Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
I. - De wedloop tussen collectivisme en liberalisme.Lang vóór het Marxisme tot een machtige politieke realiteit was uitgegroeid, waarschuwde Ortega y Gasset: 'Veronderstellen wij, dat het vijfjarenplan door de Sovjet-Regering met herculeaanse middelen doorgevoerd het gestelde doel bereikt en dat de geweldige Russische economie niet alleen hersteld maar versterkt uit dit experiment te voorschijn treedt. Wie hoopt, dat Europa dan ongevoelig zou blijven voor de lokroep van dergelijke reusachtige menselijke onderneming, terwijl het daartegenover niets positiefs zou te stellen hebben, die kent Europa niet'Ga naar voetnoot(1). Toen hij dit schreef, in 1926, twijfelde de auteur sterk aan het succes van Stalin. Hij wachtte sceptisch het moment af waarop deze het communisme in het boek der Russische geschiedenis zou registreren. Hij ontveinsde zich evenmin de Corneliaanse strijd, die de Europese mens, traditioneel aan individuele en geestelijke vrijheid gehecht, zou te doorworstelen hebben alvorens te bezwijken voor de verleiding van een collectivistisch en materialistisch stelsel. Toch gaf hij als zijn overtuiging te kennen, dat Europa geen weerstand zou kunnen bieden aan de uitstralingskracht van een zegevierende Slavische moraal tenzij een hernieuwde Westerse moraal haar invloed zou stuiten. Thans, twintig jaar later, is gebeurd wat de Spaanse ziener als een zuivere hypothese had voorgesteld. Onder het communistisch regime is Rusland een macht geworden, waarvan de uiterlijke schittering een hoogtepunt - wellicht ook haar hoogste puntGa naar voetnoot(2) - heeft bereikt. Wat meer is en wat het standpunt van Ortega y Gasset ongemeen veel kracht bijzet: het weerstandsvermogen van Europa t.o.v. de nieuwe mystiek is wegens zijn economische, politieke en morele ontreddering veel zwakker dan men een kwart eeuw geleden had durven vermoeden. Van een Westerse morele hernieuwing is er nauwelijks een spoor te ontdekken. Nog vóór het einde der vijandelijkheden betreurde E.H. Carr het gebrek, bij de Westerse democratieën, van een dwingende morele kracht, die, ook in vredestijd, gemeenschappelijke offers met het oog op een erkend gemeenschappelijk welzijn zou kunnen wettigen, en wees hij op de noodzakelijkheid van, een programma van meer positieve aard dan de vermaarde vier vrijheden van President F.D. RooseveltGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 299]
| |
Zeer onlangs, in een reeks artikelen onder de titel 'The Cold War' in de New York Herald Tribune verschenen, verweet Walter Lippmann aan het Amerikaans Staatsdepartement het negatief karakter van haar indammingspolitiek t.o.v. de expansiedrang van het Sovjet-communisme. Niet veel constructiever schijnt echter het terugtrekken van alle geallieerde strijdkrachten uit de thans bezette gebieden, waarvan Lippmann zelf alle heil verwacht. De Britse 'Economist'Ga naar voetnoot(1) maakt de treurige balans op, wanneer het schrijft: 'Om het communisme te bestrijden, heeft de Westerse democratie aan beide zijden van de Atlantische Oceaan nog steeds weinig meer dan heimwee aan te bieden. Waar Amerika thans op aanstuurt, indien alles naar wens verloopt, is de terugkeer tot de vroegere formule. En hoewel dit reeds een hele prestatie zou betekenen, gezien de huidige chaotische toestand, ziet men daarin nog niet de grondslag van het economisch of (wat wellicht belangrijker is) van het sociaal, politiek en moreel élan, dat nodig is om ware productiviteit en ware stabiliteit te herstellen of om aan de bestendige drukking van de communistische oppositie te weerstaan. Het XX-eeuws-liberalisme heeft nog steeds niet het initiatief in handen'. Deze uitspraak klinkt pessimistisch. Toch heeft zij de grote verdienste de wortel van het kwaad aan te raken en de goede richting aan te wijzen, met name een actief twintig-eeuws liberalisme. Niet de terugkeer tot het historisch economisch liberalisme, dat ten slotte onbekwaam is gebleken om de geweldige menselijke energieën te controleren, die het had weten te bevrijden. Maar een liberalisme in de ruimste zin van het woord, steunend op de beginselen van menselijke vrijheid en waardigheid, en van gezonde maatschappelijke hiërarchie. Want het is vrijheid - niet gelijkheid - die de kern vormt van de Westerse beschaving. De nederlagen en ontgoochelingen van de jongste dertig jaar ten spijt, vertegenwoordigen die beginselen nog steeds een levende kracht in de hedendaagse wereldGa naar voetnoot(2). Opdat dergelijk liberalisme het initiatief zou nemen is het evenwel nodig dat het bij machte blijkt, beter dan het collectivisme, de mens een volwaardig bestaan te verzekeren. De eerste - hoewel niet de hoogste - taak in dit verband is het waarborgen van materiële levensmogelijkheid. Op dit ogenblik immers zijn vele volkeren nagenoeg uitsluitend om hun stoffelijk zelfbehoud bekommerd: ze strijden voor hun leven. En gesteld voor de keuze onvrij te leven of in vrijheid om te komen verkiezen velen het eerste. Daarom kan de communistische voorspelling, als zou het Westen onvermijdelijk aan een scherpe economische crisis ten prooi vallen, moeilijk worden overschat. Ze heeft de betekenis van een ware uitdaging. Aan deze uitdaging beantwoordt het aanbod van Marshall, bedoeld om hulp te verstrekken aan die natiën die het vrijheidsideaal aanhangen en de Westerse levensstijl boven de Oosterse verkiezen. Doch het is duidelijk dat het daarbij niet kan blijven. De Amerikaanse hulpactie is het tweesnijdend mes, dat West Europa moet redden van een materiële ondergang waarvan de sociale en politieke gevolgen fataal zouden | |
[pagina 300]
| |
zijn, en dat meteen het Amerikaans systeem moet ten goede komen. Ze is van tactische aard en vermindert in genen dele de strategische noodzakelijkheid te werken aan de uitbouw van een ruim opgevat stelsel van economische coöperatie onder vrije volkeren. Hierdoor wordt niet bedoeld dat het twintig-eeuws-liberalisme als zodanig, alleen een strijdmachine zou zijn tegen de groeiende collectivistische orde. Veel meer is het de constructieve tegenhanger van die orde. Waar het op aankomt, is te bewijzen, dat de hervorming van de maatschappelijke instellingen en hun onontbeerlijke aanpassing aan de noden van het huidige tijdperk niet noodzakelijk langs de strakke lijn van een onmenselijke orde verloopt; dat integendeel ook heden nog een evenwichtsformule tussen gezag en vrijheid denkbaar en mogelijk is, die zonder de ziel van mensen en volkeren te negeren ook in stoffelijk opzicht de beste resultaten oplevert. Het is dan ook geen toeval, dat de organisatie der Verenigde Volkeren gespecialiseerde instellingen in het leven roept met het doel de economische samenwerking onder de volkeren te bevorderen. Zó worden toch de stevige fundamenten gelegd van een vredesgebouw, waarvan de schitterende bovenstructuur herhaaldelijk zo wankel is gebleken. Het is evenmin toevallig, dat die instellingen liberaal georiënteerd zijn. Er bestaat inderdaad onverenigbaarheid tussen de vrije, op internationale arbeidsverdeling steunende, wereldeconomie en de door de oorlog gevergde gesloten economische ruimten. Overigens is vruchtbare en intense economische samenwerking moeilijk denkbaar in een wereld samengesteld uit totalitaire staten, die ten zeerste de binnenlandse tucht op prijs stellen, doch allerminst geneigd zijn om internationale wetten of regelingen na te levenGa naar voetnoot(1). De afzijdigheid van de U.S.S.R. tegenover de organen van de O.V.V. die de reïntegratie van de wereldeconomie op het oog hebben, baart daarom geen verwondering. Dat het hier om een uiterst zware en kiese opdracht gaat, hoeft nauwelijks betoog. Strijd op twee fronten zal moeten gevoerd worden: tegen de voorstanders van een gewone terugkeer tot het liberalisme van weleer, dat aan zijn misbruiken en bandeloosheid ten onder ging; ook echter tegen elke vorm van collectivisme, die de vrijheid van mensen en instellingen aan banden legt Slagen echter de economische organen van de O.V.V. in hun taak aan het XX-eeuws-liberalisme gestalte- en levenskracht te geven - want daar komt het tenslotte op neer - dan is de strijd tussen collectivisme en liberalisme grotendeels beslecht. Want het antwoord op het dilemma vrij te leven of onvrij te leven kan niet anders dan in het voordeel van het eerste uitvallen.
Een van de voornaamste opdrachten die in het raam van de breed opgezette economische actie van de O.V.V. dienen te worden vervuld, is de organisatie van de internationale handel. Zij is zowat de toetssteen waaraan de wil en de mogelijkheid tot effectieve samenwerking onder de volkeren wordt gemeten. Een kort overzicht over de pogingen, die in die richting worden ondernomen is daarom gewenst. | |
[pagina 301]
| |
Alvorens daartoe over te gaan dient er op gewezen dat, in strijd met wat wel eens werd beweerd, er geen grondige tegenstrijdigheid ti ssen het zogenaamde Marshall-plan en de I.T.O. (International Trade Organisation) bestaat. Integendeel is de uitvoering van het eerste een onontbeerlijke voorwaarde voor het slagen van de tweede. Hun voorwerp is echter verschillend; de aangewende methodes lopen derhalve ook uiteen. Het Marshall-plan beantwoordt aan onmiddellijke en dringende noden; het stuurt vooral aan op het herstel van het zieke Europa. De I.T.O. is integendeel bedoeld om de functies van een gezonde wereldeconomie te regelen. Het herstelproces van de diep geschokte wereld - dat naar schatting ruim vijf jaar in beslag zal nemen - mag immers niet het uiteindelijk doel, de constructieve arbeid, uit het oog doen verliezen. | |
II. - De weg naar liet herstel van een vrije wereldeconomie.Sedert de eerste wereldoorlog heeft het niet aan pogingen ontbroken om een vrije wereldeconomie, gesteund op internationale arbeidsverdeling, te doen herleven. Ze werden herhaaldelijk ondernomen door het Economisch Comité van de Volkenbond en maakten het voorwerp uit van meerdere internationale conferenties. Alle leden ze schipbreuk. De oorzaken van deze mislukking kunnen hoofdzakelijk tot de volgende worden herleid: miskenning van de structuurwijzigingen in de economie van de meeste landen wegens de oorlog ingetreden; gebrek aan politieke veiligheid; onvoldoende inzicht in de samenhang der economische problemen waardoor de handelspolitiek uit zijn natuurlijk verband - de economische en financiële werkelijkheid - werd gehouden; gebrek aan een algemeen gecoördineerd systeem om de overgang van oorlogs- naar vredeseconomie te verzekeren. Het gevolg was dat de staatslieden, die met de beste bedoeling op internationale conferenties hun steun aan het herstel van een vrije wereldhandel hadden toegezegd, onder de druk van onmiddellijke en gebiedende nationale - soms ook particuliere - belangen, een politiek voerden die, verre van de integratie der wereldeconomie te dienen, veeleer tot verdere desintegratie derzelve bijdroegGa naar voetnoot(1). De economische ontwrichting, die de tweede wereldoorlog met zich heeft gebracht is ongetwijfeld nog dieper dan die welke op de eerste volgde. Doch er bestaat, meer dan voorheen, realistisch inzicht in de op te lossen vraagstukken. Algemeen wordt thans erkend, dat de internationale economische samenwerking ondergeschikt is aan een stoute expansiepolitiek inzake productie en consumptie, aan een algemeen opgevoerde levensstandaard en aan ruimere werkgelegenheid. De handelspolitiek wordt in één verband met de internationale politiek van de tewerkstelling gezien. Steeds duidelijker wordt het besef dat vrije handelspolitiek onafscheidbaar is van dynamische economische politiek. Met andere woorden: intens internationaal warenverkeer kan slechts worden bereikt door een algemene ontwikkeling van het productievermogen; de welvaart van ieder land hangt tenslotte af van de welvaart van alle andere landen. De werkzaamheden | |
[pagina 302]
| |
van de internationale conferenties, die het herstel van de wereldhandel nastreven, worden voornamelijk door die grondgedachten beheerst. | |
III. - De Conferentie van Londen.Op 18 Februari 1946 besloot de Economische en Sociale Raad van de O.V.V. een Internationale Conferentie van de Handel en van de Werkgelegenheid bijeen te roepen. Dit besluit lag in de lijn van het Atlantische Handvest, dat reeds in Augustus 1941 de wil van de Verenigde Natiën bevestigde om de economische samenwerking onder de volkeren te bevorderen en in 't bijzonder van de Leen- en Pachtovereenkomst, die, eveneens in 1941, aan de contracterende staten de verplichting oplegde de nodige schikkingen te treffen met het oog op de ontwikkeling van de productie, van de werkgelegenheid, van het handelsverkeer en van de consumptie, en tevens aanbevelingen gaf om de discriminerende practijken inzake internationale handel af te schaffen. Een voorbereidende commissie, belast met het opmaken van een ontwerp van Handvest van de Wereldhandel vergaderde te Londen van 15 Oktober tot 26 November 1946. Achttien landen, die samen 60% van den wereldhandel vertegenwoordigden, verleenden hun medewerking, met name: Australië, België en Luxemburg, Brazilië, Canada, Chili, China, Cuba, Frankrijk, Groot-Brittannië. Indië, Libanon, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Tsjecho-Slowakije, de Verenigde Staten en de Zuid-Afrikaanse Unie. De U.S.S.R. liet zich verontschuldigen. Waarnemers van zes andere naties, alsook afgevaardigden van andere internationale instellingen - o.m. van het Internationaal Muntfonds en van de Internationale Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling - woonden de werkzaamheden bij. Een project van Amerikaanse oorsprong vormde het vertrekpunt der besprekingen. Dit project was vrijwel uitsluitend gericht op de verlaging der invoerrechten en het afschaffen van discriminerende maatregelen. Het bleek aldra, dat het niet voldoende rekening hield met de noodzakelijkheid dynamische oplossingen na te streven. Niet de gewone terugkeer naar de vroegere economische vrijheid, maar de bevordering van een expansieve economie is thans geboden. Daarom stelde de afgevaardigde van Australië voor, meer nadruk te leggen op degelijke organisatie van de binnenlandse economie, op steunverlening van industrieel weinig ontwikkelde landen, op expansieve in plaats van inperkende methodes bij het behandelen der economische vraagstukken. Ingevolge dit voorstel werd het zwaartepunt der besprekingen verlegd. Als leidende beginselen werden erkend de coördinatie van handels- en economische politiek en het maximum opdrijven en de coördinatie van de productie. Overeenstemming werd bereikt over de volgende punten die werden vastgelegd in een ontwerp van Handvest van de Internationale Handel: 1. - In zake werkgelegenheid en economische bedrijvigheid wordt besloten tot gezamenlijke actie met het oog op het bereiken van een maximum productiviteit in alle landen, o.m. door het voeren van een actieve werkgelegenheidspolitiek en door de ontwikkeling der nationale economische hulpbronnen. De bestaande gespecialiseerde internationale organen kunnen | |
[pagina 303]
| |
daartoe wezenlijk bijdragen. De economische en Sociale Raad van de O.V.V. schijnt voor de coördinatie dezer werking aangewezen. 2. - In zake industriële ontwikkeling wordt erkend, dat de algemene economische heropleving, die voor de volledige tewerkstelling, het opvoeren der productie en de bloei van de wereldhandel gewenst is, door de samenwerking van al de Staten moet worden bevorderd. Algemene en particuliere hulp dient verstrekt te worden voor de exploitatie van onvoldoende ontsloten gebieden en voor het economisch herstel van landen door de oorlog gehavend. 3. - In zake algemene handelspolitiek wordt het codificeren van de regels, die het warenverkeer beheersen aanbevolen. De meest-begunstigings-clausule is het aangewezen wapen om het bilateralisme en de preferentiële stelsels te bestrijden. Kwantitatieve beperkingen van de buitenlandse handel - met uitzondering van die welke verband houden met den overgang naar vredeseconomie of met het evenwicht der betalingsbalansen (over wier vitaal karakter de Internationale Handelsorganisatie, eventueel samen met het Internationaal Muntfonds, zal oordelen) - moeten bestreden worden. 4. - In zake beperkende ondernemingspractijken (verstandhouding wat betreft prijzen, productie of afzet, onder meer in het raam van kartels), daar het hier een vorm van economische rationalisatie geldt, bevorderlijk voor de productie en voor de verruiming der consumptie, dienen alleen misbruiken te worden voorkomen. Daarom zal in geval van klacht de Internationale Organisatie van de handel een onderzoek instellen. 5. - In zake internationale grondstoffenovereenkomsten wenst de commissie stabiliteit van de inkomsten der voortbrengers en van de prijzen der basisproducten. Studiegroeperingen zullen met dit doel worden gevormdGa naar voetnoot(1).
De werkzaamheden van de voorbereidende Commissie, die te Londen vergaderde, hebben ongetwijfeld vruchten afgeworpen. De Amerikaanse delegatie was de eerste om te erkennen dat haar vóór-ontwerp in meerdere opzichten aan waarde had gewonnen. Dit was vooral het gevolg van de drukking uitgeoefend door de 'jongere' en verarmde landen. Het geheel verkreeg daardoor meer 'realism and practicability'. Een redactiecomité dat van 20 Januari tot 28 Februari 1947 te New York zetelde, zorgde voor het opstellen van de teksten betreffende de kwesties waarover een akkoord bereikt werd. | |
IV. - De Conferentie van Genève.De tweede zitting van de voorbereidende commissie belast met de organisatie van de internationale handel ging door te Genève. De werkzaamheden namen bijna zeven maanden in beslag: van 10 April tot 31 October 1947. Het eerste ontwerp van Handvest, dat de vrucht was van de Conferentie van Londen, werd gevoelig gewijzigd. Voor de strenge toepassing van een codex van algemene en strenge normen bleken inderdaad de tijden nog niet rijp. Compromiesregelingen en overgangsbepalingen, in verband met | |
[pagina 304]
| |
de huidige structuur van zekere landen of groepen van landen en met de zware moeilijkheden, waaraan sommige onder hen het hoofd te bieden hebben, drongen zich op. Begrijpelijker wijze stuitten de onderhandelingen in zake algemene verlaging der toltarieven op grote moeilijkheden. De bedrijvigheid van de Conferentie bewoog zich immers niet alleen op het vrij dankbare plan der ideeën en der principes. Te Genève werd de grootste aanval op touw gezet, die ooit tegen de handelsbelemmeringen werd ondernomen. Het mag nu reeds worden gezegd, dat het bereikte resultaat enig is in de geschiedenis. Het moge volstaan in dit opzicht het feit te onderstrepen, dat de ruim 100 bilaterale onderhandelingen leidden tot onderlinge concessies, die in de meeste gevallen door het spel van de meest begunstigingsclausule een multilaterale uitwerking hadden. Er werden aan de meest bijzondere deelnemers nochtans zeer hoge eisen gesteld: de Britten verlangden van Amerika een vermindering van 50% op de thans toegepaste toltarieven. De Amerikanen vroegen aan Engeland af te zien van het preferentiële stelsel, dat binnen het raam van het Commonwealth in zwang is. In deze kwestie, voor Engeland van vitaal belang, moest echter een vergelijk getroffen worden. Niet zonder moeite kon een algemeen akkoord worden bereikt, waarin het principe van de algemene toepassing der meestbegunstigingsclausule wordt aanvaard en waarin een reeks concessies inzake toltarieven werden vastgelegd. Niet minder dan 65 individuele afwijkingen of reserves werden echter bij de tekst van dit akkoord gevoegd. Het is onmogelijk hier een volledig overzicht te geven over het Handvest zelf, dat 200 bladzijden beslaat. Ziehier echter enkele belangrijke punten, die geest en strekking van het document weergeven: 1. - Het nagestreefde doel is het bevorderen van de toegang tot de markten voor alle landen, het opheffen van de handelsbelemmeringen en het ontwikkelen van internationale samenwerking in alle sectoren van het economisch leven. Hoewel het Handvest in het teken staat van de vrije, 'liberale' economie wordt aan geen land, welke ook zijn sociaal-economisch stelsel weze, het recht ontzegd tot de organisatie toe te treden. 2. - Vastgesteld wordt, dat werkloosheid of onvoldoende tewerkstelling niet alleen een binnenlandse aangelegenheid is, maar dat het voorkomen daarvan een van de objectieven vormt van het Handvest, waar het aanstuurt op de verruiming van de wereldhandel en op de welvaart van alle volkeren. 3. - Daar alle landen belang hebben bij het productief aanwenden van 's werelds menselijke krachten en materiële hulpbronnen gaan de leden de verbintenis aan hun productiepotentieel te herstellen en te ontwikkelen. Daarom worden, mits voorafgaandelijk akkoord van de Organisatie, tarifaire maatregelen aanvaard, die de jongere industrieën dienen te beschermen. In verband met het Marshall-plan wordt zelfs de mogelijkheid van nieuwe preferentiële regelingen tussen twee of meer landen aangenomen, in zover deze deel uitmaken van een programma van economische reconstructie of ontwikkeling. 4. - Op het gebied van kwantitatieve handelsbeperkingen worden tijdelijke - in sommige gevallen zelfs blijvende - uitzonderingen bepaald:,dit geldt bepaaldelijk voor landen, die moeilijkheden ondervinden bij het | |
[pagina 305]
| |
herstellen van het evenwicht der betalingsbalans vooral in het raam van na-oorlogse aanpassingen. 5. - Ook het principe van de algemeen geldende meestbegunstigingsclausule wordt in zijn toepassing gemilderd door een reeks 'escape-clausules' (ontsnappings-clausules), die in sommige gevallen beter dan de strenge toepassing van bedoeld principe zelf tot effectieve verruiming van handel kunnen bijdragen. In dit opzicht is het voorbeeld van het Britse Commonwealth bijzonder typisch. 6. - In zake discriminerende praktijken geeft het Handvest toe, dat, wanneer de buitenlandse handel en de betalingsbalans een ernstig tekort aan evenwicht vertoont, het betrokken land mag overgaan tot verhoging van de import uit bepaalde landen, waardoor zijn muntreserves niet in gevaar worden gebracht. 7. - Wat betreft de handel door staatsinstellingen gedreven, wordt uiting gegeven aan de wens, dat bij aankoop en verkoop alleen beschouwingen van commerciële aard zouden worden in acht genomen. 8. - Ten slotte worden de structuur en de functies van de I.T.O. behandeld. Over de wijze van stemmen in de schoot van het Uitvoerend Comité van de Organisatie werd echter niets bepaald. De beslissing daarover zal moeten getroffen worden door de Wereldconferentie, die haar werkzaamheden op 21 November te Havana aanvangt. Aan de wereldconferentie van Havana komt het toe de definitieve en bindende tekst van het Handvest van de Internationale Handel vast te leggen. Door de Verenigde Volken werden uitnodigingen gezonden aan al de leden van de Organisatie en zelfs aan niet-leden, zomede aan bepaalde gebieden, die hoewel niet geheel onafhankelijk, zelfstandig kunnen beslissen over aangelegenheden die in het Handvest worden behandeld. Het Handvest zal in werking treden zodra twintig staten het zullen hebben aanvaard. Tien jaar daarna zal het worden herzien. Het kan worden afgeschaft ingevolge een akkoord van drie vierde der leden.
Het bereikte resultaat is des te merkwaardiger, daar het tegen machtige stromingen in werd afgedwongen. Dit geldt voornamelijk voor die landen - de U.S.A. en het Britse Commonwealth - die de sleutelposities in zake internationaal handelsverkeer bezetten. Hoe beslist ook het Amerikaanse staatsdepartement de verruiming van de wereldhandel en het geleidelijk opheffen der handelsbelemmeringen nastreef t, en hoe zeer het ook daarbij door de massa van het Amerikaanse volk gesteund wordt, de moeilijkheden en de tegenkantingen vanwege de betrokken belangengroepen ondervonden, waar het om preciese handelspolitieke concessies gaat, zijn alles behalve te onderschatten. De situatie van het Britse Commonwealth is nog veel kieser. De betalingsbalans-crisis en de deviezenschaarste, vooral dan de dollarschaarste, vergen vanwege Groot-Brittannië een zeer grote omzichtigheid. Volstrekte vrijhandel is voor dit land, meer dan voor welk ander, het traditionele ideaal. Maar hoe zou het kunnen verzaken aan de zekere onmiddellijke voordelen van het preferentiële stelsel, dat binnen het raam van het Commonwealth | |
[pagina 306]
| |
werkt, in ruil van de onzekere, toekomstige vruchten die het slagen van de I.T.O. zou kunnen afwerpen? Zou het afzien van de huidige 'discriminerende' methodes - in verband juist met het tekort aan betaalmiddelen - niet veeleer remmend dan bevorderend op de Britse buitenlandse handel inwerken? Dit zou inderdaad de uitslag geweest zijn, indien de Amerikanen zich streng gehouden hadden aan de niet-discriminatie-regel: 'daar gij niet bij de U.S.A. kunt kopen, moogt gij ook nergens anders kopen'. Iedereen - ook Groot-Brittannië - wordt aangezet alles op één kaart te zetten: de terugkeer tot multilaterale vrijhandel. Maar in de veronderstelling, dat men in dit opzet niet zou slagen, dan zouden de naties, die hun verworven stellingen en namelijk hun huidige afzetgebieden op het altaar van dit ideaal ten offer brachten, zichzelf in een veel ongunstiger situatie bevinden dan vóór het experiment. Dat het ondanks dit alles tot een algemeen - zij het dan beperkt - akkoord tussen de achttien is gekomen, mag men wel een wonder heten. | |
SlotbeschouwingenEen lange weg werd afgelegd sinds de Economische en Sociale Raad van de O.V.V. besloot over te gaan tot de Organisatie van de Internationale Handel. Akkoord werd bereikt over een reeks beginselen, die het geleidelijk herstel van de vrijhandel en het bevorderen van een gecoördineerde expansieve wereldeconomie tot doel hebben. Ruim en realistisch begrip werd aan de dag gelegd om de toepassing van die beginselen in de huidige, uiterst moeilijke omstandigheden, reeds in zekere mate mogelijk te maken. Het instrument, dat te Genève werd gesmeed, is reeds heel wat handiger dan hetgeen te Londen werd vervaardigd. Onverhoopte resultaten, ondanks de haast onoverkomelijke bezwaren, waarop de wil tot samenwerking stuitte, werden, ook in zake concrete concessies en effectieve tariefverlagingen, te Genève geboekt. Het is veel meer dan zelfs optimisten verwachtten. Toch ligt nog zwaar werk vóór de boeg, dat niet uitsluitend door internationale economische instellingen kan worden volbracht: het herstel van de nationale productie in ieder land, het saneren van de financiën in de vele landen, waar ze wegens de oorlog diep ontredderd werden, het overwinnen van de nog heersende schaarste aan goederen en kapitaal zonder dewelke intense en ruime wereldhandel ondenkbaar is. Een donkere schaduw wordt, ten slotte, op de geweldige inspanningen geworpen die achttien landen zich getroosten om een betere wereld te helpen geboren worden: de politieke onveiligheid. Wat het eerste verslag van het Internationaal Muntfonds reeds vaststelde, namelijk dat geen muntorganisatie, hoe volmaakt ook, een wijze nationale en internationale politiek kan vervangen, geldt ook voor de internationale organisatie van de handel. Maar omgekeerd kunnen de internationale economische organisaties gevoelig bijdragen tot het voeren van een wijze nationale en internationale politiek. Langs de weg der 'sociale techniek', en inzonderheid door constructieve economische samenwerking, die alle volkeren ten goede komt, gezien hun huidige onloochenbare onderlinge afhankelijkheid, is het blijkbaar zo moeilijk te bereiken ideaal van | |
[pagina 307]
| |
wereldvrede gemakkelijker te verwezenlijken dan door zuiver politieke en diplomatieke actie. Hier is wellicht de onrechtstreekse weg de kortste. Daarom moet krachtdadig de mening worden bestreden als zouden de gedane inspanningen vruchteloos zijn. En omgekeerd, moeten met alle middelen, de pogingen worden gesteund, die gericht zijn op de uitbouw van een systeem waarin mensen en volkeren in welvaart, vrijheid en waardigheid kunnen leven en groeien. Het slagen van dit grootse opzet is het enige positieve antwoord van het Westen op de Slavische 'moraal'. Alleen toch een levend en bloeiend twintig-eeuws-liberalisme - in de hoogste betekenis van het woord - is bij machte het ontzielend collectivistisch materialisme op zijn eigen terrein te ontwapenen. |
|