| |
| |
| |
Het Eeuwfeest van een Revolutie
De P.R.B. voor 100 jaar
door C. de Groot S.J.
De kunstenaar beleeft zijn tijd in schoonheid. Wat den gewonen mens ontroert tot droefheid en tot vreugde opwekt, hem tot opstand aanzet of tot verzet prikkelt, groeit in de geest van den kunstenaar uit tot een nieuwe realiteit, waarin de menselijke reactie is verstild tot een kunstwerk. Daarom laat een artistieke revolutie geen ruïnes na, maar monumenten, die de geest van de tijd vereeuwigen.
Engeland van vóór honderd jaren, beleefde zo'n omwenteling op artistiek gebied. In 1848 werden er op een tentoonstelling enige schilderijen ingestuurd, die als signatuur droegen: P.R.B. Op zichzelf is een dergelijke ondertekening in Engeland niet ongewoon, men houdt er van, om achter zijn naam een afkorting in letters te plaatsen, die ons nader kunnen inlichten over het beroep of de liefhebberij, en wat dies meer zij, van den persoon. Ofschoon niet voor iedereen bekend, zijn er toch altijd wel ingewijden, die een verklaring kunnen geven van die tekens. Maar het merkwaardige in dit geval was, dat niemand deze afkorting kende. Aanvankelijk viel ze ook niet bijzonder op, maar toen eenmaal de betekenis bekend werd, dank zij een onthulling van de Illustrated London News, brak de storm los, zowel tegen de schilderijen die de ondertekening P.R.B. droegen, als tegen de nieuwe richting die deze werken inluidden. P.R.B. was het signaal, waaran enkele jonge schilders elkaar herkenden, idealisten, die zich hadden aaneengesloten tot een Prae-Raffaëlieten-Bond.
Als jonge mensen waren zij van aard en aanleg idealisten, maar deze gave der jeugd wilden zij als een blijvend streven zien bloeien in de nieuwe kunst, die zij zich voorstelden te brengen. Prae-raffaëlisme betekent voortaan idealisme, een idealisme dat de waarheid en eenvoud in de kunst verenigde, en de innerlijkheid liefhad. Imitatie en leegheid werden onverbiddelijk afgewezen. Daarom zouden de kunstenaars van het tijdperk vóór Raffaël hun bezielend voorbeeld zijn.
Dante Gabriël Rossetti, de ziel van de nieuwe beweging, vond voor zijn idealen en die van zijn medestrijders de juiste formu- | |
| |
lering in een merkwaardige parabel, die het programma ontvouwde, dat zij zich voorstelden te verwezenlijken. Ten tijde van de Florentijnse vroeg-renaissance leefde er een kunstenaar Chiaro d'Erma. Deze kwam naar Pisa, om bij een wereldberoemd meester zich te bekwamen in zijn kunst. Maar onder zijn studietijd ontwaakte in hem het zekere bewustzijn: Ik ben de meester van mijn meester. Zo trad hij voor het forum der wereld. In zijn ziel leefde één groot verlangen: iets te schilderen dat nog nooit gezien was, en nu, voor het eerst, tot stralende uitdrukking gebracht werd. Voor zijn geest lichtte op het beeld van een meisje, een kinderlijk wezen nog. Haar ogen waren peilloos diep, en om haar slapen gloeide de glans van de zon. Hij begreep, dat deze jonge vrouw zijn geweten was. En zij deelde hem een geheim mede; die opging in de glans der wereld, kon niet binnendringen in het diepe en schone geheim van de kunst. Hij wendde zich nu af van het zinnelijk schoon, en bedacht allegorieën, die diepte moesten suggereren. Maar het beeld bleef koud en zielloos onder zijn handen. Teleurstelling overviel hem. Weer verscheen hem het visioen: 'Schilder alleen wat uw hart wil, en schilder het eenvoudig. God is in alles, en God is liefde. Dien de mensen door God, met hand en ziel'. Zij vroeg hem nu, haar beeld te schilderen, en sedert dien kon niets hem meer in verwarring brengen, want zijn geweten stond altijd voor hem. Den kunstenaar Chiaro d'Erma zoekt men tevergeefs in de kunstgeschiedenis, maar D.G. Rossetti gaf hier een getrouw beeld van zichzelf. De schone figuur van het stralende kinderlijke wezen dwaalt door zijn werk, verschijnt in de verschillende gestalten van zijn schilderijen, en boeit hem zijn gehele leven lang.
De vinding van zo'n symbool is voor een nieuwe beweging reeds het eerste grote succes en de vruchtbare aanvang van vurig begeerde overwinningen. Dante Gabriël Rossetti vond onmiddellijk in William Holman Hunt en John Everett Millais geestverwanten, die sympathiseerden met zijn ideeën; de nieuwe gedachten zweefden als herfstdraden in de lucht: ze zijn overal aanwezig en men kent de oorsprong niet, en daar bekommert men zich ook niet om. Hun programma was gegeven met de naam die zij zich gekozen hadden: de Italiaanse schilders van het quattrocento (15de eeuw) zouden voor hen het luisterrijke voorbeeld zijn. In hun werken ontdekten zij wat zij zelf hoopten te verwezenlijken: het natuurlijke, ongekunstelde, de innigheid, maar vooral de stralende voordracht. Juist dit laatste stempelt deze kunst vanaf de aanvang tot een, bij uitstek, Engelse kunst: nl. de distinctie, het elegante, iets wat ik zou willen noemen, het 'gentleman-like' in de kunst. Afgewezen werd routine-werk, het gemakkelijke schabloon, alles
| |
| |
wat den mensen onmiddellijk bevalt, en geen enkele inspanning kost om te begrijpen en te genieten. Met dit laatste werd de strijd ingezet tegen het gladde, geraffineerde, sentimentele werk van oudere tijdgenoten, maar vooral ook tegen de academie. De academie met haar starre schema's, bloedloze figuren en vastgetrapte paden van aesthetische opvattingen, waar zelfs niet de schoffel van de meest argeloze kritiek het ingewortelde onkruid van verstarde ideeën mocht genaken, was voor deze jonge mensen, die streden tegen iedere conventie, een gloeiende ergenis. De strijd was ingezet, en hij zou hevig zijn.
Maar hoe revolutionnair en vooruitstrevend de nieuwe richting die zich hier aandiende, ook was, toch bestond er nog een band die hen verbond met het voorgaande geslacht. Iedere jonge beweging heeft, ondanks alles, doorgaans toch zo'n contactpunt, dat terug grijpt in het verleden. De impressionisten beriepen zich op de kunst van de Japanners, Frans Hals en El Greco, om de waarde van hun procédé te bewijzen. Voor de meedogenloze kritiek der 80ers vond Multatuli nog genade. De katholieke Jongeren verwezen naar het werk van Pieter v.d. Meer de Walcheren, en putten uit de geestelijke rijkdom van den groten 19den eeuwsen katholiek Ernest Hello en den lateren Leon Bloy. Geen revolutie is absoluut nieuw of breekt met iedere traditie! De band, die de P.R.B. bond met het voorgaande geslacht was de weinig oudere schilder Ford Madox Brown (1821-93).
Ford Madox Brown was een norse vrijbuiter met stuurse vikingerkop, vol vlagen van melancholie. Zijn idealisme bestond in een hard, gewetensvol, ernstig realisme, zonder poze en ijdele gebaren. Zoon van een zeekapitein, boeide het beroep van zijn vader hem niet voldoende. Hij gaf de zee prijs voor een schildersatelier. Voortaan leefde de herinnering aan 'het barre en verrukkelijke' water nog slechts voort in de zware weemoed van zijn schilderijen. De sombere nostalgie dreef hem tenslotte ook tot zelfmoord. In Antwerpen had hij gestudeerd op het atelier van den historieschilder Leys, later bij Wappers. Hier ontving hij vele wijze lessen in historisch arrangement, couleur locale, de pathetische expressie-mogelijkheden van het model, kortom in deze omgeving verzamelde hij heel de geestelijke bagage, die in de vorige eeuw een historieschilder moest mee torsen door zijn leven. Maar toen hij als zelfstandig schilder voor zijn schildersezel stond, vergat hij op eenmaal heel de middeleeuwse fantasie-wereld van zijn meesters, de toneelrequisieten incluis, en hij schiep het aangrijpende werk: 'Christus wast de voeten van Petrus', een schilderij, rauw en grimmig als de noordwesterwind. Zijn idealen formuleerde hij aldus: 'De kunst heeft haar eigen schoonheden,
| |
| |
die noch de natuur afbreuk doen, noch haar tegenspreken. Ze zijn geen natuur, en ze zijn het toch in zo verre, als de kunst zelf een deel van de natuur is'.
De zelfbewustheid en karaktervastheid van deze sterke figuur, steunden de jonge Prae-raffaëlieten in de strijd om hun idealen, een hard gevecht, dat op verschillende fronten zich ontwikkelde. Literair werd vooreerst hun streven gesteund door het tijdschrift 'The Germ' waarin de dichter en kritikus W.M. Rossetti, broer van den kunstschilder, vurige pleidooien hield voor de nieuwe beweging. Na vier afleveringen verscheen het echter niet meer. In 1848, enkele maanden na hun eerste bijeenkomsten in 1847, openen zij de aanval met een beslissende daad. Op de eerste tentoonstelling van hun werk stuurt de 20-jarige Millais in, zijn 'Isabella en Lorenzo'; Holman Hunt toont daar een 'Rienzi' motief; Rossetti maakt de wereld bekend met zijn merkwaardig schilderij 'De jeugd van Maria'. De reactie op deze daad is fel; feller dan zij wellicht verwacht hadden. Met sarcasme, spot, verontwaardiging, zelfs met uitingen van kinderachtige woede werden deze schilderijen ontvangen. Te meten aan deze tekenen van antipathie, kon de P.R.B. voorlopig weinig succes van hun ideale opzet verwachten. Het enige lichtpunt was, dat hun werk althans niet werd doodgezwegen, maar volop kwam te staan in het middelpunt van de belangstelling. Maar weldra gebeurde er iets, dat voor de gunstige ontwikkeling van de beweging van beslissend belang zou blijken. John Ruskin ging hun zaak verdedigen. Ofschoon zelf nog vrij jong, hij was toen 33 jaren oud, nam hij door zijn fijnzinnige smaak en artistiek talent, maar ook vooral door zijn gunstige finantiële positie, een onafhankelijke plaats in. Hij hoefde niemand naar de ogen te zien, en bovendien, er werd naar hem geluisterd. Hij publiceerde in de 'Times' twee brieven, waarin hij opkwam voor de idealen van de P.R.B. Niet alleen verdedigde hij het goed recht, om ook op artistiek gebied een eigen mening te hebben, maar hij zette uiteen, dat de idealen van de
Prae-raffaëlieten de enige juisten waren op kunstzinnig gebied. Zij sloten zich aan bij de princiepen, die de eeuwen door ons de schoonste kunst verzekerden. Zijn brillant pleidooi had succes. Met de onderworpenheid aan den arbiter, die den sportieven Engelsman eigen is, onderwierp zich de massa aan het oordeel van den scheidsrechter Ruskin. De kunst der P.R.B. werd aanvaard. De strijd had maar enkele jaren geduurd. Voortaan zouden de Prae-raffaëlieten slechts hun stellingen behoeven te bevestigen en te verzekeren door het scheppen van nieuwe werken, die liefst zo veel mogelijk gevarieerd,
| |
| |
toch steeds weer opnieuw hun eerste en onvervalste idealen illustreerden en beleden.
't Verwondert ons wellicht, dat het werk van deze kunstenaars in hun tijd zo'n storm van verzet en kritiek lossloeg. Wij vinden deze kunst zo typisch Engels, bijna klassiek. Ze heeft niets uitdagends voor onze smaak. Inderdaad, maar vergeten wij niet, dat onze smaak en ons oordeel gevormd zijn ook aan de werken van deze omstreden meesters.
Zo gaat het doorgaans, en dit is o.a. ook de reden, waarom latere geslachten vaak milder en begrijpender oordelen over een kunstzinnige revolutie, dan de tijdgenoten van zo'n beweging. Wanneer de eerste stormen geluwd zijn, begint onze sensibiliteit zich aan te passen aan het nieuwe. Dit gebeurt oncontroleerbaar, maar zeker. En in dit proces spelen natuurlijk de nieuwe kunstuitingen een belangrijke rol. 't Is dan ook heel goed mogelijk, dat men na 50 of 60 jaren de moderne religieuze kunst, van onze tijd, als klassiek aanvaardt, ja, dat men zelfs een eigen stijl ontdekt in de chaos van het heden.
De eerste volgelingen van de nieuwe beweging waren stuk voor stuk boeiende persoonlijkheden. Het enthousiasme, dat iedere nieuwe beweging moet bezitten om te kunnen slagen, en zich te handhaven tegen verzet en tegenslag dat onvermijdelijk komt, was vlees en bloed geworden in den leider van de jonge groep, Dante Gabriël Rossetti (1820-1882). 't Is merkwaardig dat een der verrassende perioden der Engelse kunst werd bezield door de afstammeling van een Italiaansen vader en een Engelse moeder; zuidelijk enthousiasme en noordse melancholie vermengden zich in dezen man, en deden rusteloze fonteinen ontspringen van brillante gedachten, geestrijke invallen, en smaakvolle uitdrukkingsmogelijkheden. Vanaf zijn vroegste jeugd was hij vertrouwd geraakt met de grote figuren van de wereldliteratuur, en de naam die zijn vader hem gaf, werd het symbool van zijn eigen gloeiende liefde voor de poëzie. Hij was literator en kunstschilder en deze dubbele begaafdheid nam de beweging die hij medestichtte, van hem over. De P.R.B. stond een schilderkunst voor, waarin de literatuur leidend was, een soort programma-muziek, met alle zwakheden die daaraan vastkleven, maar die haar ook zo bij uitstek disponeerde om de illustratie-kunst tot een hoog peil op te voeren. Toch was D.G. Rossetti als schilder niet bijzonder belangrijk, al heeft hij ook op de beste momenten van zijn leven aquarellen gemaakt die om hun stralend en brandend coloriet door Ruskin werden genoemd 'kostbare edelstenen der miniatuurkunst'. De invloed die uitging van zijn persoonlijkheid
| |
| |
op de nieuwe beweging was veel belangrijker. Zijn rijke fantasie en bruisend levensgevoel, zijn vlammend enthousiasme en nobele vriendschap bezielden de kleine groep van de eerste getrouwen, en verzekerden hen de overwinning in de toekomst. Men heeft opgemerkt, dat zonder Rossetti, Engeland geen P.R.B. zou beleefd hebben. Dit is zeker waar, en 't blijft ongetwijfeld zijn eerste verdienste, maar daarnaast staat ook dat hij den Engelsen geleerd heeft, wat hij in een van zijn vroegere literaire fantazieën zo liefdevol verdedigde: te schilderen met hand en ziel.
Het karakteristieke kenmerk van William Holman Hunt (1827-1910) is de trouw; trouw aan de beweging, die hij eenmaal bijviel, trouw aan de waarheid van de objecten die hij te schilderen ondernam, trouw aan de princiepen die hij verdedigde. Zijn serieuze liefde voor de waarheid voerde hem op reis naar het Oosten, om daar in eigen sfeer en omgeving de voorwerpen te bestuderen die zijn beelden uit Jezus' leven de couleur locale moesten geven. Zijn liefde voor de 'Fein-Malerei', misschien een erfstuk van de Nederlandse afkomst zijner familie vond in de minutieuze natuurgetrouwheid van het prae-raffaëlitische programma een bevestiging en aansporing. Zelfs is deze angstvolle zorg voor het kleine ook zijn zwakheid geworden, zodat men hem niet ten onrechte verweet, dat zijn geweten zijn ziel was. In zijn kunst vindt men telkens terug de typisch Engelse liefde voor het kind en het dier. Eén van de meest ontroerende schilderstukken van Holman Hunt is dan ook 'De Zondebok', een verlaten beest, uitgestoten in de uitgestrektheid der eenzame woestijn, belast met de schuld van de mensen. De sfeer van dit werk is niettegenstaande de profane voorstelling, een bokje verward in doornenstruiken, innig religieus, vooral door de gedachte die dit schilderij suggereert. Dit was het wat de P.R.B. wilde geven: kunstwerken met inhoud, literatuur als men wil. Ongetwijfeld, maar dan literatuur die bewust gezocht en gewild werd. Zo heeft Holman Hunt een vruchtbare bijdrage geleverd voor een nieuwe religieuze kunst, die geen imitatie-barok, neo-renaissance of neogotiek was. Hij vond een originele uitdrukkingsmogelijkheid, dat is zijn roem.
John Everett Millais (1829-1896) was per abuis verdwaald in de P.R.B., of wellicht door het onweerstaanbare enthousiasme van Rossetti meegesleept. 't Was een vroegrijp genie, met een uitgesproken talent voor schilderkunst, in wien de keus tussen literatuur en beeldende kunst nooit tot een probleem werd, gelijk bij sommige andere Prae-raffaëlieten. Eenvoudig, natuurlijk, warmvoelend mens, schilderde hij zoals de vogel, zingt; 't was hem een levensbehoefte. Voor, een richting was hij te onbevan- | |
| |
gen, en zijn spontaneïteit belette hem om consequent een programma te volgen. Hij had trouwens al een richting, eer hij. P.R.B. tekende. Wanneer het impressionisme doorbreekt, voelt zijn zuiver schildersbloed hevig de klop naar deze onvertroebelde schilderkunst. De roep is niet te weerstaan; als Prae-raffaëliet eindigde Millais, vóór hij stierf. Maar zijn bijdrage aan de P.R.B. blijft belangrijk, en vooral ook door zijn sympathieke invloed werd de beweging opgenomen in de voorname sfeer van de academie, het gewone einde van iedere avontuurlijke, fantastische, uitbruisende jeugdbeweging. De radicale revolutionnairen zullen het wellicht betreuren en vergramd zich blijven verzetten, maar de ontwikkeling is natuurlijk. Immers, een revolutie begint doorgaans in de studeerkamer of het atelier, daarna daalt zij af tot de achterbuurten, zij wordt vulgair en banaal, en zij eindigt met de officiële erkenning en bekroning op het kapitool.
Millais was beter schilder dan enig ander Prae-raffaëliet, maar hij miste grotendeels hun idealistische kunstopvatting. Hij schilderde niet met hand en ziel, maar met de ogen, zo was hij een goed schilder, vaak ook leidt zijn sentimenteel gevoel z'n hand. Hierdoor vervalt hij niet zelden tot de gevolgen van de peccatum originale in de Engelse kunst: zoetelijkheid, colportage en valse pathos.
Hoe sympathiek de beweging der Prae-raffaëlieten ons ook is, door haar jeugdig élan, haar zuiver idealisme, en door de schone bereikte resultaten, toch heeft de moderne mens ook op haar zijn kritiek. Tenslotte heeft zij ons minder gegeven dan zij beloofde. De P.R.B. inspireerde zich, evenals de neo-gotiek, kind van dezelfde eeuw en dezelfde tijd en in vele opzichten verwant aan de Prae-raffaëlieten, op een vroegere kunst. Dit had zij als programma-punt in haar vaandel geschreven. Maar beiden bracht de bewondering doorgaans slechts tot het niveau van het na-doen, zelden verhief zij hen tot de hoogte van het edele na-beleven.
Iemand die na-doet verkijkt zich op het uiterlijke, het bijkomstige, die na-beleeft dringt door tot op de kern, maakt zich meester van het wezen der zaak. Na-doen kweekt noodzakelijk oppervlakkigheid, na-beleven voert op tot inwendige gloed en bezieling. Die een periode na-doet, neemt uit het rijke cultuurcomplex van een historisch tijdperk één of meerdere opvallende verschijnselen over, die wel misschien op het eerste gezicht 't meest de aandacht trekken, maar die toch vaak niet meer zijn dan een interessant begeleidings-verschijnsel.
Zo plaatste de neo-gotiek overal haar pinakels: pinakels op de torens, pinakels op de luchtbogen, pinakels boven de deuren,
| |
| |
pinakels boven de vensters, pinakels op de nissen der heiligen, pinakels op kandelabers, pinakels op monstransen, pinakels op cibories, pinakels op hostie-doosjes, pinakels op pinakels, zodat men bijna zou menen, dat de pinakel het wezen van de gotiek is.
De Prae-raffaëlieten hebben het hartstochtelijk-beminde quattro-cento op hun beste momenten soms na-beleefd, maar dikwijls kwamen zij niet ver boven het na-doen uit. Zij hebben ook te vaak slechts een gedeelte van dit tijdperk gegrepen en begrepen, zodat men bij hun werken steeds weer een heimwee gevoelt naar de oorspronkelijke en onvervalste kunst van het quattro-cento. De Prae-raffaëlieten verkozen de quattro-cento kunstenaars omdat zij zo'n rijk geschakeerd register bezaten: Gozzoli boeide door zijn blijdschap, Ghiberti, Fra Angelico en Ghirlandajo vertederden door hun gracie en zachtheid, Orcagna overweldigde door zijn verschrikkingen, Giotto vond men nobel en verheven, in Massarcio vertoonde zich de eenvoud, vol waardigheid. Maar hoe gracieus en liefelijk, voornaam, verheven en charmant de schilderijen ook waren van Rossetti, Millais, Holman Hunt, Ford Madox Brown en Burne Jones, tevergeefs zoekt men in hun werk naar enige levensblijheid en vreugdevolle opgewektheid. Nooit ontmoet men er enig spoor van verschrikking, van lugubere dramatiek, die ons gemoed in hoge spanning houdt. Hun tragiek verlamde tot melancholie en hun gracie spitste zich toe tot precieusheid. De pathos van Rossetti's jeugdwerken verwerd onder de slagen van het harde leven, tot een exaltische koorts in zijn latere schilderijen. De forse stroom van Brown's en Holman Hunt's aandrift verzonk in het korrelige zand van hun onvruchtbare pedanterie. Millais vergat volledig zijn P.R.B. princiepen.
Het beslissende oordeel over de vitale kracht van het quattrocento en die van zijn navolgers, de P.R.B. wordt wel geleverd door het feit, dat uit de Italiaanse vroeg-renaissance als volle, rijke vruchten ontbloeiden, Michel-Angelo en Raffaël, terwijl de P.R.B. tenslotte uitliep op de 'fin de siècle' kunst, tere vruchten van broze pracht, fragiel als de schoonheid van het najaarswoud. Maar met dit alleen te constateren, zouden wij de P.R.B. groot onrecht aan doen; zij vertegenwoordigt ook een positieve waarde. Dostojewski heeft beweerd dat de moderne Russische psychologische roman in kiem aanwezig is in de beroemde novelle van Gogol: 'De Mantel'. 'Wij allen komen voort uit de Mantel'. Welnu, mutatis mutandis, kan men zeggen, dat de moderne Engelse sensibiliteit in kern vervat is in de beweging der Prae-raffaëlieten, en daar zijn oorsprong vindt. De invloed die zij uitoefenden op de kunst van tijdgenoten en van die na hen kwamen, bewijst dat hun beweging voldeed aan het
| |
| |
heimwee van een tijd; zo werd hun betekenis belangrijk. Vooral blijkt hun invloed op het terrein van de decoratieve kunst. Daarnaast staat als even geslaagd streven: de schone hernieuwing van het boek. Zonder de P.R.B. is het prachtige werk van W. Morris en Walter Crane niet denkbaar. Zij hebben het sombere leven met hun kunst verfraaid door de edele praktijk van het kunstwerk in het dagelijkse leven te brengen. Door de bijdragen der P.R.B. tot versiering van huis en haard mocht de Engelsman met nog meer nobele trots verzekeren: 'my home is my castle',
Daarnaast staat dan het pogen om het boek, ook optisch, te maken tot 'a joy of ever'. Er loopt een lijn, regelrecht van Rossetti, over Burne-Jones en Beardsley, tot op onze dagen, en die lijn wordt gemarkeerd door de uitgave van prachtig verzorgde boekwerken. De literaire traditie van de P.R.B. vond hier een roeping, en zij was getrouw.
Omtrent het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw heeft practisch iedere illustrator in Engeland de invloed ondergaan van A. Beardsley, en ook velen buiten Engeland. Voor ons land wil ik slechts noemen Prof. Derkinderen en Prof. R.N. Roland Holst. En deze invloed is nog niet uitgestorven! Slaat men nog heden een geïllustreerd modern Engels boek open, dan treft steeds weer de voorname distinctie en edele smaak, die uit zo'n werk spreekt. De geest van William Morris en Walter Crane leeft nog, en daarmee ook de invloed der Prae-raffaëlieten. Inderdaad, de P.R.B. heeft niet tevergeefs voor haar idealen gestreden.
|
|