Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 362]
| |
Staatsburgerlijke en nationale Opvoeding in Zwitserland
| |
[pagina 363]
| |
partij-egoïsme, van zucht naar overheersing en van alle geweld. Die heeft vooral gemerkt dat dit volk gelukkig is, omdat ieder er zich geëerbiedigd voelt in wat hem het dierbaarst is: zijn persoonlijkheid, zijn taal, zijn geloof, zijn zeden, zijn arbeid. Wanneer wij dan overwegen hoe moeilijk wij het reeds hebben, om de eendracht te bewaren, ondanks onze historische en geographische verbondenheid, dan vragen wij ons af hoe de Zwitsers het hebben aan gelegd om hun binnenlandse moeilijkheden op te lossen? Sommige lezers zullen misschien den indruk hebben, dat in tegenspraak met den titel van dit artikel, meer politieke vraagstukken worden besproken dan opvoedingsproblemen. Men trachte dus goed ons standpunt te begrijpen. Al schijnen vooral de instellingen van een land zijn eenheid en welvaart te bewerken, ons komt het voor dat die instellingen vooral de uitdrukking zijn van den geest waarin een volk wordt opgevoed. Zowel haar ontstaan als de getrouwheid aan haar geest, zijn dus een opvoedingsprobleem. Tot dit standpunt worden wij aangespoord door de Zwitsers zelf, die de welvaart en de eendracht van hun land vooral als een opvoedingsprobleem opvatten. 'Sommige landen', hoorden wij eens door een Zwitser verklaren, 'besteden millioenen aan kanonnen en tanks, wij geven die liever uit aan de opvoeding der jeugd. Een klein verschil met grote gevolgen'. De man overdreef niet. In weinig landen staan de uitgaven voor opvoeding en onderwijs in zulke hoge verhouding tot de andere uitgaven als in dit land. In het canton Genève, Zürich, Bazel en Vaud bereiken zij 20% van het totale budget. Zeer vroeg is het kind zich daar bewust lid te zijn van een volksgemeenschap. Enkele losse feitjes kunnen dit reeds illustreren. In het hart van Zwitserland, bij het Vierwoudstedenmeer, wordt den 'hollen weg' bewaard waar, volgens de legende, Willem Tell den tyran Gessler doodde. Deze heilige grond werd door de Zwitserse jeugd aangekocht en blijft haar eigendom. Door haar jaarlijkse bijdrage wordt dit nationaal domein onderhouden. In dit land wordt dus de jeugd behandeld alsof zij een burgerlijke persoonlijkheid bezat. In een stadje van het bergcanton Valais waren wij eens van het volgende getuige. Alle scholen hielden denzelf den dag hun jaarlijks uitstapje met onderwijzers en onderwijzeressen. De kleintjes vertrokken later of gingen niet zo ver als hun oudere broers en zusters, maar allen keerden op hetzelfde uur terug. Aan het station werd een stoet gevormd, met de stadsfanfare aan het hoofd. De straten waren vol vlaggen en versierd. Er brandden Bengaalse vuren. Doodmoe, maar het hoofd rechtop, | |
[pagina 364]
| |
stapte het jonge volk op, bewust van zijn waardigheid. Daarna kwamen allen bijeen voor het raadshuis, waar zij door den President werden verwelkomd en toegesproken. Men is in dit land tenvolle bewust van de noodzakelijkheid de jeugd tot het politieke leven voor te bereiden. Bij de studie van de vaderlandse geschiedenis leren de leerlingen de instellingen van hun land kennen en waarderen: de gemeentelijke, - de meest onmiddellijke, - de cantonale, en daarboven die van den bondsstaat. Wat misschien meer verwondering zal wekken is het feit, dat - in de katholieke colleges althans, - de inschakeling in een politieke partijformatie niet voorbarig wordt geacht. De 'Schweizerische katholische Studentenverein' - 'Association des Etudiants catholiques suisses', jeugdformatie van de katholieke conservatieve partij, heeft niet alleen op de hogescholen haar afdelingen, maar ook op de lycea, waar zij aan de studenten der hoogste klassen staatsburgerlijke en sociale vorming verschaft. Jaarlijks komen bekende sprekers en staatslieden de studenten over de meest brandende vraagstukken voorlichten. Er bestaat in Zwitserland op de middelbare scholen eveneens een praemilitaire vorming. Zij bestaat hoofdzakelijk hierin, dat, in de hoogste klassen, een vrije namiddag aan supplementaire lichamelijke opvoeding wordt besteed, onder de leiding van oudere leerlingen, in speciale centra daartoe opgeleid. Deze vorming stelt de jongelui in de gelegenheid brevetten te halen, die hun later voordelen zullen verschaffen in het leger.
Laten wij vooral in de Zwitserse instellingen zelve de beginselen zoeken van de staatsburgerlijke en nationale opvoeding in dit land. In een artikel over nationale opvoeding door Albert. Malche, hoogleraar te Genève en lid van den Staatsraad, lezen wij: 'En théorie rien n'empêcherait de confier la tâche de l'éducation civique au pouvoir central. Et cependant, il n'est personne en Suisse qui ne sente que cette entreprise administrative, avec ses vérités officielles, manquerait de nuances, de chaleur et d'efficacité. Tant il est vrai, que chez ce peuple, l'amour de la patrie tient, pour une bonne part, à ce qu'il n'est pas prêché par la patrie elle-même. Il s'agit bien moins d'éducation scolaire (assez déficiente en somme) que d'éducation par le milieu... Les jeunes respirent les souffles du pays avec l'air du temps. Tout enseigne à ce peuple les deux vérités nationales, l'une: la valeur foncière et irréductible de l'individu, l'autre: la nécessité vitale pour cet individu, de s'associer et de collaborer pour ne point périr misérablement... L'individu, dépositaire de la puissance | |
[pagina 365]
| |
eréatrice, un vivant! En cela notre école nous sert: du moins elle ne nuit pas à l'individu par le dressage, ou les alignements prématurés. La liberté, le respect des libertés essentielles à la dignité humaine, c'est l'âme même de ce pays. Je me souviens de cette “Landsgemeinde” à Trogen: on votait, debout, sur la place. Un homme, le sabre et le parapluie sous le bras gauche, seul leva sa main droite contre dix mille. Personne ne broncha. Chacun pensa: “Il est bien libre de dire non, puisque je suis libre de dire oui”. Nous formons équipe, nous croyons à la bonne volonté! La Suisse, a écrit Robert de Traz, est un miracle de la bonne volonté... C'est tout cela qui éduque nationalement notre jeunesse.'Ga naar voetnoot(1) Geen gegoochel met holle vaderlandse lyriek, geen wapengekletter, evenmin vervelende staatsburgerlijke theorie worden daar als de geschikte middelen tot de nationale opvoeding der jeugd beschouwd, maar de democratische instellingen zelf, die dit volk zich gegeven heeft en waarvan de geest aan de basis ligt van zijn opvoedingssysteem. Eerbied voor de persoonlijkheid, vooral in haar concrete menselijkheid beschouwd, gemeenschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel, ziedaar haar kenmerken. In de volgende bladzijden willen wij trachten dit aan te tonen. | |
De Zwitser als wetgever.Zwitserland is één van de oudste, en wellicht, samen met Engeland, de énige ware democratie van Europa. Geen ander volk misschien wordt zoveel vertrouwen gegund en zoveel macht in handen gegeven. Maar een lang gebruik van zijn vrijheid en zijn rechten heeft het geleerd in maat en billijkheid zichzelf te besturen. Men kan inderdaad niet ontkennen dat dit volk politiek volwassen is, terwijl vele z.g. democratieën nog hun proeftijd doormaken. Reeds in de school wordt de jeugd in democratischen zin opgevoed. Het trof ons hoezeer men bezorgd is verantwoordelijkheidszin aan te kweken en de jeugd te leren van haar vrijheid een goed gebruik te maken. De bewaking is er dikwijls, ook in katholieke colleges, weinig uiterlijk. Dikwijls ook vernamen wij, dat de studenten zelf voor de orde in refter en slaapzaal instonden. De vrijheid, die aan internen gelaten wordt, verraste ons menigmaal. In vele scholen hebben de leerlingen een deel in het bestuur. Zijzelf maken de wetten, die allen zullen binden. Dit geschiedt in de z.g. 'Schulgemeinde' - 'Assemblée d'école', een (wekelijkse) vergadering van leerlingen en meesters, waar over de verschillende gebeurtenissen in het schoolleven wordt | |
[pagina 366]
| |
raad gehouden. Soms wordt er gestemd. De leraren hebben dan, evenals de leerlingen, één stem. Dit schoolparlementarisme is slechts de nabootsing van een typisch Zwitserse instelling: de 'Landsgemeinde'. Eertijds werd de wetgevende macht uitgeoefend door de gehele mannelijke bevolking van een canton. Het hoge bevolkingscijfer van sommige cantons heeft deze volksvergadering onmogelijk gemaakt. Vijf cantons echter hebben ze nog bewaard. Op een groot plein zijn de stemgerechtigde mannen verzameld rond een verhoog, waarop het landsbestuur heeft plaats genomen. Weinig uiterlijke eretekenen. Willen indruk maken door machtsvertoon of redenaarstalent wekt in Zwitserland meestal spot of wantrouwen op. In den mond der leiders duldt men geen onbeheerste taal of hartstocht. Evenmin gehuil of bedreigingen in de massa. Niets is minder Zwitsers dan een minderwaardigheidsgevoel, dat de leiders of de massa impulsief en geagiteerd maakt. Rustig worden de verschillende besluitswetten voorgelezen met hun amendementen; daarna door handopheffing aangenomen of verworpen. Te Glaris o.a. staat midden in den kring, dicht bij de tribune, de jeugd van het canton. Het jonge geslacht wordt niet geweerd; integendeel, deze plaats wordt hun met opzet voorbehouden, opdat zij van hun vaders de matigheid en den wijzen staatsmanszin zouden leren, die den Zwitsersen burger kenmerkt. Ook al hebben de meeste cantons hun landsgemeinde moeten opgeven, in vele gemeenten en steden bleef deze volksvergadering, op een kleiner schaal, bewaard. Na den kerkdienst vergaderen de mannen op het plein, de jongens naast hun vaders, de vrouwen en de meisjes op een afstand, alles aandachtig volgend. Nadat de berichten zijn afgekondigd, worden de te nemen besluiten aan de stemming onderworpen. | |
De Zwitser als soldaat. - Het leger.Naar aloude gewoonte, begeeft de Zwitser zich naar de 'Landsgemeinde' met een degen of een bajonet. Want hij is burger en soldaat tegelijk. Altijd zijn de Zwitsers uitmuntende soldaten geweest. Maar ook nergens misschien is het leger zo geëerbiedigd, nergens is het zo nationaal en zo volks als in dit land. Waarom? Omdat zijn inrichters met bijzonderen paedagogischen zin de kloof tussen burgerlijk leven en legerdienst wisten te overbruggen. Enkele détails zijn tekenend. De legerdienst zelf is zeer kort: honderd zestien dagen. Na volbrachten plicht, bewaart de rekruut thuis geweer en uitrusting. Maar regelmatig verschijnt hij op de schietoefeningen, die in elke gemeente worden ingericht. Ook een wielrij der behoudt | |
[pagina 367]
| |
zijn legerfiets tegen een kleine vergoeding; maar hij moet het in goeden staat houden of vervangen. Het paard, dat de ruiter berijdt, behoort hem voor de helft toe. Hij heeft het immers zelf uitgekozen, en voor de helft van de waarde zelf betaald. Na zijn diensttijd mag de ruiter zijn rijdier medenemen naar zijn haardstede en blijven gebruiken. De Zwitser vereenzelvigt burgerschap met dienstplicht. Ieder jaar maakt hij herhalingscursussen mee (18 dagen), die niet schaden mogen aan zijn beroepsbelangen, evenmin als de vier korte maanden van zijn rekrutentijd. Hij behoudt zijn betrekking. Indien hij kan, neemt hij deel aan de cursussen die leiden tot de verschillende graden, daartoe geprikkeld door premies, wedstrijden en de achting die de officiersfunctie geniet. Ook in het burgerlijk leven, blijft hij voor zijn eenheid verantwoordelijk. Elken dag is hij bereid aan het hoofd van zijn manschappen te vertrekken. Als verantwoordelijke, doen deze dikwijls op hem beroep en blijven hem met zijn titel aanspreken. Tijdens de lange oorlogsjaren werden in vele cantons compensatiekassen opgericht, waardoor arbeiders en werkgevers een supplementaire vergoeding bezorgden aan hun gemobiliseerden. Zo hebben de Zwitsers de weermacht weten te maken tot een school van reëlen burgerzin en door haar de liefde tot het grote vaderland weten te vermeerderen. | |
De Zwitser als burger. - De gemeente.Vooraleer een eedgenootschap te zijn van cantons, is Zwitserland een verbond van gemeenten. De Confederatie, zelfs enigermate het canton, zijn abstracte machten. De levende cel, het ware gemeenschapsverband is in dit land de gemeente. De onvatbare verscheidenheid van het Zwitsers volksleven is slechts de uiterlijke verschijning van de vitaliteit der gemeenten. Dit volk bezit een sterk gemeenschapsgevoel en is sterk gehecht aan den geboortegrond. Hoe kan dit verklaard worden? Ons inziens, door de erkenning van de menselijke waarde van een andere typisch Zwitserse instelling: het burgerschap. Elke Zwitser is 'burger', d.w.z. door een erfelijken titel is en blijft hij lid van een locale gemeenschap (meestal de plaats vanwaar zijn familie afkomstig is). Aan die gemeente blijft hij verbonden, welke ook zijn opeenvolgende verblijfplaatsen zijn. Dit 'burgerschap' geeft hem recht op een aantal concrete voordelen en privilegies. Op gepaste tijden ontvangt hij zijn deel brandhout uit de gemeentelijke bossen, zijn deel hooi van de gemeenschappelijke weiden. Ja, zelfs kaas en melk. Hij mag er op steun rekenen in geval van nood, op een onderdak of een pen- | |
[pagina 368]
| |
sioenGa naar voetnoot(1) in zijn ouderdom. Dit burgerschap bevestigt de gehechtheid aan den bodem. Het houdt de familie samen en schept een soort adellijke titel, waarop men fier gaat. Wanneer het kind eenmaal dit kleine vaderland en dezen eersten gemeenschapsvorm heeft leren waarderen en liefhebben, dan zijn de grondslagen gelegd voor de eigenlijke nationale opvoeding. Dan zal het ook, naarmate zijn horizon zich verbreedt, een inzicht kunnen verwerven in de organisatie van een grotere gemeenschap: het canton, en dan eindelijk, wanneer de hele wereld voor hem opengaat, in die van de Confederatie. Deze drie voorbeelden hebben ons reeds aangetoond hoe men in Zwitserland den concreten mens weet te interesseren in het staatsleven, hoe men er bezorgd is geen kloof te scheppen tussen de openbare opinie en de wetgevende machten, tussen de burgers en het leger, tussen het grote en het kleine vaderland. Ook andere menselijke waarden zoals taalkundige en godsdienstige verscheidenheid, historische gebondenheid, locale gebruiken en zeden hebben de Zwitsers in hun nationaal leven weten te eerbiedigen. In plaats van een wapen te zijn in de handen van partijen, werden zij een voorwerp van eerbied, werden zij een deel van den nationalen rijkdom. | |
Eenheid in de menigvuldigheid.Laten wij nu de vraag beantwoorden, die in het begin van dit artikel werd gesteld: hoe worden in Zwitserland taalstrijd en godsdiensttwisten vermeden? Hoe spelen de Zwitsers het klaar hun regionale en culturele verscheidenheid te doen keren in een factor van eendracht? Hoe komt het, dat een gewoon Zwitser, ondanks zijn particularistisch regionalisme, toch liefde voelt voor het éne grote vaderland? Het antwoord klinkt paradoksaal. Hun nationaal leven hebben de Zwitsers gebouwd op het volgende empirisch beginsel: om eendracht te bewaren tussen een groep mensen moet men ieders persoonlijkheid eerbiedigen en allen niet willen gelijkschakelen. Ware liefde berust op de verering van den andere, als andere! De meeste moderne naties hebben hun eenheid willen verwezenlijken door het uitschakelen van minoriteiten, door een opgedrongen ééntaligheid, of staatsgodsdienst (of laïcisme!); de Zwitsers integendeel hebben verkozen evenwicht te scheppen en aan iedere groep de volle ontplooiing van zijn wezenheid mogelijk te maken. Van den eerbied voor iedere oorspronkelijkheid maakten zij een staatkundig systeem, dat zijns gelijke op de | |
[pagina 369]
| |
wereld niet heeft. De verscheidenheid van hun landstreken, de afwisseling van hun landschappen, maar niet minder de verscheidenheid van hun culturen en belijdenissen werd hun trots. Van den nood wisten zij een deugd te maken en het succes kan niet geloochend worden. Hoe kan zulk een princiep eenheidscheppend zijn? Eenvoudig omdat de eerbied voor die verscheidenheid van culturen, van overtuigingen en gebruiken, tenslotte neerkomt op een eerbied voor den mens zelf als mens. Samenleven met andere mensen, met andere volksgroepen valt niet moeilijk, kan zelfs een bron worden van geluk, wanneer elk verzekerd is geëerbiedigd te zullen worden in alwat hem dierbaar is, in alwat de vreugde van zijn leven uitmaakt: zijn gezin, zijn taal, het geloof van zijn vaderen, de liefde tot den geboortegrond, zijn gebruiken en zeden. Sommige onzer moderne democratieën zijn daarom dien naam niet waardig omdat zij den persoon, - vooral den concreten persoon, - miskennen. Zij gaan uit van een abstract en onvolledig begrip van den mens. Abstract, omdat zij allen willen gelijkschakelen; onvolledig, omdat zij menen dat de mens van brood alleen kan leven en, op grond van stoffelijke belangen alleen, een menselijke gemeenschap wordt gevestigd. | |
De eenheid voor het regionale. - De cantonale autonomie.Eerbied voor de verscheidenheid wordt staatkundig uitgedrukt door een zo ver mogelijk doorgedreven decentralisatie. Elk der vijf en twintig cantons vormt een autonome en souvereine staat, uitgenomen voor enkele belangen die de Confederatie als geheel aangaan, b.v. de buitenlandse betrekkingen, de verdediging van het grondgebied, de tol, de P.T.T., de munt, de spoorwegen en de waterkracht. De snelle industrialisatie maakte ook het stemmen van een aantal sociale wetten, die op heel de Confederatie toepasselijk zijn, noodzakelijk. Voor al het overige: cultuur, onderwijs, openbare werken, finantiën, rechtspraak, politie enz. hebben de cantons hun autonome departementen. De wetgevende macht der Confederatie wordt uitgeoefend door twee kamers. De éne is samengesteld uit vertegenwoordigers van het canton pro rata van het aantal inwoners. In de andere worden de grote zowel als de kleine cantons door hetzelfde aantal afgevaardigden vertegenwoordigd (twee per canton). De uitvoerende macht berust bij een raad van zeven leden, voor vier jaar uit zeven verschillende cantons gekozen. Minstens twee hunner moeten de minderheden vertegenwoordigen. Deze | |
[pagina 370]
| |
gedecentraliseerde staatsformule maakt het overwicht van een raciale of staatkundige meerderheid onmogelijk. De waarde van de Zwitserse staatsformule ligt in het feit, dat met de regionale verschillen rekening kan gehouden worden. Verre van eenzelfde taalregime of sociale politiek aan heel het land op te leggen, wordt hier het eigenaardige van iedere streek geëerbiedigd door een voldoende autonomie. Elke historische, geographische, culturele en confessionele eenheid bewaart, in dit systeem, zijn eigen organisch gegroeide staatsinrichting. Onder de vele voordelen van opvoedkundig standpunt willen wij ons tot de volgende beperkenGa naar voetnoot(1). Elk canton wordt in zijn streven naar vooruitgang geprikkeld door het voorbeeld van de anderen. Is het te conservatief, het ervaart vlug zijn achterstand; is het te vooruitstrevend, het leert bij zijn geburen de voordelen van maat en voorzichtigheid. Wordt een canton beheerst door partijtwisten, het verliest bij de anderen zijn krediet; wordt het integendeel eendrachtig geregeerd, het wint in aanzien. Hier ervaart het volk zelf de gevolgen van zijn verkwistingen en zijn afzijdigheid. Op het gebied dat ons vooral interesseert: de opvoeding, vielen ons de voordelen dezer decentralisatie bijzonder op. Het canton Genève bijvoorbeeld bezit een schoolorganisatie, die terecht een model in het genre mag heten. Medico-paedagogische inspectie, schooloriëntatie, klassen voor achterlijken, experimenteerschool, vacantiekolonies, orthophonische dienst, veralgemeende beroepsoriëntering en leerlingenwezen, niets ontbreekt. Waaraan is deze vooruitgang te danken? Indien wij ons niet vergissen, aan het feit dat het privaat initiatief gemakkelijker zijn weg vindt tot staatserkenning. Andere cantons, zoals Bern, Zürich moeten ternauwernood onderdoen voor Genève. Een gezonde wedijver prikkelt deze drie steden onderling tot voortdurende verbetering. Heel anders is de houding van een jongen Zwitser tegenover den Staat als bijvoorbeeld die van een jonge Vlaming. Aan dezen komt de staat maar al te dikwijls voor als een anonieme macht, die zich aan de individuen opdringt en meer bestemd schijnt om de burgers lastig te vallen, dan om het algemeen welzijn te behartigen. Dikwijls stelt hij zich den staat voor als een verdrukker van zijn cultuur of van zijn geloof. Op zijn minst beeldt hij zich in, dat de staat een concurrent is van het privaat initiatief, | |
[pagina 371]
| |
een bemoeial, die door zijn venaliteit en onkunde weinig vertrouwen verdient. De oorzaken van deze gesteltenis moeten niet ver gezocht worden 'Onbekend maakt onbemind'. Men kent den staat niet. Zo niet in Zwitserland. De staat, iedere jongen weet het, is een geheel van gemeenschappelijke verwezenlijkingen: het universiteitsgebouw in de hoofdstad van het canton; zijn nieuw gebouwde middelbare school, voor wiens credieten vader drie jaren geleden heeft gestemd; het pas gebouwde viaduct, dat nu den weg naar de naaste stad aanzienlijk inkort. De staat vereenzelvigt zich veel meer met de bevolking zelve. Hoevele prachtige werken voor de jeugd mochten wij bewonderen die, door het privaat initiatief ontstaan, weldra door den staat werden beschermd en ondersteund, omdat de gemeenschap hun openbaar nut spontaan had erkend. Een gecentraliseerde staat is echter zo'n ingewikkeld raderwerk, zo onpersoonlijk en zo ver van het dagelijkse leven van het volk verwijderd, dat volk en staat van elkaar vervreemden. Wanneer wij verder den geest dier cantonale opvatting vergelijken met die van de bestuursindeling der meeste moderne staten, valt zijn waarde van uit het standpunt der nationale opvoeding onmiddellijk in het oog. In de meeste gecentraliseerde landen, die Frankrijk tot model namen, vervielen de provincies en gemeenten van een organische en historische eenheid tot een loutere administratieve omschrijving, op artificiële wijze geschapen om het werk van de centrale regering te vergemakkelijken. Iedere provincie moet in zijn bestuur op de andere gelijken, zodat het land op een ontzaglijke fabriekszaal gelijkt, waar een aantal machines van hetzelfde type en op denzelfden as gemonteerd, dezelfde operatie uitvoeren. De gouverneur of prefect, door het regeringshoofd benoemd, heeft enkel de bevelen van hogerhand uit te voeren en ervoor te zorgen zo weinig mogelijk administratieve fouten te begaan. De burgers en de ambtenaren dragen 'hun' provincie weinig liefde toe. Nemen wij nu het Zwitserse canton. Aan de natuur zelf dankt het zijn oorsprong. Sinds eeuwen zijn de bewoners aan zijn naam en symbolen gehecht. Zijn geschiedenis, zijn ontwikkeling vallen samen met die van hun familie. Het is hun 'heimat', hun ware vaderland, dat zij van jongsaf in alle uithoeken hebben doorlopen, waarvan zij het grondgebied van op de hoge bergtoppen kunnen overschouwen. Zij kennen zijn voortbrengselen en zijn behoeften. Met liefde houden zij zijn oude gebruiken in eer. | |
[pagina 372]
| |
Een onmiddellijk beroep op de liefde tot het grote vaderland, wekt bij het kind alleen een abstracte, irreële, dikwijls verbale vaderlandsliefde op. Alleen de liefde tot het concrete levensmidden, waarin het kind geboren en opgevoed is, waar het persoonlijk de weldaden van het maatschappelijk leven ervaren heeft, kan gevoelens van oprechten trouw en offervaardige toewijding opwekken. De Zwitsers doen al wat ze kunnen om hun verscheidenheid te beklemtonen, niet alleen voor het vermaak van den toerist, maar omdat zij er een noodzakelijkheid in zien voor het bestaan zelf van hun volkskarakter. Ook is het treffend hoe dit land, dat, meer nog misschien dan het onze, open staat voor vreemde invloeden en culturen, toch beter en gaver zijn oorspronkelijk karakter bewaard heeft. Folklore, volkskunst, locale bouwtranten, volksliederen, klederdrachten, alles wat een uiting is van regionale cultuur wordt met eerbied bestudeerd en vroom in eer gehouden. Zo vindt men o.a. op vele plaatsen verenigingen voor de instandhouding van de nationale klederdrachten. De leden verplichten zich bij een aantal omstandigheden de oude klederdracht te dragen. Iemand deed ons opmerken, dat ieder Zwitsers huis een antiquariaat geleek. 't Was wel als grap bedoeld, maar toch is er iets van waar. Ja, tot de flora zelf - de alpenbloempjes! - omringen de Zwitsers met een zorgvolle liefde. Overal drukken plakbrieven de toeristen en de jeugd op het hart deze lachende en mijmerende sieraden van het landschap niet onnodig te plukken. In vele andere landen echter heeft men het regionalisme willen doden, en de burgers 'geneutraliseerd'. Daarmee heeft men het begrip 'vaderland' verabstraheerd en zijn inhoud verarmd. Overal waar men het nationale leven trachtte uniform te maken, nam partijgeest de plaats in van vaderlandsliefde, verving partijpolitiek de toewijding aan de gemeenschap. Voor den staat die den concreten mens miskent, wordt elk individueel belang een gevaar. Het gevolg blijft niet uit. Voor de concrete, 'beleefde' waarden, ontstaan partijen, die elk de macht veroveren willen. Er blijft hun overigens geen anderen weg open dan de macht te veroveren om de anderen te vernietigen. In den gecentraliseerden staat, wordt de partij weldra alles. De waarden, de concrete belangen die zij behartigen: taal, godsdienst, het gezin, de rechten van den arbeid verliezen hun waardekarakter om een eis te worden, een werktuig van overheersing, een wapen soms van burgerstrijd. In Zwitserland daarentegen is het opvallend hoe godsdienst, taal, gezin en volksgebruiken hun menselijke waarde behouden hebben. | |
[pagina 373]
| |
Eerbied voor de taal en de culturele verscheidenheid.Ieder canton is cultureel zelfstandig. Het heeft zijn eigen taalwetten en richt zelf zijn onderwijs in. Daardoor is het overwicht van de éne cultuur boven de andere in Zwitserland legaal onmogelijk. Taaltwisten, denationalisatiepolitiek zijn nagenoeg onbekendGa naar voetnoot(1). Het ontbreken van minderwaardigheidsgevoelens op dit gebied onderscheidt de Zwitserse taalminderheden van het Vlaamse volk. Het nationaal karakter van elk der vier landstalen wordt er nooit in twijfel getrokken; geen enkele wordt er vernederd of moet vrezen door een andere te worden teruggedrongen. De pogingen van elk der landsculturen om zich volledig te ontplooien, worden er niet als een gevaar voor de eenheid van het land opgevat. Wie zich dus in een andere landstaal uitdrukt, doet het niet gedwongen, voelt zich niet vernederd. Deze vrijheid heeft in Zwitserland, zoals wij zeiden, de taal haar menselijke waarde gewaarborgd. Zij is er geen politiek wapen, geen oorzaak van verdrukking of verbittering. De landstalen zijn de rijkdom van het land: ziedaar haar zin. De Zwitsers zijn er toe gekomen de taal te beminnen om haar zelf en dus eerbied te hebben voor elke taal. Het volgende kan dit op een treffende wijze bevestigen. Een algemeen beschaafde omgangstaal bestaat in Alemanisch Zwitserland niet. De Zwitsers, vooral sinds de laatste decennia, houden er volstrekt niet van voor Duitsers gehouden te worden. Daarom is het Hoogduits wel de schrijftaal, maar niet de spreektaal. Deze laatste is niet één maar menigvuldig: het zijn de vele dialecten van het z.g. 'Schwyzertütsch', evenals het Nederlands een zijtak van het oer-Germaans. Tot hiertoe hebben de Zwitsers er niet toe kunnen besluiten één dezer dialecten als literaire taal den voorrang te geven. Wel integendeel, zover gaat de eerbied voor de taalkundige verscheidenheid, dat een beweging ontstaan is ter bescherming van het 'zuiver' dialect. De vermeerdering van de onderlinge betrekkingen schijnt immers het ontstaan van een 'koinè' in de hand te werken. En zo vindt men in dit land iets, wat wel nergens anders zal bestaan: instellingen waar men de jeugd leert haar dialect zuiver te spreken! De geest dier beweging wordt het duidelijkst uitgedrukt in dezen zin: 'De verdediging zelf van het geestelijk erfdeel onzer vaderen beveelt het ons. Want het dialect is de stem der penaten, en wanneer deze zullen zwijgen, vaarwel de cantons, vaarwel Zwitserland!'Ga naar voetnoot(2). | |
[pagina 374]
| |
Eerbied voor de godsdienstige overtuigingen. - Verdraagzaamheid.In tegenstelling met de taal was de godsdienst langen tijd een oorzaak van burgeroorlog en tweedracht. Hoe vonden eindelijk de Zwitsers den weg naar den godsdienstvrede? Noch door de overheersing van de éne belijdenis boven de andere, noch, zoals men in andere landen hoopt, door het laïcisme: de verbanning van den godsdienst uit het openbaar leven, zelfs niet door een algemene staatsneutraliteit, die in feite op hetzelfde neerkomt. Integendeel zij hebben, op het eerste gezicht, de moeilijkste oplossing gekozen, - maar zij getuigde van een realistischen staatsmanszin, - énerzijds, hartelijke samenwerking van Kerk en Staat, aangepast, door decentralisatie en pluralisme, aan de locale omstandigheden; anderzijds tussen de verschillende belijdenissen, een ruime verdraagzaamheid en wederzijdse eerbied. De Zwitsers hebben den godsdienst aan den grondslag van hun nationale leven gelegd, en zijn menselijke sociale waarde erkend. Zo wordt hij o.a. als een noodzakelijk bestanddeel van de opvoeding beschouwd. In cantons, waar de overgrote meerderheid katholiek is, is het katholicisme meestal staatsgodsdienst. De colleges en parochiale scholen worden erkend en ondersteund. De godsdienstles is verplichtend, al is men ruim genoeg om de kinderen van andersdenkende ouders te ontslaan. In de cantons, met overwegend protestantse bevolking is de toestand dezelfde, maar andersom. Zo is b.v. in het canton Vaud de protestantse catechismus een verplichtend onderwijsvak. Men is er weer verdraagzaam genoeg om officieus den katholieken catechismus gelijk te schakelen. Te Genève en op andere plaatsen, waar de twee belijdenissen ongeveer gelijk zijn vertegenwoordigd, zijn Kerk en Staat meer gescheiden. Er is geen godsdienstles op de scholen, maar men laat zowel aan de katholieke als aan de protestantse geestelijkheid toe, na de klasuren, in de schoollokalen les te geven. Practisch wordt zij door bijna al de kinderen bijgewoond. Geestelijken, die wij hierover ondervroegen, toonden zich over het systeem tevreden. Van een apart katholiek onderwijs scheen men althans te Genève geen groot voorstander te zijn. De jeugd moest niet vervreemd worden van het midden waarin zij noodzakelijkerwijs toch zou moeten leven, zo meende men. In dit midden zelf moesten zij de houding vinden, die zij, als katholieken, tegenover andersdenkenden hadden aan te nemen. Deze opvatting kan misschien verwondering wekken. Zij vindt haar voornaamste reden in het verschil van geest. Ondanks de katholieke benaming van ons land, is het laïcisme er militanter en | |
[pagina 375]
| |
het materialisme grover. Wanneer onze school zich 'neutraal' noemt, betekent dit in feite 'ongodsdienstig', onverdraagzaam tegenover de gelovige meerderheid. Zij laat immers den gelovige, hetzij leerling hetzij leraar, niet toe te spreken zoals hij denkt, niet toe, volgens zijn geloof te handelen. Te Genève blijkt men echter, indien wij onze zegslieden mochten geloven, onder neutraliteit iets anders te verstaan, nl. verdraagzaamheid: 'Wees Uzelf, maar heb tact genoeg om andersdenkenden niet te kwetsen'. De Geneefse scholen tellen vele ijverige gelovige leraren, zowel katholieken als protestantse; de geest die zij er scheppen is geopend op het christendom, omdat men oordeelt dat een opvoeding, zonder godsdienstigen grondslag, geen opvoeding is. Zich niet afzonderen, maar uitstralen, nemen wat goed is en aanvullen wat ontbreekt, ziedaar het algemeen beginsel dat wij hoorden huldigen. Dezelfde geest beheerst de betrekkingen tussen katholieken en protestanten onderling. Hun brede democratische zin, het vreedzaam samenleven heeft de Zwitsers tot het inzicht gebracht, dat een mens die oprecht is in zijn overtuiging en ernaar leeft, als mens eerbied verdient. Men kan betreuren, dat niet al zijn landgenoten in hetzelfde geloof communiceren, men kan de dwaling verfoeien, de mens die eerlijk de waarheid zoekt en aanhangt, is achting en belangstelling waard. Op deze grondslagen is de samenwerking tussen katholieken en protestanten geen probleem. De ruime decentralisatie en verdraagzaamheid ontneemt aan elke overtuiging haar agressiviteit. Zij ontwikkelt zich als een waarde in dienst der gemeenschap, niet als een splijtzwam. Deze verstandhouding neemt soms verrassende vormen aan. Op enkele plaatsen dient dezelfde kerk voor katholieken en protestanten. De preekstoel rechts behoort aan de eersten, die van links aan de tweeden. Tijdens de protestantse diensten sluit men de hekken vóór het koor en wordt een gordijn vóór het Allerheiligste geschoven. Een Belgisch priester vertelde ons op den Zwitsersen nationalen feestdag, in een dorpje der Graubunden, uitgenodigd te zijn geweest om een gebedsstonde voor te zitten, die gezamenlijk door de protestanten en de katholieken werd bijgewoond. Wijzelf werden in een volwassenenkamp voor volkscultuur, waar mensen van allerlei gezindheden broederlijk naast elkaar leefden, uitgenodigd vóór te bidden en een gedachte ter overweging te ontwikkelen. Kweekt deze toenadering dan geen indifferentisme aan? 't Gevaar bestaat voorzeker, vooral bij geïmmigreerdenGa naar voetnoot(1). Maar is | |
[pagina 376]
| |
het groter dan hier? Het scheen ons in ieder geval toe, dat aan den godsdienst in het openbare leven meer belang wordt gehecht en dat men er onbevangener voor zijn geloof uitkomt. De eenvoud waarmee men zijn overtuiging bekend maakt en waarmee men over godsdienstzaken spreekt, alsof dit vanzelfsprekend was, steekt af, bij den liberalen geest die nog in zovele van onze, ook katholieke, lekenmiddens heerst. In Zwitserland hoeft men zijn overtuiging niet in zijn zak te steken. Men heeft niet te vrezen daarom een gevraagde staatsbetrekking geweigerd te zien. Het resultaat? De hartelijke medewerking van allen, zowel katholieken als protestanten, aan het nationale welzijn. De Zwitser bemint zijn vaderland met een vrome liefde. Het kost hem geen moeite van de majestueuze bergen, de oneindige vergezichten, de dromerige meren op te stijgen tot God, den Schepper van zijn land. Als een dankgebed stijgt ten hemel zijn nationaal lied. Op zijn vlag prijkt het kruis van den Verlosser. 'Des grands monts vient le secours - Suisse, espère en Dieu toujours. - Garde la foi des aïeux; - Vis comme eux!' Ziedaar het wachtwoord waaraan elke Zwitserse jongen getrouw wil zijn. De 'Landsgemeinde' begint met een loflied tot den Heer, Beschermer van het land, en eindigt met een vroom gebed opdat Hij de nieuwgekozenen in hun ambt zou mogen bijstaan. Zeer eigenaardig is het volgende gebruik. Den derden Zondag van September wordt over heel het land den 'Federalen Vastendag' gevierd. Op dien dag blijven de herbergen gesloten en worden van staatswege alle openbare vermakelijkheden verboden, in geest van gebed en boete voor het vaderland. Zwitserlands nationaal pelgrimsoord is het graf van den heiligen kluizenaar Niklaas van Flue, te Sachseln. In groten getale togen de Zwitsers er heen om voor het welzijn van hun vaderland te bidden. | |
Besluit.Twee beginselen schijnen ons aan den grondslag te liggen van de staatsburgerlijke opvoeding in dit land. Ten eerste, in het eerbiedigen van het kind en den eerbied aankweken voor hetgeen de wezenheid van den persoon uitmaakt: zijn vrijheid. Maar de vrijheid Verstaan, niet als het recht bandeloos zijn grillen in te volgen of zijn eigenbelang te zoeken tenkoste van anderen; maar als het recht van eenieder volledig zichzelf te worden, dat brokje schoonmenselijkheid te verwezenlijken, waarmee hij de mensheid verrijken moet. Ten tweede, de practische opleiding tot menselijk samenleven, door de beleefde en dan bewuste inschakeling in het midden, waarin het kind leeft: de schoolgemeenschap en de familie, de gemeente, het canton, de Confederatie. | |
[pagina 377]
| |
Men wil er het kind opleiden tot een goed staatsburger, en daarom vormt men het allereerst tot een goed mens, met eerbied voor andermans taal en cultuur. Dit veronderstelt het vermogen andermans moedertaal lief te hebben zoals men de zijne liefheeft. Eerbied voor andermans geloof en overtuigingen, betekent in die mate de waarheid hoogachten dat men ze niet uitsluitend bij zichzelven zoekt, maar ook in anderen kan beminnen Kortom, eerbied voor den naasten begint met eerbied voor den mens als mens. Verdrukking, onverdraagzaamheid, wantrouwen zijn daarom ook fouten tegen zichzelf. En daarom is dit probleem van nationale opvoeding er tenslotte één van humanistische vorming. |
|