Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 410]
| |
De Godsdienstigheid bij de IntellectuelenGa naar voetnoot1.
| |
[pagina 411]
| |
Het menselijk opzicht speelt eerder een kleine rol in het godsdienstig leven der katholieke intellectuelen van België. Voor de traditionele volksdevoties hebben zij bijna alle interesse verloren. Slechts 4% der getuigen beoefenen nog den kruisweg, terwijl het rozenkransgebed bijna niet wordt vermeld. De essentiële eucharistische oefeningen echter nemen in hun leven een steeds grotere plaats in. Doch terwijl een betrekkelijk groot aantal getuigen (157 op 785) de meditatie vermelden, wordt de biecht blijkbaar verwaarloosd (59 vernoemen haar). Onder de beweegredenen tot godsdienstpraktijken wordt de godshulde 174 keer vernoemd; het geestelijk voordeel (in tegenstelling met de tijdelijke gunsten, die volgens een voorgaand onderzoek bij volksmensen de voornaamste drijfveer tot godsvrucht schijnen te zijn) komt 193 maal voor; 122 getuigenissen vermelden gebed uit innerlijke behoefte: 67 daarvan zijn mannen en 55 zijn vrouwen; de meesten zijn 20 tot 30 jaar oud. Terwijl de mannen het vierde motief van hun godsdienstpraktijken, nl. het apostolaat, voornamelijk verstaan als 'goed voorbeeld', hebben de vrouwen meer inzicht in de diepere waarde van het gebed als innerlijke kracht. De liturgische devotie is zeer verspreid: 596 correspondenten bevestigen hun waardering, de 134 anderen voelen er niet voor. Eigenaardig zijn de aangegeven motieven: 55 getuigen zijn vooral getroffen door het religieus onderricht, dat ze putten uit Epistel en Evangelie; 52 door de aesthetische waarde van de liturgie. Slechts 56 zijn doorgedrongen tot de echte betekenis van de liturgie: de publieke hulde van het volk Gods aan zijn Vorst. Men ziet dus, dat de eenheid van het mystiek lichaam nog niet ten volle werd begrepen: op de 596 bewonderaars van de liturgie hebben er maar 56 den waren zin ervan aangevoeld. Dertig procent van de mannen en 21% van de vrouwen zijn in geen enkel godvruchtig genootschap ingeschreven. Het motief van het lidmaatschap is niet altijd het nut, dat ze er persoonlijk uithalen, doch voor de meesten 'het goede voorbeeld' dat ze hierdoor geven. Toch wijzen enkele antwoorden op de vruchtbare taak van die verenigingen, waarvan de leider instructieve en opwekkende vergaderingen weet te organiseren. Weinig intellectuelen lezen godsdienstige boeken. Oorzaak hiervan is niet het gebrek aan belangstelling, maar het tekort aan tijd. De boeken die men leest zijn vooral van historisch-philosophische en dogmatisch-ascetische auteurs, zoals K. Adam, J. Leclercq en Marmion. Het gebrek aan interesse voor de predicatie kan de predikanten tot nadenken stemmen: geen 10% der correspondenten is nog te spreken over de Zondagspreken; vooral de romantisch-rhetorische voordracht is voor onze intellectuelen erg storend. De redenen van deze onverschilligheid zijn voornamelijk: ten eerste de defectueuze voordracht, die vooral insluit, de materiële onmogelijkheid om de preken te verstaan (wanneer luidsprekers in alle kerken?) en in het Nederlandse landsdeel een irriterende verwaarlozing van de taal; ten tweede het mijden van actuele problemen. Deze grief wordt 97 keren herhaald. Een advokaat schrijft: 'De meeste priesters schijnen zich niet om godsdienstige problemen te bekommeren en preken maar omdat ze nu eenmaal moeten. Aan de helft van de priesters | |
[pagina 412]
| |
zou men moeten verbieden ooit een voet op een preekstoel te zetten' (sic!). Het is duidelijk dat dit tekort aan noodzakelijke religieuze voorlichting een pijnlijke kwelling is voor de intellectuelen, daar ze voor een grotere verantwoordelijkheid worden gesteld dan de gewone leken. Op de vraag omtrent de geloofsovertuiging en hare verantwoording liepen honderden antwoorden binnen, die echt geloof, meer dan eens gemengd met angst en verwarring, verraden en samen het tragische beeld vormen van de mysterieuze worsteling van de mensenziel om het geloof. Al de katholieke intellectuelen hebben een stevige innerlijke overtuiging. Maar een vijfde der correspondenten kan op de vraag, waarop die overtuiging steunt, geen antwoord geven. De anderen beroepen zich ofwel op de traditie ofwel op apologetische argumenten. Door traditie wordt verstaan alles wat van buiten uit beïnvloedt, zoals de opvoeding, het milieu, de voorouders, enz. Aldus verklaart een apotheker, die regelmatig tweemaal per week de H. Mis bijwoont en te communie gaat: 'Ik geloof in God en Christus, maar ik ben niet overtuigd dat de rooms-katholieke Kerk het monopolium bezit van de waarheid!' Wat de apologetische argumenten betreft, is het opvallend, dat geen van hen door zijn natuurwetenschappelijke kennis verhinderd wordt om het katholicisme aan te nemen. Maar het is moeilijk uit te maken, welke hun ware argumenten zijn. Enige hunner beschouwen zelfs apologetische studie als bron van twijfel! Dit wantrouwen schijnt een gevolg te zijn van religieuze onwetendheid en van het huidige scepticisme tegenover alle rationele argumentatie. Zeer juist bemerkt ook P. Devolder, dat b.v. ingenieurs, die gewoon zijn enkel als bewezen te achten, wat met herhaalde en tastbare inducties en proefnemingen werd vastgesteld, geen eerbied bezitten voor de geesteswetenschappelijke methodes b.v. van de geschiedenis. Zo schrijft iemand: 'On ne prouve jamais tout à fait.' Wonderbaar en suggestief is, dat er veel nadruk wordt gelegd op beschouwingen, die in de gangbare apologetiek slechts een bescheiden plaats hebben, nl. de harmonie tussen geloof en leven: de weldoende invloed van de geloofswaarheden op ons leven en de innerlijke rust, die het geloof ons schenkt. Die rustige en ruime wereldvisie van het katholicisme wordt zeer gewaardeerd: niet minder dan 169 getuigen beklemtonen nadrukkelijk de overeenkomst van de katholieke levensleer met de menselijke behoeften. Die overtuiging is voor velen de bron van een zeker superioriteitsgevoel. 'Ik voel mij oneindig rijk en ruim tegenover de armoe en de duisternis van de ongelovigen.' 'J'ai été heureux de constater que ces incroyants m'ont fait l'impression d'inquiets continuels.' Voor 33% der deelnemers is die levenswaarde van het geloof het doorslaggevende argument. Deze op intuïtie en levenservaring gevestigde godsdienstigheid heeft haar schaduwzijden, want daardoor zijn deze intellectuelen niet in staat te reageren tegen een ongelovige, die aggressief optreedt. Wat erger is: dit gebrek aan een intellectueel fundament wekt verkeerde inzichten en ernstige dwalingen. Zo b.v. 'Aan den godsdienst zelf hecht ik niet zoveel belang, wel aan het beleven ervan, 't zij katholicisme of boeddhisme.'!!! De menselijke geest heeft behoefte aan een bondige synthese en laat zich bijna fataal veroveren door een stelsel, dat wereld en leven weet samen te | |
[pagina 413]
| |
vatten in een paar beginselen en in enkele krachtige zinnen. Ongeveer 350 intellectuelen schijnen geen dergelijke katholieke synthese te bezitten. Dit is erg jammer, want er leeft in onzen tijd een algemeen verlangen naar een synthese die de wereld der gebeurtenissen als een geheel kan samenvatten. Indien dus niet wordt voldaan aan de dringende eis van een katholieke synthese, worden onze intellectuelen blootgesteld aan het gevaar een profane levensphilosophie aan te hangen. Een vierde der deelnemers bekent geen pogingen tot religieuze beïnvloeding van hun milieu te ondernemen. Het is wel interessant te vernemen, dat de katholieke middens slechts karige relaties met niet-gelovige kringen onderhouden. Er bestaan wel beroepsbetrekkingen, maar die schijnen wederzijds zonder invloed te zijn. Wat de vriendschapsrelaties betreft: het getal dergenen, die menen enigen invloed uit te oefenen, is eerder gering: 123 op 785. Dit alles doet besluiten dat de elementaire grondslag van het apostolaat, belangstelling voor het zielenheil der mensen, ontbreekt, en vooral dat religieuze beïnvloeding een zekere intimiteit veronderstelt, die het gemoed bereidt tot vertrouwelijkheid en openbloeit in religieuze gemeenschap. De antwoorden op de vraag omtrent gebeurlijke grieven tegen de priesters heeft niet zozeer kerkelijke toestanden in het licht gesteld, dan wel de subjectieve gesteltenis der deelnemers. Ook dit is van belang. Tegenover een algemene achting voor de priesterlijke waardigheid staat een veelzijdige en soms bittere kritiek op gedragingen, die als menselijke fouten worden verstaan. De meeste grieven kunnen in drie categorieën worden ondergebracht: sommigen betreuren een zeker gemis aan cultuur bij den clerus, anderen klagen over de politiek-burgerlijke bemoeiïngen van de priesters; tenslotte zijn er die in opstand komen tegen wat iemand noemt: 'clericaal imperialisme', en waarmee hij het behandelen der leken als religieus-onmondigen bedoelt. Het katholiek onderwijs wordt om de religieuze en morele grondslagen, waarop het steunt, het enige goede genoemd. Men klaagt echter, dat het soms te kort schiet in zijn religieus-morele vorming. Uit de binnengekomen antwoorden blijkt, dat er voor het katholiek onderwijs twee grote problemen bestaan: in een heidens milieu een christelijke vorming verzekeren, zonder daarbij natuurlijke waarden te veronachtzamen; en met beperkte middelen reusachtige behoeften bevredigen en de eisen van naastenlief de en rechtvaardigheid in acht nemen.
Na deze al te bondige samenvatting, die noodzakelijkerwijze schakeringen en details over het hoofd zag, zal iedereen inzien hoezeer dit boek de belangstelling verdient van al wie met het apostolaat in de lage landen begaan is. Het zal niet weinig bijdragen tot dieper inzicht in de religieuze noden onzer intellectuelen en tot de studie van de voorwaarden, die de sanering van sommige aangeklaagde mistoestanden tot gevolg zullen hebben. |
|