Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 519]
| |
I. - De beslissende phase?Op 24 Oktober 1947 was het twee jaar geleden, dat het Handvest van de Verenigde Volken, te San Francisco ondertekend, van kracht werd. Uit het verslag over de werking van de U.N.O. tijdens haar eerste zittingstijd (van 1 Juli 1946 tot 30 Juni 1947), blijkt dat de Algemene Vergadering 443 pleno- en commissievergaderingen heeft gehouden; de Veiligheidsraad, 347; de Economische en Sociale Raad, 168; de Voogdijraad, 56; andere instellingen, die werken in het raam van de Organisatie, 897. Een totaal dus van 1.911 vergaderingen. Tegenover deze omvangrijke bedrijvigheid staan onbeduidende resultaten. Bij ondervinding ontwikkelt zich de grote politiek buiten de U.N.O. en blijven de Regeringen meestal op de gebeurtenissen reageren alsof er geen bovennationale instelling bestond. In de zeldzame gevallen waar een principieel akkoord over aangelegenheden van betekenis in de schoot van de U.N.O. werd bereikt, namelijk in kapitale kwesties als de contrôle der atoomkracht en de beperking der bewapening, kon tot nog toe niet tot uitvoeringsmaatregelen worden overgegaan. De tweede zittingstijd van de U.N.O., die op 16 September 1947 officieel werd geopend, zet in onder alles behalve gunstige omstandigheden. De wil tot samenwerking onder de grootmogendheden is blijkbaar minder dan ooit voorhanden. De toestand schijnt sommigen zo hopeloos, dat ze zonder meer de mislukking van de instelling als een feit aanvaarden en er openlijk de voorkeur aan geven de U.N.O. met waaiende vlag te zien vergaan, liever dan verder getuige te zijn van haar bespottelijke en, deels zelfs, noodlottige werking.Ga naar voetnoot1. Matiger waarnemers geven toe, dat de Organisatie een zware crisis doorworstelt en dat haar toekomst in ruime mate zal afhangen van de moed en van de wijsheid, die de leden in de loop van dit jaar aan de dag zullen leggen. Deze tweede zittingstijd zou dan volgens hen van werkelijk beslissende betekenis zijn.Ga naar voetnoot2. Wat er ook van zij, het moment schijnt gekomen om na te gaan, welke verhouding er tenslotte bestaat tussen de wereldpolitiek en de wereldorde, waarvan de U.N.O. het nog levend symbool is, hoe de onmiskenbare zwakte van de U.N.O. te verklaren is, wat er kan gedaan worden om die te verhelpen, waar de grenzen liggen van de mogelijkheden ener internationale | |
[pagina 520]
| |
organisatie en hoe een wereldorde, die naam waardig, eindelijk zou kunnen worden verwezenlijkt. Deze bijdrage is een bescheiden poging om deze vragen te beantwoorden. | |
II. - De driehoeksverhouding U.S.A. - U.S.S.R. - U.N.O.Om het verband te vatten tussen de wereldpolitiek, zoals die gevoerd wordt, en de wereldorde, zoals die gewenst wordt, is niets meer revelerend dan de driehoeksverhouding Amerika - Rusland - Verenigde Volken. Tot die verhouding immers is het internationaal leven thans grotendeels herleid. De Duitse aanval tegen de Sovjet-Unie, in 1941, stelde de Westerse mogendheden voor de keuze Stalin te helpen of Hitlers voorwaarden te aanvaarden. President Roosevelt aarzelde niet: hij verkoos de communistische dictatuur als de kleinste kwaal. In een schrijven gericht aan Z.H. Paus Pius XII drukte hij de mening uit, dat het overleven van Rusland minder gevaarlijk zou zijn voor de godsdienst, voor de Kerk als dusdanig en voor het mensdom in 't algemeen, dan het overleven van de Duitse vorm van dictatuur. Toen reeds beschouwde hij de samenwerking tussen Moskou en Washington als de noodzakelijke grondslag van de Amerikaanse buitenlandse politiek en van de toekomstige vrede. De vrees voor het communisme achtte hij ongegrond: indien de Russische behoefte aan veiligheid, dank zij een internationale organisatie, zou bevredigd zijn, dan zou het communistisch stelsel zich geleidelijk naar de eisen van de internationale gemeenschap plooien; de Russische en Amerikaanse systemen zouden, zonder daarom elkaar te 'ontmoeten', toch voldoende evolueren opdat een 'samen-leven' van beide geen onoplosbaar probleem meer zou stellen.Ga naar voetnoot1. Gezien tijd en omstandigheden was dit standpunt begrijpelijk en de gebeurtenissen schenen zelfs de gegrondheid er van te bevestigen. Inderdaad, toen de Duitse legers vóór Moskou stonden, schenen de binnen- en buitenlandse politiek der Sovjets sterk te evolueren en rees er binnen en buiten Rusland een grote hoop. Tot iedere concessie bereid ondertekende Rusland het Atlantisch Handvest, waarin territoriale uitbreiding veroordeeld, het zelfbeschikkingsrecht der volkeren bevestigd, vrijhandel en ontwapening voorgestaan werden. Ter gelegenheid van de 25e verjaring van de Oktoberrevolutie, omschreef Stalin zelf, spontaan en in 't openbaar, de nagestreefde oorlogsdoeleinden als volgt: afschaffing van rassenonderscheid; gelijkheid onder de volkeren en integriteit van hun grondgebied; bevrijding van de onderworpen volkeren en herstel van hun souvereine rechten; het recht voor elke natie haar aangelegenheden te regelen zoals ze dit wenst; economische hulp aan de volkeren, die geleden hebben, en steun om hun stoffelijke welvaart te herstellen; herstel van de democratische vrijheden; vernietiging van het Hitleriaans regime. Geleidelijk zou echter blijken, dat de uiterlijke overeenstemming over de normen, die het internationaal leven moeten beheersen, totaal verschillende standpunten dekte. Waar de een van het begin af vooral het vestigen van een duurzame wereldorde op het oog had, liet de ander zich vrijwel | |
[pagina 521]
| |
uitsluitend door oorlogsmotieven van onmiddellijk-practische aard leiden. Na Stalingrad viel er reeds een kentering in Ruslands houding waar te nemen. Haar eisen groeiden naar gelang van de toenemende successen van het Rode Leger. Het onderlinge wantrouwen flakkerde weer op. Het Westen getroostte zich grote concessies en zware offers voor het in stand houden van wat nog slechts een militaire alliantie was: formeel geëiste onvoorwaardelijke overgave van Duitsland; oprichten van een tweede front in het Westen - en niet in het Zuiden; capitulatie in zake de Poolse grenskwestie. Te Yalta werd een hoge prijs betaald om de, naderhand nutteloos gebleken, Russische militaire medewerking tegen Japan te bekomen. Daaraan vielen namelijk Poolse en Chinese belangen en onrechtstreeks ook de Balkanlanden ten offer. Naar Amerikaanse getuigenis zelf vormt Yalta een droevige bladzijde in de buitenlandse politiek van de U.S.A.Ga naar voetnoot1. Er werd tevergeefs gepoogd om de beginselen van het Atlantisch Handvest te redden. In Oktober 1943, na het afspringen der geheime onderhandelingen tussen Ribbentrop en Molotov te Kirovograd, had Cordell Hull van de Sovjet Unie de belofte gekregen om aan de Dumbarton-Oaks besprekingen, in verband met de toekomstige U.N.O., deel te nemen, echter op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat een volstrekt veto-recht in alle belangrijke beslissingen aan ieder der Grote Vijf zou worden gewaarborgd. Roosevelt en Churchill, te Yalta, slaagden er niet in Stalin te bewegen op dit punt concessies te doen. Hoe dit vetorecht later de normale werking van de U.N.O. moest verhinderen, is voldoende bekend.Ga naar voetnoot2. Na schijnbare principiële concessies waakte Rusland er over, dat geen belangrijke beslissing van de U.N.O. het stadium der uitvoering bereikte. Symptomatisch in dit opzicht is de obstructie gevoerd in zake de atoomenergie, de ontwapening en de Griekse kwestie. De Sovjet Unie weigerde verder haar medewerking te verlenen aan de economische instellingen, door de U.N.O. in het leven geroepen om gezonde verhoudingen en constructieve samenwerking onder de volkeren te bevorderen (Internationale Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling, Muntfonds, Internationale Handelsorganisatie). Wél aanvaardde zij de hulp van de U.N.R.R.A. Bij de besprekingen der vredesverdragen met Duitslands satellietstaten, handelde ze uitsluitend in functie van eng-nationale en machtspolitieke overwegingen. Trouw aan de beginselen van Machiavelli verdedigde ze zelfs het toekennen van grondgebied van een geallieerde natie aan een vijandelijk land: de toestanden waren immers gewijzigd. Onder de dekking van de Yalta- en Potsdam-akkoorden consolideerde de Sovjet Unie haar greep op heel Oost-Europa, tot aan de Elbe toe. | |
[pagina 522]
| |
Haar expansiedrang is echter niet alleen naar het Westen gericht: hij doet zich evenzeer in het Nabije Oosten en in het Verre Oosten gevoelen. Zoals weleer de tsaren geven de Sovjet-leiders gehoor aan de roep van het Zuiden. Overal vindt Rusland echter Amerika op zijn weg. Want zowel Russen als Amerikanen dromen er van de Europese industriële uitrusting, de rijke hulpbronnen van de Levant, en de Aziatische volksmassa's in hun systeem te betrekken. Zo is de strijd dan ontketend om de randgebieden van het Euraziatisch continent, waarvan de economische, politieke en strategische betekenis, gezien de huidige machtsverhoudingen, beslissend is. Zij vormen de inzet van de 'koude oorlog'. T.o.v. de methodes door de tegenstanders aangewend en zijn bovenmatige expansieneigingen, is Amerika er tenslotte toe gekomen, na vrijwel onbegrijpelijke concessies, zijn politiek van 'apeasement' of bevrediging op te geven om kordaat en met grootscheepse middelen de politiek van 'containment' of indamming in te zetten. De Truman-doctrine en het Marshall-plan, die de eerste concrete uitingen zijn van deze kentering, werden in vroegere bijdragen besproken. De U.N.O. werd niet miskend: ze werd op de hoogte gesteld en gehouden. Maar het spreekt vanzelf, dat, op gevaar af alle doelmatigheid te verliezen, de Amerikaanse tegenactie zich niet tot de hopeloze U.N.O.-procedure kon lenen en zich aan het veto blootstellen vanwege een land, dat zich zelf allerminst aan die zelfde procedure gelegen laat. In verbluffend tempo konden aldus belangrijke kredieten eerst voor hulp aan Griekenland en Turkije, daarna aan Frankrijk, Italië, Oostenrijk en West-Duitsland worden beschikbaar gesteld. Vóór April 1948, dus vóór het effectief in werking treden van het Marshall-plan, zullen voor West-Europa alleen reeds ruim 1.000 millioen dollar verschaft worden zonder concrete compensaties, zonder zelfs dat precieze voorwaarden van politieke of sociaal-technische aard worden gesteld. Het slagen van het Marshall-plan hangt natuurlijk van vele factoren af, o.m. van het saneren der financiële en economische toestanden in het Westen, van de coöperatie onder de betrokken mogendheden, van het open stellen der Amerikaanse markt, en niet het minst, van de voortdurende ontwikkeling der handelsbetrekkingen tussen West- en Oost-Europa. Het verslag en de voorstellen van de zestien natiën, die Amerika's hulp aanvaard hebben, steunen op dit laatste postulaat. Een zware verantwoordelijkheid weegt in dit verband op de diplomatie en op de taktiek van de U.S.A. Een onhandige manoeuvre, die de reeds bestaande tegenstellingen zou verscherpen en de economische splitsing van Europa tot gevolg zou hebben, kan het herstelproces doen falen. Hoe paradoxaal het ook moge schijnen, de wens (van Amerikaanse zijde eveneens geuit), om de ideologische motieven op de achtergrond te houden is ten volle verantwoord. Amerika alleen is niet bij machte Europa de nodige voedingswaren en brandstoffen te leveren. De medewerking van Oost-Europa is voor het slagen van het Marshall-plan onontbeerlijk. Toevallig heeft ook Oost-Europa het Westen voor zijn reconstructie en voor zijn industriële wederuitrusting nodig. Dit verklaart dan Ruslands belangstelling voor het afsluiten van handels- en betalingsakkoorden met Engeland. Om dezelfde reden moedigt Rusland zijn satellietstaten aan om de betrekkingen met het | |
[pagina 523]
| |
Westen te intensifiëren. Voorlopig schijnen de Europese belangen van beide kampen dus parallel. De vraag is echter, wie deze handelsbetrekkingen het meeste voordeel zal bijbrengen. De Sovjet Unie stelt inderdaad alles in het werk om de Oost-Europese economie op stevige en stabiele basis te organiseren. Een reeks bilaterale akkoorden werden tussen Rusland en zijn satellietstaten en tussen satellietstaten onderling, met dit doel afgesloten. Er is sprake van het oprichten van een machtig Donaublok. De verre bedoeling is ongetwijfeld de verwezenlijking van een industrieel totaal onafhankelijke Groot-Russische ruimte. Het Molotov-plan, dat het antwoord op het Marshall-plan zou zijn, is dus geen mythe. Er wordt in het Oosten gewerkt, met tucht en volharding en in een klimaat van sociale 'orde', die in het Westen moeilijk denkbaar is. Zal de vrije economie tegen de plan-economie opgewassen zijn? De reactie van Rusland t.o.v. Marshall's tegenoffensief neemt ook politieke vormen aan. De meest opvallende is wel het oprichten te Belgrado in Oktober 1947 van het Kominform, dat de communisten van Polen, Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Zuid-Slavië groepeert en hun actie coördineert. Geldt het hier een verdedigingsmanoeuvre of een oorlogsverklaring? Beide hypothesen zijn in het licht der Marxistische ideologie te verklaren en waarschijnlijk juist: de bedoeling is blijkbaar terzelfdertijd een defensief glacis tegen 'de kapitalistische oorlogsstokers' op te werpen en tevens de 'Amerikaanse imperialistische penetratie' in Europa actief te bestrijden. De Russische politiek is 'ambivalent', zoals de Amerikaanse overigens ook tweesnijdend is. In min of meer nauw verband met het Kominform staat de 'directe actie' van de communistische partijen, nl. in Frankrijk en in Italië. Zij ook heeft een dubbele verklaring: de Amerikaanse politiek t.o.v. Europa ontmoedigen en, eventueel ook, de 'krachten der orde', waaronder het matige socialisme, discrediteren door het uitlokken van extreme reacties. Al werd noch het een noch het andere bereikt, toch is gebleken welke verstrekkende gevolgen dergelijke actie kan hebben. Op de jongste conferentie der Grote Vier te Londen, in December 1947, bleek het aldra, dat iedere poging om het Europees probleem, vooral dan het Duitse probleem, in een geest van constructieve samenwerking op te lossen, tegen de ontoegeeflijke houding van Rusland te pletter liep. Het kon overigens moeilijk anders: West-Duitsland is één der gebieden, die voor het Marshall-plan het meest in aanmerking komen, en de inschakeling van Oost-Duitsland in het Russisch systeem is reeds ver gevorderd. Het enig positief resultaat te Londen bereikt is dan ook de groeiende toenadering van de drie Westerse mogendheden. De breuk tussen Oost en West lijkt nu volledig. Gezien de wending van de gebeurtenissen, kan men zich terecht afvragen wat de hooggeroemde trouw aan de U.N.O. zo vanwege de U.S.A. als vanwege de U.S.S.R. nog wettigt. Vanwege de U.S.A. is deze trouw begrijpelijk: de leidende beginselen van de U.N.O. zijn dezelfde als die, welke de Amerikaanse politiek zelf inspireren, met name: veiligheid door internationale strijdkrachten, arbitrage in conflicten, internationale economische samenwerking, sociale | |
[pagina 524]
| |
stabiliteit en stoffelijke welvaart. Wie de geschiedenis en de psychologie van het Amerikaanse volk kent en wie er zich rekenschap van geeft, hoe diep de isolationistische, maar ook de idealistische tendenzen, in dit volk zijn ingeworteld, beseft onmiddellijk het belang van een internationale instelling, die als het ware het scherm vormt waarachter de werkelijke Amerikaanse politiek wordt gevoerd. De verschillende organen, die door de U.N.O. in het leven werden geroepen - de I.T.O. is daarvan het jongste voorbeeld - illustreren deze vaststelling voldoende. De toetreding van de Sovjet Unie en haar blijvend lidmaatschap vloeit juist voort uit de noodzakelijkheid om in de schoot van de U.N.O. de Amerikaanse invloed te balanseren en een vertragende en hinderende actie tegen de politiek van de States te voeren. Het koppig vasthouden aan het vetorecht, het onmisbaar wapen om Ruslands minderheidspositie in de Veiligheidsraad te compenseren, heeft geen andere uitleg. Van meer belang nog is het feit, dat de U.N.O. een dankbaar propagandaplatform is om aan de wereld diets te maken, dat Rusland kennelijk door de Westerse democratieën als een vijandig land behandeld wordt ten einde de democratie, naar Russische stijl, te bekampen. De verwarring, die aldus in de geesten gesticht wordt, is niet te onderschatten. Daaruit moge dan blijken, dat de U.N.O. heel wat anders is geworden dan oorspronkelijk werd bedoeld: een politiek instrument in de handen van de groot-mogendheden, in plaats van een organisatie voor internationale samenwerking. | |
III. - Structurele zwakte van de U.N.O.De machteloosheid van de U.N.O. om als leidend orgaan en met gezag in internationale aangelegenheden op te treden, is voornamelijk aan twee oorzaken toe te schrijven: gebrek aan beslissingskracht en gebrek aan doeltreffende sancties. Als met een erfzonde, is de U.N.O. belast met het beginsel der volstrekte souvereiniteit, althans wat de Vijf Groten betreft. Het vond zijn uitdrukking in het vetorecht, dat een dubbele maatstaf in zake internationale moraal vestigde: de Wet geldt alleen voor de zwakkeren; de machtigen zijn boven haar verheven. De grondslag zelf van een universele orde werd daardoor weggenomen: het naleven van algemeen geldende normen. Het misbruiken van het vetorecht door één van de titularissen volstond natuurlijk om de werking van de instelling lam te leggen. Van meet af aan is daarop voldoende gewezen, maar het gold nu eenmaal de conditie van Ruslands toetreden, zonder dewelke geen wereldorganisatie meer denkbaar was. De tweede zwakte staat in nauw verband met de eerste: de U.N.O. is niet gewapend om eventuele beslissingen te doen eerbiedigen. Na een vijftien maand lang onderzoek hebben de vertegenwoordigers van de geallieerde legerstaven een verslag aan de Veiligheidsraad voorgelegd, waarin het akkoord en niet zelden het meningsverschil geregistreerd is van de Grote Vijf t.a.v. de algemene beginselen, die de organisatie der U.N.O.-strijdkrachten moeten beheersen. De Russische Generaal Vasiliev steunt op de formeel erkende souvereine gelijkheid van al de leden om van alle landen even sterke contingenten te eisen. Van concrete verwezenlijking is voorlopig nog geen sprake. | |
[pagina 525]
| |
Aangenomen dat deze fundamentele gebreken worden verholpen, wat zou het gevolg zijn van het militaire optreden van de U.N.O. tegen een grootmacht, die de internationale wet zou overtreden hebben, tenzij wereldoorlog? Zoals de efficiënte toepassing van de machtsevenwichtspolitiek afhangt van het bestaan van meerdere staten van ongeveer gelijke macht, zo veronderstelt ook de werking van elk systeem van collectieve veiligheid, dat geen natie vermag het hoofd te bieden aan de gezamenlijke krachten van de andere. Sinds het bestaan van atoom- en biologische wapens is een collectief optreden om een land, dat het slachtoffer is van een aanval, te beschermen, gewoon onzin. De waarheid is, dat men sindsdien 'niet juist meer weet waaraan zich te houden'. | |
IV. - Hervormingsplannen van de U.N.O.Het ontbreekt niet aan plannen en voorstellen om de U.N.O. op steviger basis in te richten. In zijn rede van 17 September 1947 vóór de Algemene Vergadering van de U.N.O., stelde Marshall een herziening voor van de wijze van stemmen in de Veiligheidsraad, ten einde misbruik van het vetorecht te beletten. Een bijzondere commissie werd met het onderzoek van deze kwestie belast. Verder kwam hij op voor het instellen van een Tijdelijke Commissie voor Vrede en Veiligheid, waarin afgevaardigden van al de leden van de U.N.O. bestendig zouden zetelen. Zij zou alle internationale problemen mogen onderzoeken en verslag uitbrengen vóór de Algemene Vergadering. Bedoeld wordt het gezag van deze laatste te versterken, gezien de heersende crisis in de Veiligheidsraad. Want: 'indien de grootmachten bijzondere verantwoordelijkheden hebben en bijgevolg ook van zekere privilegiën genieten, ze mogen niet vergeten dat, met macht en voorrecht, beheersing moet gepaard gaan. De Verenigde Volken zullen nooit dulden, dat privilegiën worden misbruikt om de collectieve wil te dwarsbomen.' Deze voorstellen werden door de U.S.S.R.-afgevaardigden onthaald met de hevigste uitlatingen waarvan Lake Success ooit getuige is geweest. Maar de Tijdelijke Commissie moet in Januari 1948 vergaderen. Verscheidene suggesties werden ook buiten de schoot van de U.N.O. gedaan. H.F. Armstrong, de bekende uitgever van het officieuze tijdschrift 'Foreign Affairs' deinst voor een splitsing in de U.N.O. niet terug. Om de slopende werking van Ruslands 'everlasting NO' te verhelpen, acht hij het ondertekenen van een aanvullend protokol wenselijk. Het zou worden ondertekend door een groep van leden, die zich verbinden gezamenlijk tegen een eventuele aanvaller op te treden in geval de twee derden onder hen vaststellen, dat bij toepassing van het Handvest dergelijke actie gewettigd is, en wanneer desondanks de Veiligheidsraad zou nalaten te handelen. Bedoeld protokol zou steunen op artikel 51 van het Handvest, dat aan de leden het recht toekent van individuele of gezamenlijke zelfverdediging, wanneer één van hen het slachtoffer is van een gewapende aanval, en indien de Veiligheidsraad in gebreke zou blijven. Met enkele schakeringen wordt dit standpunt o.m. bijgevallen door J.F. Dulles - de waarschijnlijke opvolger van Marshall - en Trygve Lie, de algemene secretaris van de U.N.O. Rusland zou het protokol | |
[pagina 526]
| |
natuurlijk niet ondertekenen, maar de princiepen van het Handvest zouden aldus kunnen worden toegepast, ondanks de Veiligheidsraad, en ten bate van de Westerse democratieën.Ga naar voetnoot1. Cord Meyer Jr., voorzitter van de United World Federalists, gaat nog verder. In een bijdrage onder de titel 'Peace is still possible' verschenen in 'The Atlantic' (Oktober 1947) maakt hij met onverbiddellijke logica het proces van de huidige Organisatie en doet voorstellen die getuigen van een ongewone beginselvastheid. Zij komen voornamelijk hierop neer, dat voor het handhaven van de vrede, al de functies nodig om de oorlog te verhinderen op de U.N.O. moeten worden overgedragen, wat vanwege de natiën een overeenkomstige verzaking van hun souvereiniteitsrechten met zich zou brengen. Practisch moet het fabriceren op grote schaal van alle wapens en iedere productie van zware, atoom-, chemische- en biologische wapens worden verboden. Een internationale inspectie zou het naleven van dit verbod controleren. Alleen de U.N.O. zou over de modernste wapens beschikken. Een leger, samengesteld uit personen, die alleen aan de U.N.O. rekenschap verschuldigd zijn, zou voor het handhaven der internationale orde instaan. Zó zou ieder georganiseerde oorlog kunnen worden voorkomen of in de kiem gesmoord. Nog verder gaan de voorstanders van een wereldregering waarvan het gezag zou steunen, niet op de uiteraard wankele verstandhouding onder souvereine staten, maar over het hoofd van de Nationale Regeringen heen op de wil van de volkeren zelf. De internationale wet zou dan in de plaats treden van de internationale overeenkomst. Als meest bekende voorstanders van deze ideale oplossing gelden Emery Reves en Einstein. | |
V. - Grenzen der internationale samenwerking.Zoals het met complexe vraagstukken nog wel voorkomt, is het ook in zake wereldorganisatie gemakkelijker theoretische oplossingen te formuleren dan ze in tastbare werkelijkheid om te zetten. In omgekeerde orde behandeld stuiten de zoëven geschetste suggesties op volgende ernstige bezwaren. Het is alles behalve waarschijnlijk, dat de machtigen der aarde, daaronder vooral de U.S.A. en zeer zeker de U.S.S.R., het gezag zouden aanvaarden van een wereldregering, waarvan zij zonder voorbehoud de wet zouden moeten eerbiedigen, wat in een nabije toekomst iedere inspanning in die richting vrijwel steriel maakt. Emery Reves zelf, in zijn Anatomy of Peace, geeft toe dat de kans om dergelijke wereldregering tot stand te zien komen, vóór het uitbreken van een derde wereldconflict, uiterst gering is. Op zichzelf beschouwd is dit natuurlijk geen reden om de poging niet te wagen. Maar de vraag rijst dan of, gezien de grote verscheidenheid van de bestaande levensvoorwaarden zomede van de politieke en sociale tradities, en gezien de uiterste complexiteit der op te lossen problemen, een gecentraliseerde wereldregering wel mogelijk, of zelfs gewenst is. Het antwoord daarop is op zijn minst twijfelachtig.Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 527]
| |
Voor de algemene en nationale ontwapening, en omgekeerd voor de doelmatige militaire uitrusting van de U.N.O. is eveneens de instemming van de Grote Vijf onontbeerlijk. Afgezien van de technische moeilijkheden, die een effectieve contrôle van de ontwapening stelt, is het onthaal van het Baruch-plan, betreffende de internationale regeling van de productie van atoomenergie, en het resultaat der besprekingen over de U.N.O.-strijdkrachten, even ontnuchterend als symptomatisch. Het voorstel van Armstrong komt practisch neer op het aanvaarden van een splitsing in de schoot van de U.N.O. en het vormen van een anti-communistisch blok. Dat zulks onder dekking van een artikel van het Handvest zou gebeuren, wijzigt niets aan de betekenis van een daad, die de auteur zelf als 'drastic action' bestempelt. Onwillekeurig legt men hier het verband met de verklaring van President Truman op het Inter-amerikaans Congres in September 1947: 'Er is iets dat de U.S.A. nog hoger schatten dan wereldvrede: vrijheid'. Van meer realiteitszin getuigen de voorstellen van Marshall, die het verbeteren der werkmethodes van de U.N.O. beogen. Het versterken van het gezag van de Algemene Vergadering, dank zij een orgaan dat bestendig zou zetelen, kan slechts een invloed ten goede uitoefenen. Veel kieser is de herziening van het vetorecht. Eenvoudige afschaffing kan geen oplossing brengen: het veto was en blijft voorwaarde van Ruslands medewerking, m.a.w. van het voortbestaan van de U.N.O. als wereldorganisatie. Het gaat hier niet zo zeer om de onwil van de U.S.S.R. (indien de U.S.A. alleen als democratische macht overbleven in een wereld van totalitaire staten, zouden ze even hardnekkig aan het vetorecht vasthouden), maar om de onverenigbaarheid van twee levenssystemen en van twee grondig verschillende politieke strevingen, die allebei machtig genoeg zijn, - of zich machtig genoeg wanen - om het tegen de rest van de wereld op te nemen. En daar liggen dan de grenzen van de huidige mogelijkheden ener wereldorganisatie. Men stelle dus in de U.N.O. geen verwachtingen, die zij niet bij machte, noch zelfs geroepen is, te beantwoorden, en men luistere liever naar de wijze woorden van Marshall: 'Het is verkeerd te menen, dat ieder internationaal probleem door de U.N.O. kan worden opgelost. Dat is noch wenselijk noch mogelijk. De Amerikaanse regering onderhandelt voortdurend met alle erkende regeringen over honderden kwesties. Andere regeringen doen hetzelfde. Al de problemen worden gewoonlijk in onderling akkoord onder de betrokken natiën opgelost, en er is niets bij te winnen de procedure der onderhandelingen te compliceren daar waar het niet nodig is. Het Handvest zelf zet de landen aan aldus te handelen. Beroep doen op de U.N.O., waar zulks niet noodzakelijk is, kan zelfs leiden tot misbruik, ingeval alleen het verbeteren der positie van de onderhandelde natie beoogd wordt.'Ga naar voetnoot1. President Truman bevestigde dit standpunt, toen hij verklaarde, dat van de U.N.O. meer werd gevraagd dan ze kon geven. Haar taak is niet de vrede te vestigen, maar wél de vrede te handhaven. We moeten ons er voor hoeden haar voorbarig te veroordelen, omdat ze, nauwelijks van wal gestoken, een reeks zware stormen te trotseren had. | |
[pagina 528]
| |
De vrees voor de toekomst van de U.N.O. spruit overigens niet zo zeer voort uit het gebrek aan vertrouwen in de mogelijkheden van haar organisatie of in haar technische doelmatigheid, dan wel uit de twijfel omtrent de wil van alle leden om hun nationale politiek te doen wijken voor de gemeenschappelijke belangen van geheel de mensheid. | |
VI. - De lange weg.Er zijn twee soorten van vrede. Er is vooreerst de concrete, de contractuele vrede, die de uitdrukking is van de bestaande machtsverhoudingen op een bepaald tijdstip: zij is uiteraard tijdelijk. Maar er is ook een abstracte vrede denkbaar, die niets anders zou zijn dan een bestendige harmonische wereldorde. Te San Francisco werd alleen een 'veiligheidsorde' gesticht, die veel gemeen heeft met een alliantie onder overwinnaars. De beginselen van het Atlantisch Handvest zelf werden er op het altaar der verstandhouding onder de Groten geofferd. De ideale wereldorganisatie lijkt nog ver. Doch reeds ontstaan er gespecialiseerde internationale instellingen, die - hoe onvolmaakt ook, zoals ieder mensenwerk - de oplossing nastreven van bepaalde problemen (economische en culturele) in een geest van constructieve samenwerking en die het eerbiedigen van algemene, vrij aanvaarde, normen vooropstellen. Reeds komen er ook regionale akkoorden tot stand, waardoor meerdere natiën van één zelfde geographisch verband zich een vrijwillige tucht opleggen om gezamenlijk het hoofd te bieden aan moeilijkheden, die blijkbaar op het eng nationale plan niet meer op te lossen zijn. Het komt ons voor, dat die instellingen en deze akkoorden de 'stepping stones' vormen of de weg naar ware wereldorde. Want deze wordt niet op één dag krachtens een politiek akkoord gevestigd: zij kan alleen langzaam groeien. Telkens echter wanneer op dit gebied een resultaat bereikt wordt - het weze nog zo beperkt -, is het ten koste van een gedeeltelijke verzaking aan het souvereiniteitsbeginsel. Vergt niet ieder gemeenschapsleven onderlinge toegevingen, en alleszins het opgeven van de volstrekte willekeur vanwege al de leden der gemeenschap? De verzoening of, juister, het samenvloeien van wereldpolitiek en wereldorde, kan alleen geschieden ten koste van de verlossing der erfzonde, die de staatssouvereiniteit is: de noodlottige erfenis van een nationalistisch tijdperk, dat blijkbaar door de omstandigheden is voorbijgestreefd; de collectieve zonde van hoogmoed, die de volkeren en hun leiders blind maakt voor de evidentie, dat edelmoedigheid en verdraagzaamheid, in een wereld van stijgende onderlinge afhankelijkheid en van dreigende zelfvernietiging, een kwestie worden van zijn of niet zijn. |
|