Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |
Het katholieke Leven in Tsjechoslowakije
| |
[pagina 243]
| |
Communisten - dat zijn namelijk de twee belangrijke antipoden - komen uiterlijk goed overeen, en priesters worden b.v. in de V.R.O. (Communistisch Centrum) allervriendelijkst en ongedw ongen ontvangen. Trouwens de Communisten zeggen, dat ze gunstig staan tegenover de godsdienst. Wat zit er achter die uiterlijke manifestaties? Welk diep leven schuilt er achter die reacties aan de oppervlakte? De communistische invloed is inderdaad zeer sterk - zo niet overwegend - althans in het politieke en sociale leven. Ofschoon de katholieken ongeveer 40% van de bevolking van Bohemen en Moravië vertegenwoordigen, en 80% van die van Slowakije, toch hebben de Communisten de voornaamste posten in handen: de Ministeries van Binnenlandse Zaken (met de beruchte politie), Financiën, Landbouw, Arbeid en Sociale Voorzorg, Informatie en Propaganda, en Buitenlandse Handel. Bovendien is hun invloed beslissend in de twee ministeries, waarvan de Ministers tot geen politieke partij behoren, nl. Landsverdediging en Buitenlandse Zaken. De voornaamste functies in het Leger zijn aan communistische generaals toevertrouwd, en de onder-Staatssecretaris van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is eveneens Communist. De Volkspartij daarentegen, waar de meeste Katholieken in zitten, hebben juist de ministeries van Techniek en Openbare Werken, Gezondheid en Posterijen. Elke partij is ook nog door een vice-president bij de Regering vertegenwoordigd, maar de Minister President is een Communist. Laten wij hieraan toevoegen, dat geen enkele benoeming in de Industrie plaats heeft, of de V.R.O. (Centrale Raad der Syndikaten) wordt geraadpleegd, en men weet, dat de V.R.O. ondanks de pretentie buiten en boven de partijen te staan, bij uitstek een communistisch organisme is. Die toestand is het natuurlijke gevolg van de 'Revolutie' van Mei 1945. De Regering van Londen had zeer extremistische plannen voor de Tsjechoslowaakse Economie van het land gemeed, zocht contact met Moscou (waar - o ironie - die plannen op raad van de meer ervaren Russen, en uit vrees voor een te hevige reactie, verzacht werden) en kwam in het land terug, toen Praag juist door de Russen was bevrijdGa naar voetnoot(1). Dan ontstond er een soort revolutieroes, die het volk met verbijstering sloeg. In die dagen werden de communistische ministers gekozen, trad de V.R.O. op, werd 60% van de Industrie genationaliseerd, en de meeste niet-communistische Industriedirecteuren afgezet en door Communisten vervangen. Toen wij eens tot een vooraanstaande com- | |
[pagina 244]
| |
munistisch industrieel zeiden met welk een belangstelling wij de 'proef' volgden, die de Economie van zijn land maakte (nl. de nationalisatie der bedrijven), viel deze ons in de rede: 'Het gaat niet om een proef, maar wel om een verwezenlijking, om een definitieve vooruitgang. Indien men niet van tijd tot tijd een besliste stap voorwaarts zet, zal men nooit vooruitkomen. Het moet uit zijn met de vrijheidsopvatting, die wij van de Franse Revolutie geërfd hebben.' Dit komt nog in een ander voorbeeld tot uiting. Toen wij te Zlin, in Moravië, de installaties van Bat'a bezochten, werden wij - bij uitzondering - ofschoon wij priester waren in een van de internaten toegelaten. Dit zijn grote moderne gebouwen, waar de leerjongens, die de technische school volgen (van 14 tot 21 jaar als zij willen) hun slaap-, studie-, speel- en eetzalen hebben. In elk gebouw wonen er ongeveer 600 jongens. Op 500 meter afstand staan de meisjesinternaten. Wij kwamen juist in het gebouw van de oudste leerlingen, die zich in die dagen op hun z.g. Baccalaureaat voorbereidden, en wij hadden de gelegenheid tot enkelen onder hen op hun kamer een bemoedigend woordje te spreken: hun gezichten straalden onmiddellijk van blijde sympathie. Welnu wij hadden juist vernomen dat, sinds 1946, geen enkele priester in die internaten mag binnenkomen. Die schone, veelbelovende jongens, zo vatbaar voor een goed woord, zo rijk aan geestelijke mogelijkheden, - want het waren kerels - staan dus, van hun 14de jaar af, onder toezicht van communistische leiders, en krijgen een louter materialistische opvoeding: op twee stappen afstand de meisjes, die in dezelfde omstandigheden opgevoed worden. Er wordt hun wel tijd gegeven om de Zondagsmis bij te wonen, maar zij moeten de toestemming vragen, en een andere gemeenschappelijke oefening gedurende die tijd missen. Men moet niet denken, dat de priesters de jonge arbeiders buiten de internaten bijeen kunnen roepen. Het is zeer lastig de jongens te krijgen, omdat ook hun vrije tijd zo zeer door sport, vergaderingen en ontspanning bezet is, dat zij geen ogenblik hebben om aan zich zelf te denken, of om naar andere kringen te ontsnappen. Toen wij onze indrukken daarom bekend maakten aan een van de leiders van de V.R.O., een hevige maar zeer beleefde Communist, waarmee wij reeds veel gediscussieerd hadden, klonk het antwoord heel beslist en eenvoudig: 'Ja, dat is het systeem'. De geest wordt daar systematisch gedood. De communistische propaganda doet zich soms luidruchtig gelden. Op de eerste Mei b.v. feest van de arbeid, werden massa's mensen op straffe van boete gedwongen deel te nemen aan de communistische optocht, om de 'macht van de partij' te doen uitkomen. En in die optocht | |
[pagina 245]
| |
werd alles gedaan om tegelijk Tsjechoslowakije en Rusland te vereren, het volksideaal en de communistische ideologie. De V.R.O. heeft ook een 'Instituut voor Sociale en Politieke wetenschappen' te Praag opgericht, waar de zuivere communistische principes in zake arbeidsrecht, sociaal en politiek leven onderwezen worden. Die school heeft echter nog geen professoren van naam. Buiten het feit, dat in alle middelbare scholen (Gymnasia en z.g. Realscholen) het Duits als verplichte tweede taal door het Russisch vervangen werd, kan men niet zeggen, dat de Russische invloed in het onderwijs sterk is. Maar er hangt een voortdurende bedreiging over het Katholieke vrije onderwijs. Enkele maanden geleden werd een wetsvoorstel omtrent de eenmaking van het onderwijs ingediend. De vrije scholen zouden eenvoudig afgeschaft of door de staat opgeslorpt worden, en de programma's aangepast. Er heerste paniek in de Katholieke kringen van Praag. In Mei had een geslaagde tegenmanifestatie plaats, en voordat de wet door de Regering onderzocht werd, gingen alle bisschoppen naar President Benes om hun leedwezen uit te drukken. Op het laatste ogenblik heeft de Volkspartij (Katholieken) eindelijk een officiële verklaring tegen het wetsontwerp afgelegd. Daarop volgde een gelijke verklaring van de Slowaakse Democratische partij. Toen stelde de Regering een commissie aan, om de meningsverschillen bij te leggen. Die Commissie moest voor 30 Mei bijeenkomen, maar is nog niet samengeroepen, zodat de wet onmogelijk voor het verlof aan het Parlement kon worden voorgelegd. Voor dit schooljaar is er dus weinig te vrezen: zelfs is het te verwachten, dat die kwestie pas door de nieuwe Constitutie geregeld zal wordenGa naar voetnoot(1). Dit zou voor de Katholieken zeer gunstig zijn, aangezien er dan een meerderheid van 3/5 in het Parlement geëist zal worden, hetgeen niet mogelijk is zonder de stemmen van Volks- en Democratische Partij. Ziet de toestand er eerder hoopvol uit voor de Katholieke scholen in Bohemen en Moravië, hij is heel wat slechter in het Katholieke Slowakije. Sinds 1945 zijn alle scholen naar de Staat overgegaan, en werd het onderwijs, op twee of drie vakken na, aan leken toevertrouwd. De laïcisering bracht mee, dat de regering van Slowakije de kruisbeelden uit de schoollokalen liet wegnemen, maar dit verwekte zo'n hevige protesten (verontwaardigde uitlatingen van ouders, of 'staking' van de leerlingen), dat in vele scholen de kruisbeelden weer zijn geplaatst. | |
[pagina 246]
| |
De Communistische Politie (N.K.V.D. zoals ze in Bratislava genoemd wordt, ofschoon zij niet rechtstreeks aan de Russische Politie verbonden is) treedt in Slowakije veel strenger op dan in het andere deel van het land. In alle Katholieke Kerken van Bratislava en in andere parochies worden de preken door geheime agenten afgeluisterd. Er werden huiszoekingen gedaan in kloosters, om schrijfmachines en ander nuttig materiaal weg te nemen. Ook de Katholieke leken voelen zich onveilig. Zij beweren, dat men hen op hun kantoor en op straat gadeslaat. Wij hadden eens een onderhoud met twee katholieke jonge industriëlen, op een Zaterdag namiddag, van 5 tot 7 uur. Na afloop bleven we twee minuten op straat doorspreken. Een van hen merkte op, dat het beter was afscheid te nemen, men moest eens aan de politie overbrengen, dat ze zich op straat met een geestelijke onderhouden hadden... Daarom is de stemming werkelijk gespannen, achterdochtig, bij alle Katholieken. Zij hebben wel de meerderheid in het Parlement (60% behoren tot de Democratische Partij, die de Christelijke Partij is in Slowakije, terwijl de Communisten zich slechts op 25% der bevolking kunnen beroepen), toch worden zij op allerlei wijze geplaagd, en dit reeds lang voor de terechtstelling van Mgr Tiso. De Katholieken in Slowakije, en in het bijzonder te Bratislava, zetten zich schrap en lokken misschien zelf door een te vierkant radicalisme de plagerijen van de andere partijen uit. In Bohemen en Moravië integendeel, te Praag vooral, zijn de Katholieken veel verdraagzamer, en verkrijgen zij ook veel meer van de Regering, ofschoon zij in de minderheid zijn in het Parlement. Soms gaat de tolerantie te ver: zo hoorden wij den naam noemen van een Pastoor, die openlijk doorging als lid van de Communistische Partij. Er waren nog andere priesters in dezelfde situatie, gelukkig heeft sindsdien het geestelijk gezag gesproken, maar de typische houding was ondertussen tot uiting gekomen. Een priester vertelde ons, dat hij eens onder de mensen aan wie hij de H. Communie uitreikte, een heer zag met een rode ster (communistisch embleem) op zijn vest. Ook vele industriedirecteuren zijn naar de Communistische Partij overgelopen, om hun plaats niet te verliezen, en blijven toch op religieus gebied, zo als vroeger. Dit betekent, dat de Katholieken nog lang niet inzien, hoe diep de communistische leer, als men ze radikaal overneemt, in het leven ingrijpt, en ook dat ze veel scherper dan in Slowakije of bv. in België en Nederland de godsdienst van de politiek schei- den. Hetzelfde gebeurt trouwens bij de Communisten. Zij gaan zeer ongedwongen met priesters om en ontvangen hen vriendelijk op hun kantoren. | |
[pagina 247]
| |
Over het algemeen komen de priesters in veel nauwer contact met de mensen dan bv. in ons land. Zij moeten Russisch leren, en wonen dus lessen en voordrachten bij tesamen met Communisten. De priesters zijn als gewone burgers gekleed, op het Romeins collarium na; zij gaan naar de bioscoop en de schouwburg, zonder dat iemand het vreemd zal vinden. Mochten zij maar volop van die apostolaatsmogelijkheid gebruik maken. Maar het probleem van de priesters in Tsjechoslowakije is lastig. Ten eerste zijn er veel te weinig priesterroepingen. Vóór 1918, toen de Tsjechen en de Slowaken respectievelijk tot de Oostenrijkse en Hongaarse Staat behoorden, stamden de priesters meestal af uit de families, die aan het toenmalige gezag (potestas constituta) getrouw waren. Welnu, na de stichting van de Tsjechoslowaakse Republiek, behoorden die families tot de vijanden van de nationalistische beweging. Zo werd de priesterstand in de eerste jaren - en dikwijls ook nu nog - als iets anti-nationaals aangevoeld, en ondervindt hij veel moeite om zich door nieuwe roepingen te verjongen en te versterken. Zou men het vrije onderwijs nog afschaffen, dan betekende dit een ramp. Bovendien smeken de leken om geleerde priesters. In vele kringen, te Praag, Olomone, Bratislava, zoeken de intellectuelen naar een verdieping van hun godsdienstig leven, en zij staan te dikwijls alleen. Zij vragen onderlegde en studerende priesters. Er is een grote leemte. Het beste van de krachten der diocesane geestelijken en der kloosterlingen wordt door het parochiewerk en de scholen opgeëist. Er blijft weinig over voor de intellectuele actie, zelfs indien er wel onderlegde priesters zijn. Te Praag, bv. is er juist één Dominikaan, die zich ex professo met de universiteitsstudenten bezig houdt. De Jezuïeten trekken veel intellectuelen naar de biechtstoel, maar zij houden geen regelmatige voordrachten, noch studiekringen, noch clubs van welke aard ook. Dit betekent niet, dat er een totaal gebrek is aan intellectuele invloed van wege de priesters. Zo leiden de Jezuïeten het belangrijke Katholieke weekblad 'Katholik', waar telkens de christelijke houding tegenover het wereldgebeuren wordt aangegeven. Zo hebben de Dominikamen de Theologische faculteit aan de Universiteit van Olomone. Maar dit is veel te sporadisch. Een derde moeilijkheid is de toestand der priesters: het gespecialiseerde apostolaat ontbreekt bijna geheel. Een priester, die zich b.v. op de studie van de Economie toelegt, is voor hen een wonder. In een grote arbeidersstad als Zlin, dat vóór 50 jaar slechts 3000 inwoners telde, en er nu meer dan 50.000 heeft met een aanwas van 1000 per jaar, is er maar één priester - de gods- | |
[pagina 248]
| |
dienstleraar aan het gymnasium - die zich met de duizenden jonge arbeiders kan bezig houden. En in welke omstandigheden nog: wij hebben hierboven vermeld, dat de toegang tot de internaten aan de priesters verboden is. Het droevige gevolg is, dat de arbeiders, die nu zo intens door de materialistische leer bewerkt worden, bijna geheel aan zichzelf overgelaten zijn, en buiten de grote internationale K.A.J. beweging staan. Deze is wel lekenbeweging, maar de priesters zijn er onontbeerlijk om te stuwen en om te leiden. Toen Kanunnik Cardijn op 18 April uit Weenen kwam om enkele woorden te richten tot de vertegenwoordigers van de jeugdgroepen en vooral van de arbeidende jeugd, hoefde hij zich tot de grote dikwijls herhaalde, bij ons bijna banaal geworden thema's te beperken (nl. de arbeiders door de arbeiders bekeren, de schande van de XIX eeuw is, dat de H. Kerk de arbeidersstand verloren heeft enz.) om toch groot succes te behalen, en 'nieuw' te schijnen. Wel een teken, dat de bezieling, die normaal van de priesters moet uitgaan, afwezig was, en dat de Katholieke arbeiders nog maar zeer rudimentair georganiseerd zijn. En toch mogen wij niet pessimist zijn, integendeel. Er is, bij de intellectuelen, een behoefte aan bewust diep geestelijk leven. Het onderwijs op de 16 Universiteiten of Universitaire instituten is ongeveer gebleven wat het vóór 1940 was, en er bestaan vier faculteiten van Katholieke Theologie (Praag, Brno, Olomone, Bratislava). Een ander goed teken. Ter gelegenheid van het Jeugdcongres van de Volkspartij (25 tot 27 Mei 1947) werd er een grote optocht gevormd. Men telde meer dan 70.000 deelnemers alleen uit het platteland; vooral de jeugd van Moravië, de meest Katholieke streek, kwam talrijk op, in nationale klederdracht en met frisse geestdrift. Het was een echt succes, te meer omdat de deelname totaal vrij was. Andere partijen waren er jaloers over, en hier en daar werden er sabotage-pogingen gedaan. Dit Congres, het eerste voltallige Jeugdcongres van een partij, zal waarschijnlijk niet zonder invloed blijven op het verdere verloop van de binnenlandse toestand, en zal aan veel zwakken weer moed geven. Een volksvertegenwoordiger van de Volkspartij (Katholiek) zei ons, dat het de taak der Katholieken op politiek en godsdienstig gebied is geleidelijk de geestelijke wonden te genezen, die door de revolutieroes van 1945 het verbijsterde volk werden toegebracht. Zij willen het volk weer het bewustzijn geven van wat het is. Oosters door de taal, Westers door de beschaving. Oosters - noodgedwongen - door de nieuwe economische betrekkingen, maar Westers door zijn godsdienst en zijn trouw aan den Paus van Rome. En er is hoop, zo werd ons gezegd, dat de Katholieken in de hevige | |
[pagina 249]
| |
strijd winnen, dank zij het gezonde evenwicht, dat tenslotte toch blijft leven in de diepten van de volksziel. De Katholieken van Tsjechoslowakije leven aan de grens van het Communisme. Als zij stand houden, zullen zij waarschijnlijk Europa voor het officiële materialisme behoed hebben. Als zij stand houden, bestaat een grote kans te meer, dat Rusland zich zal bekeren. En in Rusland is de sleutel tot al de Oosterse missiegebieden. Voor de toekomst van de Kerk in het Oosten is de religieuze houding van Rusland hoogst belangrijk. De Katholieken van ginder kijken naar ons, zij zoeken bij ons voorbeeld, contact, gebed. Waarom zouden wij hun niet tegemoet gaan? Wij hebben priesters in overvloed en vrije scholen en een eeuwenoude Katholieke traditie. Waarom zouden wij niet willen inzien, dat die geestelijke schatten, waaraan wij te weinig denken, niet alleen voor ons gegeven zijn, maar ook voor andere volken? Dat wij die schatten niet mogen vergooien, maar er voor verantwoordelijk zijn tegenover de volkerengemeenschap, die én op natuurlijk gebied, én vooral bovennatuurlijk, in het heerlijke lichaam van Christus, alle mensen één maakt. Wij moeten onze intellectuelen op geestelijk gebied bekwamen: wij moeten ons gespecialiseerd apostolaat doelmatiger, reëler maken, onze priesters nog geleerder wensen. En allen moeten wij bidden voor onze broeders, die in zo hachelijke omstandigheden voor het behoud van het Geloof in Christus strijden, voor het geloof, dat de H. Cyrillus en de H. Methodius hun eertijds brachten... ver in het Oosten, aan de grens van het Communisme. |
|