Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 504]
| |
Unesco, Wijsbegeerte en Humanistische Vorming
| |
[pagina 505]
| |
nauwelijks bewust, aan wie zij onderwijs geven en waarin hun wezenlijke taak van voorbereiding en vorming bestaat. Het naïeve onderscheid tussen geestesvorming en karaktervorming, - naar gelang de aard van de landen, wordt het een of het ander als belangrijker beschouwd -, toont hoezeer de mens en de cultuur verbrokkeld zijn. De specialisatie enerzijds, de invloed van economische krachten op leraar en leerling anderzijds, hebben alles onvruchtbaar gemaakt en met onmacht geslagen. Het humanistisch onderwijs der scholen is niet meer in overeenstemming met het leven.
3. Het ergste is, dat dit gebeurde op het ogenblik, dat er ontdekkingen gedaan werden omtrent de mens, zoals door Freud en door Jung, die aantoonden, hoezeer de mens verschilde van het beeld, dat de physiologie en de economie ervan maakten; hoezeer hij de speelbal is van zichzelf en van zijn voorouders, veel meer dan van de uiterlijke omstandigheden; in welke mate hij zijn conflicten 'construeert' door het onsamenhangende van zijn natuur en de onrust van zijn wezen. Blijkbaar bezit hij zichzelf minder dan ooit naarmate hij gevaarlijker is voor zichzelf, naarmate zijn onbegrepen en onbeheerste instincten over grotere krachten buiten hem beschikken. 'Het is tijd.' zei President Roosevelt voor zijn dood, 'de wetenschap der menselijke verhoudingen te gaan beoefenen.' Het is tijd om terug te keren tot de bronnen der actie, in één woord om te filosoferen, niet meer op het elitepeil, maar op het peil van het gezond verstand, dat, - zei Descartes - 'het meest verspreide ding ter wereld is,' maar - moet men er ook aan toevoegen - het minst gebruikte.
4. Het is goed, dat in zulke omstandigheden de Verenigde Naties blijk hebben gegeven van realiteitszin en dat zij, zich bekommerend over de middelen om de vrede te redden, beroep hebben willen doen op de geest, niet beschouwd als een doel, maar als een middel, als verantwoordelijk. De Unesco is opgericht om die verantwoordelijkheid weer te wekken en de gepaste middelen te leveren om opvoeding, wetenschap en cultuur te helpen niet zichzelf te handhaven, maar de mensen te dienen. Deze positie is gezond, omdat zij dynamisch is en niet statisch. Wat kan de Unesco doen om de cultuur haar leven en kracht terug te geven? Zeker kan zij, volgens het reeds al te vertrouwd geraakte vocabularium, coördineren, aanmoedigen, en aansporen. Zij kan helpen bij het oprichten of versterken van internationale organisaties voor specialisten of groepen van specialisten. Zij kan wegen openstellen. Zij kan zelfs, als het natuurlijk wantrouwen voldoende geluwd is, hen ondersteunen. Door haar toedoen kunnen misschien geleerde bibliographieën verschijnen, geleerden een beurs ontvangen en talrijke uitwisselingen plaats hebben, en kan de intellectuele arbeid in een meer internationale sfeer geschieden. Het feit, dat er een internationale bescherming der cultuur bestaat, zal van zelf goed en bevorderlijk zijn. Maar de Unesco kan veel meer. Zij kan een nieuwe inspiratie geven aan de culturele studies, zij kan de stoot geven voor een nieuw humanisme. Het oude, of het nu in het Westen of in China thuishoorde, was altijd beperkt tot zijn land. De Unesco kan als centraal motief van het nieuw humanisme het streven richten naar een wereldgemeenschap. Zij kan juist | |
[pagina 506]
| |
al die onderzoekingen aanmoedigen, die verwaarloosd werden, omdat zij niet thuishoorden in het nationaal kader: alle soorten vergelijkende studies, tafels van gemeenschappelijke oorsprong, kritische overzichten van culturele verscheidenheden met hun bevoegdheden en hun draagwijdte. Zij kan de arbeid op internationaal plan practisch organiseren. Bij het opmaken van algemene plannen zal zij gebruik kunnen maken van de omstandigheden. Bijvoorbeeld: het overnemen van Duitslands taak, zowel op cultureel als op materieel gebied, zou aan geen enkele natie in het bijzonder ten goede moge komen, maar wel aan alle samen. Dank zij haar kan men zich een internationale school van Athene denken, belast met de voortzetting der opgravingen van Olympia en Samos. Dit is slechts een voorbeeld. Op alle gebied kan de schepping van een internationale atmosfeer voor de huidige arbeid veel te danken hebben aan de actie der Unesco. 'The child is father of the man,' zei Wordsworth. Juist gedurende de jaren, dat men aan het kind de algemene cultuur schenkt, moet dat internationalisme het doordringen. De Unesco heeft tot taak conferenties te organiseren, die de naties voorbereiden om aan hun opvoedingssysteem de daartoe noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Zij zal ze voorbereiden, niet alleen door een sterke propaganda, maar door het toekomstig systeem om het kind in die sfeer in te leiden, tot in de puntjes te prepareren. Het kind moet ruimer bezit nemen van deze wijde wereld; vroeger werd het slechts aangemoedigd om een klein gebiedje als het zijne te beschouwen. Verder moet de internationale geest der nieuwe cultuur buiten de school het ganse dagelijkse leven doordringen. De Unesco heeft hiertoe willen bijdragen door een eerste practisch ontwerp. De Humanisten der Renaissance hebben hun nationale cultuur hernieuwd en omgevormd door een grote bijdrage van vertalingen, waarin zij hun geloof en hun geest neerlegden. Die vertalingen zijn waarlijk klassieke stukken. Terwijl heden ten dage goedkope en middelmatige vertalingen van banale werken zich tot in het dwaze vermenigvuldigen, blijft een kostbaar algemeen-menselijk patrimonium verlaten; wat reeds vertaald werd is sinds generaties uitgeput of is slechts te bereiken langs verouderde en niet betrouwbare vertalingen. Meesterstukken van verre beschaving, die we voortaan erkennen als takken van eenzelfde stam, zijn vergeten, voornamelijk tussen het Westen en het Oosten. Men moet wel zeggen, dat weinig volkeren weetgierig zijn gebleken, en dat andere hun cultuur binnen eigen muren hebben opgesloten. Ziedaar, waarom een der eerste ondernemingen der Unesco op humanistisch gebied bestaat in een plan voor vertalingen der klassieken. Wanneer wij werkelijk willen bereiken, dat iedere natie beschikt over een cultuur, die verrijkt is met universele bijdragen, dan stellen ons het kleine aantal lezers in vele landen, de beperkte handelsmarkt die daaruit ontstaat, de kleine landen en de weinig gesproken talen voor problemen, die uitermate ingewikkeld zijn. Toch zou deze poging respect verdienen, alhoewel men haar niet te ver zou moeten doorvoeren, daar anders de kleine naties misschien zouden worden opgeslorpt in de grotere gemeenschappen. Belangrijker is dus de heropbouw van ons gemeenschappelijk erfgoed door een systematisch plan van vertalingen der zeldzame klassieken van overal, in twee of drie gangbare talen. | |
[pagina 507]
| |
Daar, zoals elders, zoekt de Unesco het doel en de middelen te bepalen, te organiseren en te helpen op alle mogelijke wijzen, maar zij wil niet de uitvoering op zich nemen. Alleen in wanhopige gevallen zal zij met trots de laatste toevlucht zijn. Uit haar wezen volgt, dat zij altijd door persoonlijk contact haar invloed wil uitoefenen. En daarom moet heel haar wezen steeds bezield zijn met een nieuwe gloed. |
|