, voornamelijk op de studenten van katholieke colleges en universiteiten. Terloops zij opgemerkt dat een opvallend groot aantal gepromoveerden der katholieke hogere scholen en universiteiten hun leven thans wijden aan de schrijf- en dichtkunst. Het is altijd een merkwaardig verschijnsel geweest in het katholieke intellectuele leven der Verenigde Staten, dat een zo gering aantal katholieke gepromoveerden de schrijfkunst beoefende als middel tot apostolaat. Van het enorme aantal college-lopende katholieke studenten, dat wij hebben, promoveren waarschijnlijk een tienduizend per jaar. Velen van hen waren in hun studententijd vol beloften en toch, na hun promotie zijn ze eenvoudig uit het gezicht verdwenen. Er zijn natuurlijk meerdere verklaringen mogelijk. Vooreerst het economisch probleem, omdat de grote meerderheid der katholieke promovendi niet uit de gegoede klasse zijn voortgekomen. Onmiddellijk na hun promotie moeten ze alles in het werk stellen om een baan te krijgen. Een andere oorzaak is geweest, dat eertijds de katholieke hoge scholen in hun strijd om de financiële moeilijkheden te boven te komen, niet in staat zijn geweest tot steunverlening door het toekennen van beurzen. Ik geloof niet dat de economische omstandigheden der katholieke promovendi veel verbeterd zijn, en dit probleem bestaat nog steeds, maar een feit is, dat heden ten dage de katholieke hoge scholen en universiteiten meer en meer in staat gesteld worden jonge schrijvers financieel te ondersteunen. Deze beweging om jonge schrijvers middelen van bestaan te verschaffen, terwijl ze nog aan het begin staan, verbreidt zich langzamerhand ook buiten de hoge scholen en universiteiten, zodat enige katholieke uitgevers thans op dezelfde wijze te werk gaan. De 'Bruce Publishing Company' bijvoorbeeld, de grootste van onze uitgeversmaatschappijen, verleent nu behoorlijke ondersteuningen op het gebied van romans en geschiedkundige werken. Het is te hopen, dat ook andere katholieke uitgeversfirma's spoedig in staat zullen zijn tot het verlenen van soortgelijke subsidies aan aankomende schrijvers. Een verdere belangwekkende ontwikkelingsgang in het Amerikaanse culturele leven, - niet speciaal katholiek maar waarbij toch vele katholieken belang hebben, - is de kortelings tot stand gekomen organisatie op nationale grondslag van de 'Great Books' cursussen. Jaren geleden kondigde het St. John's College te Annapolis, Maryland, een min of meer revolutionaire idee aan. De studenten van deze school begonnen met een leermethode, waarbij bijna alle moderne leerboeken moesten plaats maken voor de oorspronkelijke werken op de verschillende gebieden. Zo namen zij b.v., in plaats van een gewoon meetkundeboek Euclides zelf ter | |
[pagina 722]
| |
hand, en mut. mut. voor andere vakken. Deze idee werd in een gewijzigde vorm overgenomen door de Universiteit van Chicago. Daar werden de klassieke werken niet in de gewone collegeklassen gebruikt, doch men gaf een reeks lezingen over de klassieke werken buiten de gewone cursussen om voornamelijk voor volwassenen, die hun studiën wilden voortzetten. Het vorig jaar werden deze cursussen uit het programma van de Universiteit van Chicago overgenomen en de wereld ingezonden door een afzonderlijke organisatie onder de naam van 'Great Books Foundation'. Intelligente jongemannen, die hiervoor belangstelling hadden, werden in de gelegenheid gesteld de Universiteit van Chicago te bezoeken voor een trainingscursus, die hen in staat zou stellen in eigen kring dispuutleiders te worden bij het bestuderen der klassieke werken. De plaatselijke kringen organiseerden groepen onder auspiciën der openbare bibliotheek, der kringcentra, kerken en clubs, en de dispuutleiders gaven leiding aan de verschillende kleinere groepen aan de hand van de 'Great Books' serie, aanbevolen door de 'Great Books Foundation'. Het vorig jaar, het eerste van de organisatie dezer stichting, hebben naar schatting ca. 20.000 mensen over geheel Noord-Amerika deze 'Great Books' besprekingen in hun eigen kringen gevolgd. Dit jaar is er een enorme publiciteit aan gegeven, en men verwacht, dat de 20.000 zullen aangroeien tot honderdduizenden. In de hoofdstad New-York, b.v., zijn er minstens honderd groepen van zegge twintig of dertig personen per groep, die de 'Great Books' besprekingen volgen, dank zij door de Foundation getrainde leiders. Het kan natuurlijk niet uitblijven en het is ook te wensen, dat vele katholieken deelnemen aan deze culturele beweging. In de verwachting dat de discussies menigmaal al te neutraal zullen zijn en zelfs blijken zullen geven van anti-katholieke vooroordelen, kwam America, het nationaal katholiek weekblad, op de gedachte om naast de specifieke boeken ter discussie een serie artikelen over elk der boeken op te nemen. Het doel van deze artikelen is omtrent deze boeken in te lichten, de goede zijde of het minder goede ervan, naar voren te brengen, opdat katholieken het juiste standpunt in hun dispuut-groepen kunnen innemen en ertoe bijdragen de discussies in gezonde en vruchtbare banen te leiden. De weerklank, die de artikelen nu hun verschijnen in America vonden en nog steeds vinden, toont duidelijk aan, dat de katholieken een open oog hebben voor dit cultureel streven, en verlangend zijn naar de voordelen, die het biedt, alsook om met hun beoordeling bij te dragen tot een gezonde waardering der boeken. De gehele opzet van de 'Great Books Foundation' is waarlijk groots en zal buitenlandse lezers waarschijnlijk treffen als typisch | |
[pagina 723]
| |
Amerikaans. Ik kan nu nog niet zeggen of dit nationale plan gezonde vruchten zal dragen of dat het ineen zal storten louter door zijn enorme afmetingen; maar in elk geval, zo lang het stand houdt, is katholieke belangstelling voor dit plan een goed teken van de vitaliteit van ons Amerikaans katholiek intellectueel leven. Het is van belang op te merken, dat vele katholieke hoge scholen en organisaties het 'Great Books' programma voor zichzelf hebben toegepast met enige wijzigingen, teneinde het meer aan eigen inzichten omtrent katholieke opvoeding en onderwijs aan te passen. Zij hebben b.v. een eigen lijst van 'Great Books' samengesteld, waardoor ze de moeilijkheid omzeilen, dat sommige der 'Great Books' door de Stichting aanbevolen, op de Index staan. Het hele plan is misschien opgezet in de verkeerde onderstelling als zou de grote massa de klassieken kunnen waarderen. Doch dat zal blijken uit de verdere ontwikkeling. Van belang is, dat deze grote culturele beweging bestaat en dat katholieken er een niet onbelangrijk aandeel in hebben.
***
Is er nog een eindconclusie nodig omtrent positie, invloed, voortreffelijkheid van de katholieke schrijfkunst in de Verenigde Staten? Dan is het deze: haar voortreffelijkheid is niet overmatig. Zeer veel katholieke lectuur is knap geschreven, maar slechts zelden krijgen wij heden ten dage waarlijk voortreffelijk werk te zien. Dit is natuurlijk geen speciale katholieke fout. Men heeft geschat dat 92% van de Amerikaanse 'best sellers' bijvoorbeeld geen boeken van blijvende waarde zijn. Zes maanden na lezing zijn ze alweer vergeten. Maar bij de groep van jongere katholieken, die zich nu aan het schrijven zetten, en gezien de welkome kansen die hun nu gemakkelijker geboden worden dan tien of vijftien jaar geleden, wijst alles er op, dat de Verenigde Staten meer en beter geschreven lectuur kunnen verwachten. Er zullen niet tal van katholieke genieën opstaan, maar naar mijn mening zal er een gestadig druppelen zijn van toegewijde en goed onderlegde katholieke bekwame mannen van het geschreven woord. |
|