Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |
Politiek OverzichtInternationaalDe Londense Conferentie, begonnen op 23 November, is, na 17 vruchteloze zittingen, den 15den December verdaagd... ad kalendas graecas. Niemand, die het verloop dezer besprekingen gevolgd heeft, zal over dit pover resultaat verrast zijn. Van de aanvang af bleek, dat Molotof niet gekomen was om een bijdrage te leveren tot het op de been helpen van Midden- en daardoor van West-Europa, maar om de chaos in Oostenrijk en Duitsland te bestendigen. Over Oostenrijk scheen het niet zo moeilijk tot een schikking te komen. Omdat echter niet uitgemaakt kon worden, waarin de Duitse bezittingen in Oostenrijk bestonden, werd dit punt van de agenda onbeslist gelaten, al deed op zijn laatst Molotof de schijnbare concessie zich te willen vergenoegen met 10% te laten vallen van een in het vage zwevende onbepaalde som. Daarop kwam Duitsland in behandeling. Nu was het struikelblok, dat de Sovjet 10 milliard schadevergoeding eiste uit de Duitse lopende productie. Marshall wees er op, dat deze som practisch ofwel door de bezettende mogendheden zou moeten worden opgebracht, ofwel door de Duitse bevolking zelf. Het zou niet redelijk zijn, dat de overwinnaars de schadevergoedingslast zouden dragen, en in het tweede geval zou de Duitse levensstandaard, die reeds beneden het normale is, zodanig verlaagd worden, dat Duitsland een haard van onrust zou worden, zich niet zou kunnen herstellen en dus ook het herstel van Europa zou verhinderen. Daarop achtte Molotof het gewenst, dat men beginnen zou met in Duitsland een sterke centrale regering te vormen, waarop Marshall aantoonde, dat, alvorens daartoe over te gaan, men het eerst eens moest zijn over de beginselen, waarop deze regering zou moeten steunen: persoonlijke vrijheid, vrijheid van bezit en gedachten over geheel Duitsland, en een duidelijke uitspraak over de economische lasten, die het Duitse volk zou moeten dragen. Molotof vond de kortheid van deze woorden een voorbeeld, dat nagevolgd diende te worden en hield daarop een redevoering van anderhalf uur, waarin hij de V. St. beschuldigde de vestiging van een liberale, democratische en vredelievende centrale regering in Duitsland te saboteren. Meer en meer bleek ook in de volgende zittingen, dat Molotof met zijn reis naar Londen zich tot doel had gesteld obstructie te voeren tegen enig positief resultaat en van af zijn conferentie-zetel aanhangers te winnen onder de lichtgelovige Duitsers. Marshall liet de grofheden en beledigingen kalm langs zich heengaan, Bevin trachtte met een grapje ze onschadelijk te maken en Bidault zei tenslotte, dat het steeds ronddraaien in een kring hem misselijk maakte. Dit opzettelijk getalm moe somde Marshall in de laatste zitting zijn grieven op: 'De Sovjet-Unie heeft geweigerd de noodzakelijke inlichtingen te geven, door haar optreden in Oost-Duitsland heeft zij Duitsland belet zijn rol te spelen in het herstel van Europa, de economische eenheid van Duitsland is door de Sovjet verhinderd. Drie delegaties willen hier en nu | |
[pagina 530]
| |
noodzakelijke beslissingen nemen. Met tegenzin besluit ik, dat geen enkel belang verder gediend wordt door verlenging van besprekingen. Ik stel voor, dat de Raad der verenigde ministers verdaging onzer bijeenkomst onder de ogen zal zien.' Ieder zweeg tot Bevin de vraag stelde, wat men van dit voorstel dacht? Marshall antwoordde: 'Ik stelde het voor'; Bidault: 'Ik sluit mij bij het voorstel aan', en Molotof trok, zwijgend, zenuwachtig aan zijn sigaret. Verdaging is geen ontbinding en optimisten vleien zich met de hoop, dat langs andere wegen nog wel een oplossing kan worden gevonden. Anderen echter beschouwen dit verloren gaan van de z.g. 'laatste kans' als een geluk. Was Molotof onoprecht gebleven door hier en daar iets toe te geven, dan was de andere partij gedwongen geworden eindeloze dagen en weken te verspillen in het aanhoren van statistieken, beschuldigingen en Sovjet-propaganda, zonder tenslotte het einddoel te bereiken. Nu echter heeft de wereld begrepen, dat de eensgezindheid der grote mogendheden een mythe is, en dat de overige Drie althans in West-Duitsland willen tot stand brengen wat met hulp van de E.R.P. voor West-Europa een factor van opleving kan zijn. Dit juist is het wat de Sovjet-Unie tracht te voorkomen. Vier dagen na deze 'verdaging' heeft president Truman aan het congres zijn E.R.P. (European Recovery Program) voorgelegd. Van 1 April 1948 tot 30 Juni 1952 zullen 17 milliard dollar voor het herstel van Europa ter beschikking worden gesteld teneinde te voorkomen, dat aan de vrede en aan de wereld een slag wordt toegebracht, die het gevolg zou zijn van het tot totalitarisme vervallen van de wereld. Voor de eerste vijftien maanden zou men beginnen met 5,8 milliard dollar en langzamerhand de bedragen verminderen tot 1,6 milliard in het laatste jaar (1952). Natuurlijk moeten de betrokken landen aan bepaalde voorwaarden voldoen en onder toezicht van een 'algemeen ambassadeur' op efficiënte wijze eigen hulpbronnen gebruiken en overeenkomsten sluiten met de andere deelnemende staten. De Sovjet zal dit alles niet ongehinderd zijn beslag laten krijgen. Nu de algemene staking in Frankrijk, waarvan Thorez de overwinning had voorspeld, mislukt is en de communistische heerschappij in de C.G.T. gebroken wordt door de afscheiding van verschillende vakbonden in de nieuwe F.O. (Force Ouvrière), en de regering-Schuman de durf heeft gehad verschillende bolsjewiken het land uit te zetten wegens 'handelingen in strijd met de veiligheid van Frankrijk', heeft Moskou de handelsbesprekingen met Frankrijk afgebroken en aan de Franse repatriëringscommissie in Rusland het bevel gegeven onmiddellijk het Sovjetgebied te verlaten. De nota, waarin van dit bevel kennis werd gegeven, was echter in zulk een onbehoorlijke taal gesteld, dat Schuman ze als niet acceptabel heeft teruggezonden. De dupe van dit incident zijn in de eerste plaats de Elzas-Lotharingers, die nog altijd als krijgsgevangenen in de Russische kampen verblijven. Zoals Schuman de algemene staking zonder bloedvergieten heeft gebroken, zo wil hij ook niet spreken van een overwinning op de communisten. 'De enige overwinning, waarop de regering eens trots hoopt te zijn, is een overwinning op ellende, onrechtvaardigheid en exploitatie van de nood. Tot de vele verliezen van de drie weken staking behoren meer dan 2 millioen ton steenkool en 400.000 ton staal.' De Franse regering staat voor de enorm moeilijke taak om, na de vele | |
[pagina 531]
| |
concessies van loonsverhoging aan de talrijke categorieën van ambtenaren, het evenwicht te herstellen tussen lonen en prijzen. Vandaar dat de minister van financiën, Mayer, met een overvloed van belastingvoorstellen is gekomen: super-belasting op koffie, thee, cacao; heffing ineens; gedwongen lening etc., met het doel door sanering der financiën eindelijk te komen tot een stabilisatie der valuta. Gelijk altijd en overal zijn de Kamerleden wel te vinden voor verhoging van lonen, maar niet van belastingen, zodat langdurige beraadslagingen en een overgroot aantal amendementen de beslissing onvermijdelijk op de lange baan schuiven. Eén ding heeft, althans op papier, voortgang gemaakt: de Franse Unie. Te Versailles is haar vertegenwoordiging bijeengekomen: 240 leden, waarvan de helft gekozen wordt door de Franse Assemblées en de Republikeinse Raad en de andere helft door de Overzeese gebiedsdelen. Deze vertegenwoordiging der Unie heeft nog geen wetgevende bevoegdheid, maar treedt slechts op als advieslichaam voor de regering. In de Russische Zone van Oost-Duitsland voert Jacob Kaiser, de leider van de C.D.U. (Christelijke Democratische Unie) een dappere strijd tegen de overheersers. Deze eisen van hem, dat zijn partij steun zal verlenen aan het communistische 'Volkscongres'. Men hoeft het met de politiek van Kaiser niet in alles eens te zijn - en vele katholieken zijn dat ook niet - dit neemt niet weg, dat hij bewondering verdient voor de durf, waarmee hij de Sovjet-tyrannie weerstaat. Omdat zijn politiek 'niet in overeenstemming was met de wensen der Sovjets, ontving hij bevel zijn voorzittersstoel te ontruimen en beschikbaar te stellen voor een communist. Kaiser weigerde en liet de beslissing, zoals rechtmatig was, over aan de partij. Niettegenstaande de aanwezigheid van enkele Russische officieren, handhaafde de partij haar leider. Om niet het lot te delen van de leiders der oppositie in de satelliet-staten, brengt Kaiser de zetel van het partijbestuur over naar Charlottenburg, in de Britse zone. Deze maatregel verzwakt uiteraard het bestaan der C.D.U. in de Russische zone, en Moskou heeft dan toch het spel gewonnen. Ondanks het onderzoek van de Balkan-Commissie der U.N.O. en de steun der V. St. is in Griekenland de toestand nog steeds verward. De ziekte van den jongen koning, Paul, is van dien aard, dat hij de ministerraad volmacht heeft gegeven alle koninklijke rechten over te dragen aan koningin Frederica, voor het geval dit nodig mocht blijken. In Noord-Griekenland heeft zich een communistische rebellen-regering onder generaal Markos opgeworpen. Deze wil, volgens Sovjetterminologie, 'aan alle Griekse democraten bevrijding brengen van de imperialistische buitenlanders, die het land tot een politieke en militaire basis tegen de Oost-Europese volksdemocratieën willen maken.' Tsaldaris en Sophoeclis, de twee leidende ministers, hebben daartegen voorzorgsmaatregelen genomen. Zij hebben het verbod van de E.A.M. van 1929 opnieuw in werking gesteld, waardoor alle communistische en door communisten gesteunde organisaties ontbonden worden, een 500 communisten te Athene gearresteerd en daarbij verklaard, dat 'Griekenland niet alleen staat' en evengoed kan rekenen op buitenlandse steun als de opstandelingen zelf. Deze laatste worden heimelijk gesteund door Moskou. Erger is, dat Tito, de dictator van Yougo-Slavië, | |
[pagina 532]
| |
zich bereid heeft verklaard de pseudo-regering van 'generaal' Markos te erkennen. Zou het daartoe komen, dan zou Tito zich schuldig maken aan overtreding van een besluit van de U.N.O., waarbij verboden is hulp te verlenen aan de Griekse opstandelingen. Een dergelijke erkenning zou als een geval van agressie beschouwd worden, waarop artikel 51 van het Handvest der U.N.O. van toepassing is. Het jaar 1948 zou niet ongelukkiger kunnen aanvangen! Na de mislukte staking der communisten te Rome staat Italië er wat beter voor. Togliatti heeft de nederlaag geleden en de Gasperi is er in geslaagd zijn basis te verbreden en zijn meerderheid te versterken met de rechtervleugel der socialisten, waarvan de leider, Saragat, vice-premier werd. Wel zijn volgens het vredesverdrag de Amerikaanse troepen uit Italië huiswaarts gekeerd, maar Truman heeft verzekerd, dat de V. St. hun belangstelling behouden voor een vrij en onafhankelijk Italië. Mocht het blijken, dat deze onafhankelijkheid 'rechtstreeks of zijdelings' wordt bedreigd, dan zullen de V. St. zich verplicht zien maatregelen te nemen ter bescherming van vrede en veiligheid. In de maand December overleden drie personen, historisch van verschillende waarde. Op 7 December kwam als slachtoffer van een vliegongeval generaal Leclerc de Hautecloque om het leven. Hij was de bevrijder van Parijs en van Straatsburg en de vertrouwde medewerker van de Gaulle. 13 December overleed hoogbejaard de vroegere conservatieve leider, Stanley Baldwin, wiens verdienste het is geweest, dat hij, om de eer en het aanzien van het Engelse koningschap te redden, koning Edward er toe gebracht heeft, wegens diens huwelijk met Mrs. Simpson, in 1936 afstand te doen ten behoeve van zijn broer, George VI. En 28 December overleed te Alexandrië de voormalige koning van Italië, Victor Emmanuel. Zijn zwakheid was, dat hij in 1922 aan Mussolini de macht gaf en zich voorbarig tot keizer van Abessynië en koning van Albanië liet proclameren. Met de komst der geallieerden in Italië droeg hij de koninklijke bevoegdheden aan zijn zoon over (5 Juni 1944) en verliet, toen de republiek in Italië zegevierde, het land. Niet gestorven, maar van het toneel verdwenen, is koning Michael. 30 December heeft hij voor zich en zijn nakomelingschap afstand gedaan van de troon van Roemenië. Als reden gaf hij op, dat de 'monarchie niet langer in overeenstemming is met de politieke, economische en sociale veranderingen en dat de monarchie een ernstige hinderpaal is op de weg der ontwikkeling, die het land moet doorlopen.' Het Roemeense parlement heeft daarna eenstemmig Roemenië uitgeroepen tot 'Volksrepubliek'. Een goed uiteinde van 1947 voor Stalin en Molotof! | |
NederlandSinds het vorige Overzicht zijn, wat de binnenlandse kwesties aangaat, de gemoederen heel wat gekalmeerd. De verontwaardiging door het rapport-Vorrink gewekt tegen de nalatigheid van enkele onzer vertegenwoordigers in het buitenland tijdens de bezetting, is door de publicering van het rapport-Cleveringa danig afgekoeld. Indien dit laatste rapport gelijktijdig met het eerste door de regering ware vrijgegeven, had zij heel veel voorbarig gekanker kunnen voorkomen. De Commissie-Cleveringa immers komt, | |
[pagina 533]
| |
inzonderheid wat het gedrag van baron van Harinxma toe Slooten betreft, hetgeen door de commissie-Vorrink aan de kaak was gesteld, tot de zeer gematigde conclusie: 'Er kan te weinig tastbaars worden vastgelegd om een afkeuring van baron van Harinxma gerechtvaardigd te achten.' Ook de leraren zijn voorlopig gerustgesteld. Het blijft niet alleen bij een verhoging van het aanvangsalaris, een volledige betrekking gaat de 26 uur niet te boven. Uren boven dit maximum gegeven worden extra betaald en er is overeenstemming bereikt tussen de minister en de commissie, die de belangen der leraren heeft bepleit. De vruchten van dit overleg moeten nog rijpen. De politiek van de P.v.A. vooral wat haar houding ten opzichte van de Indonesische Republiek betreft, heeft naar links en naar rechts ontevredenheid verwekt. Op initiatief van Mr. Oud heeft zich de Volkspartij voor V. & D. (duidelijkheidshalve Vrijheid en Democratie) gevormd, bestaande uit voormalig vrijzinnig-democraten en liberalen, terwijl het katholieke Comité van Actie onder de heren Welter, Marchant en Bajetto het politieke samengaan der K.V.P. met de P.v.A. wensen te beëindigen. Terecht is er op gewezen, dat eerst de verkiezingen zullen uitwijzen, in hoeverre dit samengaan mogelijk of ongewenst zal zijn, daar politieke huwelijken nooit voor het leven worden aangegaan, doch afhankelijk zijn van de omstandigheden. Sinds 8 December zijn, onder auspiciën van de heren Paul van Zeeland, Frank Graham en R.C. Kirby, op de 'Renville' besprekingen gevoerd tussen de 15 Nederlandse en 29 republikeinse gedelegeerden. Voorzitter der Nederlandse delegatie is een Indonesiër: Raden Abdoel Kadir. Tevens vindt, volgens het verdrag van Linggadjati, de oprichting van autonome gebieden voortgang. Zo heeft thans ook West-Java met zijn 12 millioen inwoners een autonoom bestuur gekregen. De politionele actie, schijnbaar een mislukking, heeft de regering van Djokja onder sterke economische druk geplaatst door de afsnijding van de meest vruchtbare vlakten. Dat de Republiek zich onder die omstandigheden onbehagelijk voelt, is verklaarbaar. De 'goede diensten' der commissie van drie worden niet voetstoots aanvaard. De Nederlandse delegatie staat op het standpunt, dat politieke besprekingen geen succes kunnen hebben, voordat het staken van het vuren een feit is geworden. Evenwel wil zij zich aan politieke discussie niet onttrekken, al is het bevel tot staken van vuren nog niet geheel uitgevoerd. Maar de beslissing over de politiek zal eerst later kunnen vallen. Intussen zijn vier ministers, Dr. Beel, Neher, Drees en Jonkman naar Indonesië vertrokken, zonder aan de onderhandelingen op de 'Renville' te gaan deelnemen. Het doel van hun reis is om door persoonlijk contact de verhoudingen in Indië te toetsen en met de betrokken instanties overleg te plegen. Van Mook heeft een program en Beel heeft er een. Punt voor punt zal men deze bespreken om zo te bereiken, dat er zo spoedig mogelijk een vaste lijn zal komen in de Indonesische politiek. De ministers hebben zich niet tot die besprekingen alleen beperkt. Gedurende de Kerstdagen hebben zij een groot deel van het front bezocht, met de mannen omgang gehad, hen toegesproken en hen gewezen op hun gewichtige taak, die zij, schijnbaar werkeloos, vervullen alleen reeds door hun aanwezigheid in de wijd en zijd verspreid liggende bezette gebieden. Bovendien heeft Dr. Beel een 'laatste beroep' gedaan op de Republiek. | |
[pagina 534]
| |
'Nederland dringt aan op een spoedige beslissing. Het zou tenzeerste te betreuren zijn, indien dit appèl, dit laatste appèl, niet werd verstaan. Het is de hoogste tijd, dat onverantwoordelijke elementen niet langer in de leiding - waarvan zij de hoge verantwoordelijkheid in geval van weigeren niet beseffen - hun plaats innemen. Het antwoord op deze radio-boodschap was zeer onvriendelijk: 'Deze redevoering is in feite een laatste uitdaging aan de republiek over de hoofden van de vertegenwoordigers van de commissie van goede diensten heen en buiten de thans gaande onderhandelingen om.'! 29 December is het 'laatste appèl' in zoverre beantwoord, dat Dr. Beel een persoonlijk onderhoud had met den vice-premier Setiadjit. Het merkwaardige er van was, dat de premier, Sjarifoeddin, zelf om dit onderhoud gevraagd had, maar op het laatste ogenblik, wegens plotselinge ongesteldheid, zich liet vervangen. Ook dit gesprek bracht geen opheldering. De Commissie van Goede Diensten, wier voorstellen herhaaldelijk waren afgewezen, is tenslotte met een voorstel, haar laatste, gekomen, waarbij de 'van Mooklijn' als demarcatielijn zou worden aanvaard. De Nederlanders zouden dan als tegenprestatie de gebieden, die na 20 Juli bezet zijn, binnen drie maanden ontruimen in afwachting van een nadere regeling. Intussen zou de handhaving van orde en rust in deze gebieden verzekerd worden door de Indonesische burgerlijke politie. Welke gevaren hier liggen voor de inheemse bevolking, die op Nederlandse bescherming vertrouwd heeft, toen zij zich aan haar gezag onderwierpen of het hielpen schragen, is zo evident, dat een verwerping van het voorstel, zoals het er thans uit ziet, stellig te verwachten is. K.J.D. | |
BelgiëHet vertrouwen tussen de regeringspartners is er in de laatste weken niet op vooruit gegaan. Aan de ene kant beschuldigen de Socialisten de Volkspartij er van, steeds met het zogenaamd Koningsprobleem, het vrouwenstemrecht en de hervorming van het Technisch Onderwijs te komen aandraven met het kennelijk doel, zich te onttrekken aan de verwezenlijking van de structuurhervormingen, die eveneens in de regeringsverklaring voorkomen. Aan de andere kant verdenkt de Volkspartij de B.S.P. er van het vrouwenstemrecht, de hervorming van het Technisch Onderwijs - om niet eens te spreken van de (grondwettelijke) oplossing van het zogenaamd Koningsprobleem - slechts te gebruiken als een lokaas, dat plots buiten haar bereik zou worden geschoven, ten gevolge van een regeringscrisis met een daar op volgende kamerontbinding, door de socialisten uit te lokken wanneer zij wat betreft de structuurhervormingen maximale concessies in Marxistische zin zouden hebben afgedwongen. Vandaar dat het geringste politieke incident, binnen of buiten het Parlement, het leven van de regering in gevaar brengt. Aldus de 24e December tijdens de discussie over het wetsontwerp waarbij machtiging wordt verleend aan de Koning om in de steenkoolnijverheid een stelsel van vergoeding in te richten, en over te gaan tot het opeisen van steenkoolmijnen, die hun bedrijvigheid zouden stilleggen. De Heer Harmel, die zelf deel had uitgemaakt van de bevoegde commissie diende pas op de zitting zelf een reeks amendementen in ter verklaring van art. 4, waarbij in het recht van opeising werd voorzien. Hierdoor, | |
[pagina 535]
| |
alsmede door het feit, dat nagenoeg de gehele groep der Volkspartij de Heer Harmel steunde, kregen de socialisten de indruk, dat men met hen manoeuvreerde; terwijl het feitelijk de koudvochtige tussenkomst van de Heer Anseele (ondervoorzitter der B.S.P.) in de discussie was, die de achterdocht van de Volkspartij had gewekt en de amendementen Harmel had uitgelokt. Het had er een ogenblik de schijn van, toen het art. 4 samen met de amendementen naar de bevoegde commissie werd gezonden, dat de regering zou vallen. Zij viel echter niet, uitsluitend omdat de socialistische die-hards op het laatste nippertje tot het besef kwamen, dat een regeringscrisis en een kamerontbinding, naar aanleiding van een futiliteit uitgelokt, hun meer schade dan bate zou berokkenen. Veertien dagen vroeger, de 10e December, had de Heer Max Buset heel wat meer redenen tot achterdocht gewekt bij de Volkspartij door zijn interpellatie aan de regering naar aanleiding van de ongelegen publicatie van de verklaring, die Z.M. de Koning de 7e December te Pregny had afgelegd, als antwoord op de motie van het Nationaal Koningscongres. De Heer Max Buset wilde in de gemelde verklaring een anticipatieve en tendencieuze interpretatie zien van de verbeide verklaring der Regering over de eer en de vaderlandslief de van Z.M. de Koning; terwijl zij slechts de herhaling was, in een minder plechtige vorm, van de boodschap aan de Prins-Regent van de 14e Juli 1945, met de enkele toevoeging van een discrete doch duidelijke erkenning van het aandeel der Belgische Regering van Londen in de verdediging van de eer en de onafhankelijkheid van België. Het was er bij de Heer Buset klaarblijkelijk om te doen: publiek het gezag te herstellen van de extreme vleugel van zijn partij, die een deuk had gekregen op het jongste Congres van de B.S.P.Ga naar voetnoot1., over de gematigde vleugel; de oplossing van het zogenaamde Koningsprobleem in grondwettelijke zin onmogelijk te maken en aldus het vertrouwen van de Christelijke massa in de Volkspartij te breken; de regering te doen vallen, vooraleer het wetsontwerp over het vrouwenstemrecht was ingediend, en tevens de schuld voor de crisis in de schoenen van de Volkspartij te schuiven; in één woord, verkiezingen uit te lokken en ze terzelfdertijd zodanig voor te bereiden, dat zij zouden uitlopen op de versterking van de Socialistische en Liberale partijen, die samen zouden regeren. De Heer Spaak sloeg een figuur, alsof hij door de voorzitter van zijn partij op heterdaad van overspel met de C.V.P. was betrapt! In zijn antwoord viel hij uit in verwijten tegen de Volkspartij, en gebruikte daarbij zulke spijtige woorden, dat hij de Heer Buset de gelegenheid gaf te verklaren: 'Ik meen mij niet te vergissen, indien ik aan de rechterzijde verklaar, dat de Socialisten nooit het ontwerp zullen goedkeuren betreffende het vrouwenstemrecht, zolang zij niet zullen gerust gesteld zijn in zake de Koningskwestie.' De interventie van de voorzitter der Volkspartij liet ditmaal niets aan duidelijkheid te wensen over: 'Onze Socialistische bondgenoten hebben verklaard, dat zij geen duimbreed zullen afwijken van hun standpunt. | |
[pagina 536]
| |
Welnu, wij zullen evenmin een duimbreed afwijken van ons programma, dat aan de grondslag ligt van het regeringspact.' Gelukkig maar dat de Heer Spaak zijn zelfbeheersing tijdig terugvond, om op het einde van de zitting te verklaren: 'Ik heb gezegd, dat de regering zich, wat de Koningskwestie betreft, aan de regeringsverklaring houdt. Is het wel nodig hieraan toe te voegen, dat zulks insgelijks het geval is met het vrouwenstemrecht?' Dank zij deze bemiddelende woorden kon de lankmoedige C.V.P. haar vertrouwen in de regering bewaren, en een electorale manceuvre afslaan, die 's lands economisch en financieel evenwicht in gevaar zou hebben gebracht, terwijl de toestand in binnen- en buitenland angstwekkender wordt. De volgende dag herkoos de C.V.P.-groep van de 1e Kamer oud-minister de Vleeschauwer als voorzitter - hetgeen dient beschouwd als een antwoord op de interpellatie van de Heer Buset - terwijl vooraanstaande leden van de C.V.P. voortgingen met het woord te nemen op Koningshuldigingen. Het is zulk een periode van spanning, die door de zonderlinge Heer de Dorlodot, onafhankelijk, passend werd gevonden om in de Senaat de in overwegingneming te vragen van een wetsvoorstel, houdende inrichting van een volksraadpleging, dat de getrouwe weergave was van dat van de Heer Struye. De in overwegingneming werd geweigerd, dank zij de onthouding van de C.V.P.-groep, die aldus wilde te kennen geven, dat zij niet door een buitenstaander met zich liet manoeuvreren. Die houding van de C.V.P.-groep was misschien (!) tactisch verantwoord; jammer genoeg kon ze niet anders als de openbare opinie ontredderen. Deze laatste was nochtans op een meesterlijke wijze voorgelicht door de Heer Fr. Van Cauwelaert, Minister van State. In een rede, de 14e December te Heyst-op-den-Berg uitgesproken, heeft hij de partijen der meerderheid eraan herinnerd, dat hun samenwerking nu niet minder dan bij de vorming van de regering Spaak-Eyskens door het Gemenebest geëist werd, ten bewijze waarvan hij belangrijke problemen heeft opgesomd, waarnaar verwezen werd in de regeringsverklaring, en die nog moeten worden opgelost. Mochten alle burgers die les van hoge staatsmanswijsheid overwegen! Trouwens welk gezag het huidig beleid aan het land heeft bezorgd, vernemen wij uit het verslag door de Heer Maloney, namens de Commissie voor Buitenl. Zaken van de U.S.A. uitgebracht, en dat besluit als volgt: 'België staat aan het hoofd van alle landen van Europa door zijn politieke en economische bereidheid aan het programma van de wederopbouw van Europa deel te nemen.' Het is ook wel aan de huidige regering, buiten dewelke de Communisten gesloten werden, te danken geweest, dat de le December, te Genève, bij de opening van de U.N.O.-commissie voor de Rechten van de Mens, Prof. Dehousse, Belgisch Afgevaardigde, gesteund door de Britse vertegenwoordiger, Lord Dukeston, de thesis heeft kunnen verdedigen, tegen de Russische woordvoerder, de Heer Bogomolov, dat de rechten van de mens dienden te worden afgekondigd als wet. Maar hoevelen laten zich thans nog leiden door staatsmanswijsheid, laat staan door hogere motieven? A.V.S. 1-1-1948 |