Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 480]
| |
Dialectisch en historisch Materialisme Stalins Visie
| |
Dialectisch materialismeHet dialectisch materialisme is een levens- en natuurbeschouwing en het historisch materialisme is dezelfde visie overgebracht op de geschiedenis en het proces der vermaatschappeling der mensheid, dus een wereldbeschouwing. Het dialectisch materialisme is tegelijk methode en verklaring der werkelijkheid, een wetenschaps- en zijnsleer. Het is echter meer dan dit. Het wil ook de werkelijkheid, de wereld veranderen en wordt zo tot een heils- en bevrijdingsleer. Uit deze veelzijdigheid van het marxistisch materialisme volgt onmiddellijk, dat het geen kleinigheid is in kort bestek dit fenomeen uit te beelden, want het is totalitair, daar het alle zijn wil verklaren. Toch zullen wij trachten de hoofdgedachten van dit verschijnsel te analyseren. Wij betrekken deze schets nauw op het werkje van Stalin zelf 'Over het dialectisch en historisch materialisme'Ga naar voetnoot1.. Men spreekt veel over 'dialectisch', maar wat bedoelen de marxisten ermee? Volgens de oorspronkelijke betekenis beduidt het griekse 'dialegein' een gesprek voeren, polemiseren. Dialectiek werd een wijze van waarheid zoeken, waarbij men de tegenstrijdigheden in de redenering van de tegenstander openbaarde en trachtte te overwinnen. Bij dialectiek moet men steeds denken aan tegenstellingen, hetzij in denken, spreken of zijn | |
[pagina 481]
| |
met de bedoeling of minstens het resultaat van een overwinning of verzoening van de opposita. Het zou ons te ver voeren om na te gaan in hoeverre de marxistische dialectiek verschilt van de Hegeliaanse, de dialectiek par excellence. (Men leze hiervoor Sheed, 'Communism and Man', Londen 1946, of Dr. Lannoy, 'De Wijsbegeerte van het Communisme', Brugge, '47). De marxisten bedoelen met dialectisch: het proces der werkelijkheid, de ontwikkeling van natuur, leven en maatschappij volgens een wetmatigheid, welke niet logisch, niet mechanisch, doch door een immanente wet van zelfbeweging in de vorm van stelling, tegenstelling en samenstelling verloopt (these-antithese-synthese). Bevattelijk gezegd betekent dit: De werkelijkheid, natuur, leven en maatschappij zijn geen affe dingen, geen fixaties, doch steeds in 'wording', immer zich evoluerend. Hier onderging het marxisme de geweldige invloed van het darwinistisch en Hegeliaans evolutionisme. In deze beschouwing staat niets op zichzelf en geïsoleerd en van onveranderlijke wezenheden kan men niet spreken. Stalin doet zijn best het ons duidelijk te maken. Hij plaatst de dialectische ziens- en zijnswijze tegenover de 'metafysische'. Nu is die tegenstelling wel een beetje mal uitgevallen en Stalin verraadt hier zijn gebrekkige kennis der metafysiek. Laten wij die tegenstellingen bekijken, want dan weten wij tenminste wat Stalin zelf bedoelt: 1. 'In tegenstelling tot de metafysica beschouwt de dialectiek de natuur niet als een toevallige opeenhoping van los van elkaar staande, geïsoleerde en niet van elkaar afhankelijke voorwerpen en verschijnselen - maar als één samenhangend geheel, waarin de voorwerpen en verschijnselen organisch met elkaar verbonden, van elkaar afhankelijk zijn en elkaar vóóronderstellen'. 2. 'In tegenstelling tot de metafysica, beschouwt de dialectiek de natuur niet als een toestand van rust en onbeweeglijkheid, van stilstand en onveranderlijkheid, maar als een toestand van onafgebroken beweging en verandering, van onafgebroken vernieuwing en ontwikkeling, waar steeds iets ontstaat en zich ontwikkelt, steeds iets te gronde gaat en zijn tijd overleeft'. 3. 'In tegenstelling tot de metafysica, beschouwt de dialectiek het ontwikkelingsproces niet als een eenvoudig proces van groei, waarin kwantitatieve veranderingen niet tot kwalitatieve veranderingen voeren, maar als een ontwikkeling, die van onbetekenende en verborgen kwantitatieve veranderingen overgaat naar zichtbare veranderingen, naar fundamentele veranderingen, naar kwalitatieve veranderingen, waarin de kwalitatieve veranderingen niet geleidelijk, maar snel, plotseling, in de vorm van een sprongsgewijze overgang van de ene toestand naar de andere optreden, hetgeen niet toevallig, maar wetmatig geschiedt, als het resultaat van de opeenhoping van onmerkbare en geleidelijke kwantitatieve veranderingen'. 4. 'In tegenstelling tot de metafysica gaat de dialectiek hiervan uit, dat aan natuurvoorwerpen, aan de natuurverschijnselen, innerlijke tegenstrijdigheden eigen zijn, want zij allen hebben hun negatieve en hun positieve kant, hun verleden en toekomst, hun afstervende en hun ontwikkelende kant; dat de strijd tussen deze tegenstellingen, de strijd tussen het oude en het nieuwe, tussen het afstervende en het ontstaande, tussen het ondergaande en zich ontwikkelende, het innerlijk gehalte vormt van het ontwikkelingsproces, het innerlijk gehalte van de omslag van kwantitatieve verandering in kwalitatieve veranderingen'. | |
[pagina 482]
| |
CritiekIn een lange adem is hier heel wat beweerd en veel ervan kunnen wij onderstrepen: 1. Ook wij beschouwen de natuur als een samenhangend geheel. In tegenstelling met Stalin en de marxisten nemen wij als bron en oorzaak van natuur en haar samenhang een Schepper aan. 2. Ook wij constateren een grote beweeglijkheid, wording en evolutie in de natuur en het 'corruptio unius est generatio alterius' onderschrijven ook wij. Toch kennen wij geen absoluutheid of grenzeloosheid aan de verandering en evolutie toe. 3. Wij betrappen hier Stalin c.s. op de primair quantitatieve natuurverklaring, waarbij qualitatieve veranderingen door zuiver quantitatieve te verklaren zouden zijn. In het aristotelisch-thomistisch systeem verklaart men alle verandering in de natuur door een ontplooiing of evolutie van het potentiële door het actuele in de natuurdingen. Wij aanvaarden niet, dat zuiver quantitatieve veranderingen ook qualitatieve kunnen teweegbrengen. Ook wij aanvaarden, dat een verandering 'in instanti', dus 'ineens' kan optreden als resultaat van veranderde disposities. 4. Ook wij erkennen, dat de natuurdingen een soort tegenstrijdigheid, welke men 'dialectisch' zou kunnen noemen in zich bergen, want de leer van het hylemorfisme beschouwt de verschillende potenties in een natuurding als tegenstellingen, daar ze een progressieve en een retrogressieve kwaliteit in zich sluiten. In het pas verschenen werk van Dr. M. Bruna 'Philosophie der organische Natuur' vinden wij een passende passage voor ons onderwerp: 'Het bestaan van een natuurdialectiek is uit het gezegde nu wel duidelijk geworden. Om het anders te formuleren: er moeten potenties aanwezig zijn, die door als prikkel (bij organismen) of als quasi-prikkel (bij anorganische eenheden) werkende oorzaken tot volle realisatie worden gebracht. Deze potenties omvatten tevens tegenstellingen binnen de gegeven totaliteiten zelf, waardoor enerzijds desorganisatie, anderzijds progressieve ontwikkeling kan worden bewerkt' (Phil. Bibliotheek, '47, blz.133). Aan dit proces van 'strijd' kennen echter de marxisten een veel te grote betekenis toe, want zelfs de klassenstrijd vindt hier zijn naturalistische basis en motivering! Het 'polemos pantoon patêr' verheffen de marxisten tot grondwet van alle zijn. Zelfs de natuurnoodzakelijkheid van revolutionnair optreden ontleent Stalin aan bovengaande stellingen. Zoals in de natuur de veranderingen niet geleidelijk, doch sprongsgewijs en door botsing der tegenstrijdigheden verlopen, zo moet dit ook in het maatschappelijke leven gebeuren, en is 'reformisme' tegennatuurlijk, doch 'revolutie' overeenkomstig de natuur! 'Men moet dus, om zich in de politiek niet te vergissen, een revolutionnair zijn en geen reformist', concludeert Stalin uit deze stellingen. De dialectische beschouwing van de natuur wordt dus inderdaad voor de marxisten een 'revolutionnaire methode om de werkelijkheid te doorgronden', zoals het program van de C.P.N. leert. | |
MaterialismeEen dialectische beschouwing van de natuur behoeft niet per sé tot materialisme te leiden. Bij de marxisten is dit evenwel het geval. Hoe kwamen de marxisten aan hun materialisme? Marx was gepromoveerd op | |
[pagina 483]
| |
een proefschrift over de materialistische filosofie van Epicouros, en geestelijk heeft hij deze niet overwonnen. Daarbij kwam nog een reactie tegen het idealisme van Hegel en de invloed van Feuerbachs materialisme. Het scientisme van materialistische signatuur en het darwinisme praedisponeerden Marx en Engels voor het materialisme. Het lijkt mij, dat ook het terugbrengen van de menselijke ellende der proletariërs tot economische factoren (zo nauw verbonden met het stoffelijke) ook Marx tot het materialisme trok. De dialectiek der marxisten gaat in een dialectisch materialisme over zodra zij zich uitspreken over de kwaliteit van natuur en zijn. Aan de hand van enige Stalinistische stellingen zal ons het dialectisch materialisme duidelijk worden: 1. 'In tegenstelling tot het idealisme, dat de wereld als de belichaming van de “absolute idee”, van de “wereldgeest”, van het “bewustzijn” beschouwt - gaat het filosofisch materialisme van Marx hiervan uit, dat de wereld volgens haar aard materieel is, dat de veelvormige verschijnselen in de wereld verschillende soorten van de zich bewegende materie zijn, dat de onderlinge samenhang en de onderlinge afhankelijkheid van de verschijnselen, die door de dialectische methode wordt vastgelegd, de wetmatigheden van de ontwikkeling der zich bewegende materie zijn, dat de wereld zich volgens de wetten van de beweging van de materie ontwikkelt en generlei “wereldgeest” nodig heeft'. In deze stelling komt een volkomen naturalisme te voorschijn en is een God en Bestuurder reeds bij voorbaat uitgesloten. 2. 'Het marxistisch filosofische materialisme gaat hiervan uit, dat de materie, de natuur, het zijn, een objectieve realiteit is, die buiten en onafhankelijk van ons bewustzijn bestaat, dat de materie het primaire is, daar zij de bron is van de gevoelens, de voorstellingen, het bewustzijn, - en dat het bewustzijn het secundaire, het afgeleide is, daar het de weerspiegeling van de materie, de weerspiegeling van het zijn is, dat het denken het product is van de materie, die in haar ontwikkeling een hoge trap van volmaaktheid heeft bereikt en wel het product van de hersenen, die het orgaan van het denken zijn; dat men daarom het denken niet van de materie kan scheiden, als men niet tot grove fouten wil vervallen'. Ook Marx, Engels en Lenin uiten zich op gelijke wijze: 'De stoffelijke, met de zintuigen waarneembare wereld, waartoe wij zelf behoren, is het enige werkelijke'Ga naar voetnoot1.. 'Het wereldbeeld is het beeld, hoe de materie zich beweegt en hoe de materie denkt'Ga naar voetnoot2.. Krasser en duidelijker kan men het materialisme haast niet uitbeelden. Wij erkennen wel de objectiviteit van de natuur, onafhankelijk van het menselijke bewustzijn. Wij ontkennen echter ten stelligste, dat de materie het primaire is en de 'bron' van gevoelens, voorstellingen en bewustzijn. In dit opzicht erkent elke ernstige filosofische bezinning de onhoudbaarheid van de materialistische verklaring van het bewustzijn. Wel zijn de materiële dingen een conditie en aanleiding voor onze bewuste kennis, doch niet de bron. De stelling, dat denken een 'product van de materie' is, dachten wij reeds lang overwonnen en als primitief op zij gelegd. Het is echter hier meer te doen om in dit materialistisch systeem binnen te dringen dan een weer- | |
[pagina 484]
| |
legging te schrijven. 3. Verder huldigt het dialectisch materialisme tegen het agnosticisme de stelling, dat 'de wereld en haar wetmatigheden zeer wel kenbaar zijn, dat onze kennis van de wetten der natuur, getoetst aan de ervaring, aan de practijk, betrouwbare kennis is, die de betekenis van de objectieve waarheden heeft, dat er in de wereld geen onkenbare dingen zijn, maar dat er alleen dingen zijn, die nog niet worden gekend, die door de krachten van de wetenschap en de practijk zullen worden blootgelegd en gekend'. In deze laatste passage komt een intellectualistisch optimisme tot uiting, dat wij enigermate kunnen delen. Wij aanvaarden eveneens, dat de wereld en haar wetmatigheid wel kenbaar zijn en onze kennis der bewezen natuurwetten objectief is. Of het ons zal gelukken in lengte van dagen alle nu-nog-onbekende dingen der natuur te kennen, betwijfelen wij ten sterkste. De consequentie dezer stellingen is voor de marxisten enorm. Zij passen deze beginselen toe op het menselijke leven, op de maatschappij en de wereldgeschiedenis. Al deze geledingen van het 'zijn' worden over één kam geschoren, op dezelfde wijze beschouwd en verklaard. Hier wordt de mystificatie en contaminatie katastrofaal. Men maakt eigenlijk van alles een soort natuurwetenschap, wenst tenminste alles natuurwetenschappelijk te behandelen. De marxisten gaan zelfs zó ver, dat ze een levens- en wereldbeschouwing als een soort natuurkunde opbouwen: 'De wetenschap van de geschiedenis der maatschappij kan dus, ondanks heel de ingewikkeldheid van de verschijnselen van het maatschappelijke leven, tot eenzelfde exacte wetenschap worden als, laat ons zeggen, de biologie; tot een wetenschap, die in staat is, om de wetten van de ontwikkeling der maatschappij voor practische toepassing te gebruiken' (blz. 21). De maatschappij en het maatschappelijke leven worden dus gezien als een zuiver natuurverschijnsel, beheerst en geleid door zuivere natuurwetten. Wie de natuur wil beheersen of dienstbaar maken aan menselijke benutting, moet de natuurwetten kennen en er practisch gebruik van maken bij zijn bemoeiing met de natuur. Dit is de enig juiste en ongevaarlijke mensen-bemoeiing met de natuur, want op elke andere wijze maakt men stukken. Naar analogie van zulk een ontmoeting met de natuur willen de marxisten ook de menselijke ontmoeting met de maatschappij zien. Alleen zulk een bemoeien en ingrijpen in de maatschappij is de enig juiste, verantwoorde, ongevaarlijke en zelfs vruchtbare, welke uitgaat van een juiste kennis van de wetten van die maatschappij. Welnu, de marxisten menen in het dialectisch materialisme de enig juiste maatschappijbeschouwing gevonden te hebben, de steen der wijzen in Marx' handen, de sleutel voor het anders gesloten mysterie van maatschappij en geschiedenis. Wij staan hier inderdaad bij het zwaartepunt van het marxisme, de volstrektheid, wetenschappelijkheid en exactheid van zijn visie op natuur en maatschappij. Daarom wilden Marx en Engels het socialisme niet langer als een 'utopie' zien gekwalificeerd, doch als 'wetenschap'Ga naar voetnoot1.. Ook Stalin glorieert: 'Het socialisme wordt dus, van een droom over een betere toekomst van de mensheid, tot een wetenschap'! Het lijkt ons echter, dat dit grootgaan op wetenschappelijkheid niet meer wetenschappelijk is, | |
[pagina 485]
| |
doch een naklank van de mythe der wetenschap in de vorige eeuw. Het marxisme is veeleer mythe dan wetenschap. Wetenschappelijk steunt het op verlaten stellingen van het negentiende eeuwse scientifisme, positivisme en materialisme. Niet in zijn wetenschappelijkheid schuilt de kracht en het leven van het marxisme, doch in zijn mythisch karakter, in zijn pretentie van een nieuw geloof! | |
De marxistische maatschappijbeschouwing.Met de bril van het dialectisch materialisme gaan de marxisten nu de maatschappij bekijken. De maatschappij is voor hen een objectief natuurgegeven. Men moet dit gegeven dus precies zo beschouwen en behandelen als de natuur. De grondslag en 'onderbouw' der maatschappij is de zichtbare werkelijkheid van de bearbeiding der materie, van de ruil der producten en van de behoeftevoorziening der mensen. De 'bovenbouw' evenwel, het geestelijk-sociaal-ethisch aspect, de onderlinge productieverhoudingen der mensen, hun rechten en plichten, hun religieuze opvattingen en culturele prestaties zijn allemaal secundaire verschijnselen, welke (willen ze echt en levenskrachtig zijn) volkomen moeten afgestemd zijn op het materiële leven der maatschappij, want zij moeten daarvan een 'weerspiegeling' zijn: 'De bron van het tot stand komen van het geestelijk leven der maatschappij, de bron van het ontstaan van de maatschappelijke ideeën, de maatschappelijke theorieën, de politieke opvattingen, de politieke instellingen, moet men dus niet in de ideeën, de theorieën, opvattingen, politieke instellingen zelf zoeken, maar in de voorwaarden van het materiële leven van de maatschappij, in het maatschappelijke zijn, welks weerspiegeling deze ideeën, theorieën, opvattingen etc. zijn'. Stalin is het dus roerend eens met Marx' fundamentele stelling: 'Het is niet het bewustzijn der mensen, dat hun zijn bepaalt, maar omgekeerd hun maatschappelijk zijn bepaalt hun bewustzijn'Ga naar voetnoot1.. De kapitale vraag is nu natuurlijk: Welke zijn dan die 'voorwaarden van het materiële leven', welke heel de maatschappij en het politiek, sociaal, religieus-ethisch en cultureel leven der mensheid bepalen? De 'beslissende' factor is niet: het 'geografisch milieu', ofschoon wel een belangrijke voorwaarde, ook niet de 'bevolkingsgroei'. De beslissende factor is: 'De wijze waarop de levensbenodigdheden worden verkregen, die voor het bestaan van de mensen noodzakelijk zijn, de productiewijze van de materiële goederen: voedsel, kleding, schoeisel, woning, brandstof, productiewerktuigen enz., die noodzakelijk zijn, opdat de maatschappij zal kunnen leven en zich ontwikkelen'. Zoals de nationaalsocialisten 'ras' en 'bloed' als de beslissende factor in het mensenleven beschouwden, als de grondslag voor het wel en wee van individu en gemeenschap en als de sleutel om het grote historische wereldgebeuren te ontsluiten, zo beschouwen de marxisten de productiewijze. Namen de nationaalsocialisten biologische factoren als dynamo's der historie, de marxisten nemen hiervoor economische. Hiermee is echter niet alles gezegd, want de productiewijze heeft twee facetten: één drukt de verhouding der mensen uit tot de voorwerpen en krachten der natuur, die aangewend worden bij de productie der goederen. | |
[pagina 486]
| |
Er is echter nog een andere kant: de verhoudingen van de mensen tot elkaar in het productieproces. Dit noemen de marxisten de 'productieverhoudingen'. De productie is niet een geïsoleerde private aangelegenheid, doch steeds een maatschappelijk verschijnsel, waarbij onderlinge verhoudingen der mensen meespreken. Deze verhouding kan er een zijn van onderlinge hulp en samenwerking, ook van heerschappij en ondergeschiktheid, of een overgangsverhouding. Bij de productie spreken dus vooral drie elementen mee: De productiewijze, de productiekrachten en de productieverhoudingen. Door deze drie elementen trachten de marxisten heel het maatschappelijk zijn, de historie, cultuur, politiek, ethica en godsdienst in de kern te verklaren. Het z.g. geestesleven der mensen, hun ideologie, gaarne 'bovenbouw' genoemd is tenslotte gefundeerd in en afhankelijk van de maatschappelijke 'onderbouw', het productieproces. Wij beperken ons echter tot de historie, want na het dialectisch materialisme moeten wij immers nog het historisch materialisme bekijken. | |
Historisch MaterialismeBeide vormen van materialisme hangen nauw samen. Men kan het historisch materialisme met Stalin noemen 'de uitbreiding van de stellingen van het dialectisch materialisme tot de studie van het maatschappelijke leven, de toepassing van de stellingen van het dialectisch materialisme op de levensverschijnselen van de maatschappij, op de studie van de maatschappij, op de studie van de geschiedenis der maatschappij'. Zoals het nationaalsocialisme een historisch biologisme huldigde door ras en bloed als de leidende factoren der wereldgeschiedenis te kiezen, zo kiest het marxisme economische factoren als de dominerende en beslissende. Men zou dit stelsel nog beter historisch economisme kunnen noemen. Wij zullen ons echter houden aan de naam 'materialisme', omdat het economische het productieproces in laatste instantie door materiële factoren bepaald heeft. De historische wetenschap 'moet zich in de eerste plaats bezig houden met de geschiedenis van de voortbrengers der materiële goederen, met de geschiedenis der werkende massa's, met de geschiedenis van de volken. De sleutel tot het onderzoek van de wetten der geschiedenis van de maatschappij moet men dus niet zoeken in de hoofden van de mensen, niet in de opvattingen en ideeën van de maatschappij, maar in de productiewijze, die in iedere gegeven historische periode door de maatschappij in praktijk wordt gebracht - in de economie van de maatschappij'. De wetmatigheid in het productieproces moet men dus onderzoeken, en naar de kennis van die economische wetmatigheid moet het proletariaat ook zijn politiek voeren: 'Om zich niet te vergissen in de politiek moet dus het proletariaat, zowel in de opbouw van zijn program alsook in zijn practische werkzaamheid, in de eerste plaats uitgaan van de ontwikkelingswetten der productie, van de wetten der economische ontwikkeling van de maatschappij'. Het marxistisch socialisme of communisme wenst een realistische politiek te voeren, die afgestemd is op de economische realiteit. De idealistische, welke van eeuwige beginselen van rechtvaardigheid, liefde en solidariteit uitgaat, wijzen de marxisten als utopistisch af. Het marxisme bekommert zich in zijn politiek niet om gangbare, oude en eeuwige ethische beginselen, want ook de ethica moet afgestemd zijn op de reële productie- | |
[pagina 487]
| |
verhoudingen. Welnu die verhoudingen wijzigen zich steeds in een dialectische ontwikkeling en daarom moet de reële ethica zich steeds aan die ontwikkeling aanpassen. Van een vaste en eeuwige moraalgrondslag wil het marxisme niet weten, ofschoon het toch niet als 'immoreel' wenst gekwalificeerd te worden, daar het moraalscheppend wil zijn. Welke zijn nu die 'ontwikkelingswetten' der productie, van de economische werkelijkheid? Welke zijn de drijvende krachten, die het aanzijn der maatschappij telkens veranderen en de loop der mensengeschiedenis bepalen? Waar is de sleutel der wereldgeschiedenis te vinden? Volgens de marxisten wordt de ontwikkeling der economische realiteit en van de maatschappij primair geleid door de ontwikkeling der 'productiekrachten', want deze brengen een overeenstemmende wijziging in de 'productieverhoudingen'. Onder deze productiekrachten spelen de productiewerktuigen een eerste rol. De productiekrachten zijn dus het 'beweeglijkste en revolutionnairste element' in de menselijke samenleving. Nu bepalen de productiekrachten zelf niet de productieverhoudingen. De vraag in wiens bezit zijn deze productiekrachten stelt deze kwestie pas aan de orde: Hoe zijn de productieverhoudingen? Tot wiens beschikking staan de productiemiddelen? Tot beschikking van de gehele maatschappij of van afzonderlijke personen, groepen, klassen, die ze gebruiken om andere personen, groepen of klassen uit te buiten? De productiekrachten, het technisch apparaat heeft zich in de loop der geschiedenis ontwikkeld van stenen werktuigen tot de gecompliceerde machines van onze tijd. In de productieverhouding, in de kwestie dus van de beschikking over de productiekrachten biedt de geschiedenis ons vijf stadia of typen: De primitieve gemeenschap, vervolgens het slavenhouderstype, het feodalisme, het kapitalisme en tenslotte het socialistische type. Men kan deze typen tot drie terugbrengen, welke in een dialectische verhouding tot elkaar staan als these, antithese en synthese. 1. Het oorspronkelijk communisme der primitieve gemeenschap. Door de primitiviteit der situatie en van de technische middelen waren de oermensen op elkaar aangewezen in het verschaffen der materiële levensvoorwaarden. De productiemiddelen waren gemeenschapseigendom en bij gemeenschappelijke arbeid kwam een gemeenschappelijk benutten van de producten. Privaat eigendom van productiemiddelen was onbekend, er was 'geen uitbuiting, hier waren geen klassen' Er heerste een soort vrije liefde en promiscuïeteit der geslachten, want het particuliere huwelijk en gezin zouden nog niet hebben bestaan. Ook bestond de staat nog niet, want volgens de marxisten zijn gezin en staat een gevolg van de kapitalistische erfzonde, waardoor de mensheid uit het oorspronkelijke paradijs van het primitieve geluk werd verdreven. Het oorspronkelijke stadium der primitieve communistische gemeenschap sloeg in het tegendeel (antithese) om, toen de techniek de landbouw mogelijk maakte. Enigen organiseerden zich een lapje grond, bewerkten het en zeiden: Dit is van mij! Toen was het private productie-eigendom geboren. De landbouwer nam een eigen vrouw, liet ze meewerken, vervolgens zijn kinderen en huurde voor loon medemensen, die in dienstbetrekking tot hem kwamen te staan. De kiem voor het slavenhouders-systeem was gelegd, waaruit tenslotte de reus van het kapitalisme is geboren. 2. Het kapitalistische stadium: Via slavenhouderssysteem en feo- | |
[pagina 488]
| |
dalisme heeft het kapitalisme zich ontwikkeld tot zijn tegenwoordige hoogtevorm. Privaat bezit der productiemiddelen, gepaard met een maatschappelijk productieproces (millioenen arbeiders), gevolgd door een spreiding en distribuering, gebaseerd op de winstspeculatie van de privaatbezitter der productiemiddelen en niet op het gemeenschappelijk nut der maatschappij. In de evolutie van het kapitalisme zit echter de kiem der ontbinding vanwege de opgeroepen tegenstellingen: deze openbaren zich in heftige crisissen van overproductie en werkloosheid. De gemeenschap van werkers (proletariërs) produceren, doch particuliere personen bezitten in eigen hand de productiemiddelen, terwijl de gemeenschap ook geen zegging heeft over de spreiding, distribuering en baten der productie. Dit betekent, dat 'de kapitalistische productieverhoudingen niet meer aan de stand van de productiekrachten in de maatschappij beantwoorden en daarmee in onverzoenlijke tegenstelling zijn geraakt'. Inwendig gist de revolutie onder het omhulsel der kapitalistische maatschappij, zeide Marx, en dit revolutionnair ferment zal dit omhulsel in de lucht blazen. De proletariërs aller landen moeten zich verenigen en de ontervers en uitbuiters onterven. Het proletariaat moet in een grandioze revolutie op het juiste moment het productie-apparaat in bezit nemen en gemeenschappelijk heel het productieproces regelen tot welzijn en baat van allen, want aan de uitbuiting moet een eind worden gemaakt. Na de proletarische revolutie komt het stadium van de 'dictatuur van het proletariaat', waaronder de overgang naar het socialistische en communistische tijdperk wordt voltrokken. Tijdens deze dictatuur heerst met staatsdwang nog de éne klasse, het proletariaat, doch uiteindelijk worden alle klassen overbodig en opgeheven in de gemeenschap der klasseloze Mensheid. Dit is de mythe van het marxisme en zijn heilsleer. 3. Het socialistisch-communistisch tijdperk: Met de naasting der productiemiddelen door de proletarische gemeenschap begint de eerste fase van het communisme, de socialistische. Dit eerste stadium is nog niet ideaal, want 'gelijkheid en rechtvaardigheid,' kan men nog niet verwachten, daar 'verschillen in rijkdom zullen blijven bestaan, benevens onrechtvaardige verschillen', doch de 'uitbuiting' van de éne mens door de andere zal niet meer mogelijk zijnGa naar voetnoot1.. De communistische fase, de synthese van these en antithese, gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen met profijt der producten voor allen, naar 'prestatie en behoefte' zal pas later kunnen volgen. Het communistische stadium zal zijn bereikt, zodra het ideaal van vrijheid, gelijkheid en broederschap zal zijn gerealiseerd: 'In plaats van de oude burgerlijke maatschappij met haar klassentegenstellingen treedt een associatie, waarin de vrije ontwikkeling van ieder de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van allen' (Communistisch Manifest). Engels heeft deze mythe en dit heilsideaal zeer duidelijk onder woorden gebracht: 'De ontwikkeling van de productie maakt het voortbestaan van verschillende maatschappelijke klassen tot een anachronisme. Naarmate de anarchie in de maatschappelijke productie slinkt, slaapt ook de politieke autoriteit van de staat in. De mensen, eindelijk meesters van hun eigen wijze van vermaatschappelijking, worden daarmee tegelijk meesters van de natuur, | |
[pagina 489]
| |
meesters van zichzelf - vrij. Deze wereldbevrijdende daad te voltrekken, is de historische roeping van het moderne proletariaat'Ga naar voetnoot2.. De dialectiek der geschiedenis, van de vermaatschappelijking, wordt door immanente wetten van materiële factoren bepaald. De verandering van economisch stelsel berust niet bij de menselijke vrije wil, maar wordt veroorzaakt door een bittere noodzaak en dynamiek der maatschappelijke werkelijkheid zelf. De stelsels ontstaan niet los en onafhankelijk van elkaar, neen, zij bepalen elkaars geboorte en dood: Corruptio unius est generatio alterius, de ondergang van het ene, bergt de geboorte van het andere in zich: 'Het ontstaan van nieuwe productiekrachten en van de daaraan beantwoordende productieverhoudingen heeft niet plaats los van het oude stelsel, niet na het verdwijnen van het oude stelsel, maar in de schoot van het oude stelsel, niet als resultaat van een opzettelijke, bewuste werkzaamheid van de mensen, maar elementair, onbewust, onafhankelijk van de wil der mensen'. Nu verloopt deze verandering echter niet geheel vlot, want zulk een overgang 'heeft gewoonlijk plaats door middel van het op revolutionnaire wijze omverwerpen van de oude en het instellen van nieuwe productieverhoudingen'. | |
CritiekHet lijkt mij, dat het marxisme hier zijn dialectisch materialisme doorbreekt met het wapen van de geest, de ideologie! Stalin c.s. geven volmondig de 'ontzaglijk grote rol van de nieuwe maatschappelijke ideeën' toe. Die nieuwe ideeën zouden weliswaar ontstaan op de 'grondslag van het conflict tussen de nieuwe productiekrachten en de oude productieverhoudingen' en van de nieuwe 'economische behoeften' der maatschappij, maar men kent er toch een groter zelfwerkzaamheid aan toe dan te rijmen is met het materialisme: 'De nieuwe denkbeelden organiseren en mobiliseren de massa's'! Men ziet hier - gelukkig - het primaat van de geest verschijnen om deze verandering vorm te geven! Als mythe en nieuw geloof is het marxisme eigenlijk niet meer materialistisch. Zijn heilsboodschap draagt een idealistische signatuur en is moeilijk te rijmen met zijn materialistisch fundament. In werkelijk lyrische ontboezemingen beschrijft de 'Beginselverklaring van de C.P.N.' de paradijselijke heilsboodschap. 'Iedere werker geniet bestaanszekerheid van de wieg tot het graf. Er is geen uitbuiting meer van de éne mens door de andere. De scheiding der natie in elkaar tegengestelde klassen verdwijnt, de klassen houden op te bestaan. Door het verdwijnen der klassentegenstellingen komt de werkelijke éénheid der natie tot stand, die het volk tot ongekende krachtsinspanning in staat stelt. Als gevolg van de toenemende welvaart en geestelijke verheffing zal de ontwikkeling zich dan voortzetten naar de communistische maatschappij, waarin “eenieder naar zijn vermogen werkt en naar zijn behoeften ontvangt”. Dit zal zijn een maatschappij van overvloed en geluk voor allen. De arbeid wordt, in plaats van een noodzaak in de strijd om het bestaan, een eerste levensbehoefte en een bron van levensvreugde. Ieder mens zal zijn geestelijke gaven tot volledige ontplooiing kunnen brengen. De tegenstelling tussen hoofd- en handenarbeid ver- | |
[pagina 490]
| |
dwijnt dan, evenals de tegenstelling tussen stad en land, die een gevolg is van het opzettelijk ten achter stellen van de landbouw... De staat sterft af en elke vorm van dwang en onderdrukking verdwijnt. De menselijke persoonlijkheid zal zich vrij en ongehinderd kunnen ontwikkelen. Door de vooruitgang der productie-krachten, de gestegen welstand en de verkorting van de noodzakelijke arbeidstijd voor de productie, komen onmetelijke menselijke krachten vrij voor een machtige opgang van kunst en wetenschap. Daarmee wordt een tijdperk geopend van materiële en culturele bloei, van werkelijke beschaving, die in de geschiedenis onbekend is' (p. 6). Merkwaardig optimisme! Het marxisme gaat uit van een radicaal pessimisme (de erfzonde van het privaatbezit en uitbuiting) en loopt uit op een gloeiend optimisme, dat in de geschiedenis nog 'onbekend' is en factisch wel onbekend zal blijven. Men miskent volkomen de gevallen natuur van de mens en de wortel der begeerlijkheid in onze hebzucht. Het zal wel nooit bereikt worden, dat arbeid een eerste levensbehoefte wordt zonder de stimulans van privaat bezit. Verder eist een goed ontwikkelde en best functionnerende maatschappij van nature een organische geleding, m.a.w. differentiatie. Dit is immers de natuurlijke basis der verschillende groeperingen in de menselijke maatschappij en staat. De theorie van het 'afsterven' van de staat is wel heel naïef en tegen de lijn van de historische ontwikkeling. Dus vanuit het gezichtspunt van het historisch materialisme valt geen afsterving van de staat te verwachten, daar de samenleving eerder gecompliceerder wordt, juist door de rationalisering van het economisch-sociale leven. In Rusland vertoont dan de staat ook niet de minste neiging om 'af te sterven'! De staat houdt nog een enorm leger van politie en soldaten op de been en heeft de handen nog vol aan het 'verdrukken' van andersdenkende proletariërs zelfs, de Trotzkyisten! Het voornaamste en meest principiële bezwaar tegen het duurzame van de synthese (gesteld, dat ze ooit bereikt wordt) lijkt mij de dialectiek der werkelijkheid zelf! Waarom zou men bij de synthese aan een blijvende toestand mogen denken, als heel de werkelijkheid steeds dialectisch in beweging is? De synthese moet haar tegendeel ook weer in zich bergen en zo zal het paradijs ook niet bestendig kunnen zijn. Reeds Hegel deed alsof zijn filosofie de absolute was en er nadien geen andere en betere zou kunnen komen. De filosofen van het absolute 'worden' smokkelen meestal heimelijk iets statisch in voor het z.g. eindstadium! Dit is een grote inconsequentie. Aristoteles leerde tenminste nog de 'katastrofentheorie', die aanneemt, dat elke cultuurperiode in een bepaald stadium haar perfectie bereikt, de uitgroei van haar 'vorm', en dan vergaat om weer periodiek ongeveer hetzelfde proces te herhalen! De gewone communisten denken te weinig over dit probleem na, maar misschien zouden enige pienteren willen beweren: Inderdaad, de synthese kan ook niet blijven duren, maar wij bereiken nooit de synthese en streven slechts naar een benadering! Maar dan heeft de werkelijkheid van these en antithese ook geen zin! Van wetmatigheid van het worden kan dan moeilijk gesproken worden, want dan zou men het worden om het worden krijgen, en dat is tegen alle filosofisch denken! Men zou misschien kunnen opmerken: De synthese wordt wel bereikt, doch niet ineens over heel de wereld, doch in verschillende tijden op verschillende plaatsen der aarde! Eenmaal bereikt zal zij | |
[pagina 491]
| |
echter geen stand houden krachtens haar innerlijke dialectiek en weer in haar tegendeel omslaan. Tegelijkertijd echter kan dan elders de synthese worden bereikt, welke ook weer vergaat! Maar dan is het naïef te dromen van het schone en vredige geluksparadijs van de werkende mensheid! Het eenmaal verloren paradijs op aarde komt hier niet terug, leert de Kerk, en al de eeuwen door heeft de Kerk nog gelijk gekregen. In Rusland valt van de paradijselijke synthese ook niet veel te bemerken en de Trotzkyisten beweren zelfs, dat het Stalinisme 'reactionnair' is geworden, dus terug valt in de antithetische periode van de bourgeois en kapitalist (Cfr. Trotzky, The Revolution Betrayed, Amerik. Uitg., New-York, 1945).
Wij hebben getracht de grondslagen van het dialectisch en historisch materialisme aan te duiden. Wij hebben ons beperkt en de leer van de bovenbouw, de verhouding van het marxisme tot ethiek en religie, niet ingaand behandeld. Wellicht komen wij hierop nog eens terug.Ga naar voetnoot1. De verhouding tot moraal en godsdienst is niets anders als een gevolgtrekking uit de princiepen van hun materialisme. Het materialisme en atheïsme blijven jammerlijke smetten aan het systeem. De kardinale fout is zijn mateloze overdrijving van deze factoren. De opvatting, dat economische vooruitgang ook een progressie op alle andere terreinen van het menselijke en maatschappelijke leven veroorzaakt, strijdt met de ervaring. De gebieden der menselijke cultuur en van de economie zijn niet gelijkwaardig en volkomen afhankelijk van elkaar. Het historisch materialisme steunt verder op economische veronderstellingen, welke door de moderne economen niet meer worden aanvaard. Men leze hiervoor de uitmuntende dissertatie van Dr. J. Boers 'Proletariaat en Deproletarisatie' (Leuven, 1946). Met Prof. Van Gestel zijn wij het verder eens, dat het dialectisch en historisch materialisme mank gaat aan een fatale verwarring van voorwaarde en oorzaak: voortdurend bezondigt het zich aan het sophisme 'post hoc, ergo propter hoc': wat voorwaarde of materiële oorzaak is, wordt tot verklarende oorzaak verheven.Ga naar voetnoot2. Het marxisme heeft ontegenzeggelijk de grote verdienste vroegtijdig de wereld verontrust te hebben over de doemwaardigheid van het individualistische kapitalisme. Voor de christenheid moet de marxistische ontferming over het proletariaat een ernstig gewetensonderzoek meebrengen. In practische bewogenheid over sociaal onrecht en in de ernstige wil om een betere maatschappij van sociale gerechtigheid en liefde te grondvesten, mogen wij ons niet door de marxisten laten overtreffen. Eerlijk moeten wij toegeven, dat het eveneens een grote verdienste is, dat het marxisme ons sterk gewezen heeft op de machtige invloed van economische factoren in het menselijk en maatschappelijke leven. |
|