Streven. Jaargang 1
(1947-1948)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |
Kroniek der Tijdschriften
| |
De Russen en de Godsdienst.Is het mogelijk de juiste houding van de Sovjet-regering tegenover de Godsdienst te bepalen? Kan men, zelfs aan de hand van oorspronkelijke Russische teksten, officiële mededelingen, geschriften van Lenin en Stalin, met zekerheid de geheimste bedoelingen van de Sovjets achterhalen? Hun gewijzigde houding, hoofdzakelijk tegenover de Russisch Orthodoxe Kerk, zou, volgens vele waarnemers, slechts ingegeven zijn door opportunistische motievenGa naar voetnoot(1). Zeker beschouwen zij de godsdienst slechts als speelstuk op het schaakbord van hun politiek. De godsdienst heeft echter nog een betekenis in Rusland. Na jaren vervolging en verdrukking is hij nog een factor gebleven, waarmee de regering verplicht is rekening te houden; en misschien wel noodgedwongen heeft zij de scherpte van haar godlozenpropaganda gemilderd. Het orgaan van de officiële Sovjet-Jeugdbeweging Molodoï BolchevikGa naar voetnoot(2) beantwoordt volgende vraag van één der plaatselijke jeugdgroepen: 'Mag één van onze aangesloten leden in God geloven, en naar de Kerk gaan? Niettegenstaande het verbod van onze groep en onder voorwendsel van gewetensvrijheid zijn verschillende leden de Kerk blijven bezoeken; wat ons blijft te doen? 'Ziehier: allereerst moet men de nadruk leggen op | |
[pagina 192]
| |
artikel 124 van de grondwet, waarbij de gewetensvrijheid wordt gewaarborgd. Naar het woord van Lenin moet daarbij onderscheid gemaakt worden tussen de houding van de Staat en de houding van de Partij: '... ten opzichte van de Staat is godsdienst privaatzaak, maar dit is helemaal niet meer het geval ten opzichte van het individu zelf, noch ten opzichte van het Marxisme, noch van de Arbeiderspartij'. Stalin heeft overigens geschreven: 'De communistische partij kan niet onverschillig blijven tegenover de godsdienst. Haar propaganda is antireligieus en zal iedere vorm van bijgeloof bekampen, omdat zij de wetenschap wil dienen, omdat het godsdienstig bijgeloof in tegenstelling staat met de wetenschap, en omdat iedere vorm van godsdienst als zodanig ontkenning is van alle wetenschap'Ga naar voetnoot(1). Het doel is dus klaar. Men moet alles in het werk stellen om de godsdienst te bekampen. Echter schijnt het middel daartoe niet altijd juist begrepen. Stalin heeft telkens de juiste maat gegeven; toen in 1936 de officiële Sovjet-Jeugdbeweging haar statuten kreeg, was daar in het ontwerp bepaald: 'De liga Komsomol moet hardnekkig en meedogenloos strijd voeren tegen alle godsdienstig bijgeloof'; Stalin heeft gevraagd: 'Waarom hardnekkig en meedogenloos strijd voeren? Men moet integendeel met veel geduld, de verwerpelijkheid van alle godsdienstig bijgeloof aantonen, en een materialistische wereldbeschouwing aan de jeugd opdringen.' Daarom is de nieuwe tekst van de statuten dan ook een omschrijving geworden van deze uitspraak van Stalin. Tenslotte wordt aangegeven, dat de groep Komsomol, welke deze vraag gesteld heeft, dan toch bijzonder slecht moet hebben gewerkt, indien de godsdienstige overtuiging in haar midden steeds voortwoekert. Systematische lectuur van vulgariserende werken over geschiedenis, over het ontstaan van de wereld en over de natuurwetenschappen, worden tenzeerste aangeprezen...
De houding van de Communisten buiten Rusland is niet zo ondubbelzinnig, meer genuanceerd, en meer afhankelijk van het milieu. Togliatti reageert anders dan de Tsjech Kolman. Maar hun streven schijnt naar hetzelfde doel gericht. Aan de filosofische faculteit der Universiteit van Praag, waar hij doceert, deed Kolman volgende mededeling: 'Hoewel van Marxistisch standpunt, godsdienst onverenigbaar is met wetenschap en dus met communisme (- het is trouwens daarom, dat een gelovige niet als partijlid kan opgenomen worden in Sovjet-Rusland, omdat daar alleen communist mag worden diegene die een volwaardige ideologische rijpheid bezit -), toch kan bij ons in Tsjechoslowakije, niet een zo strenge voorwaarde gesteld worden om partijlid te zijn. Want het ontbreekt ons nog aan organisatie en ontwikkeling, opdat iedereen zich de leer van het wetenschappelijk Socialisme zou kunnen eigen maken'Ga naar voetnoot(2). Orientierung laat deze mededeling volgen door een citaat uit een der werken van Stalin, om de analogie van beider gedachten sterk te doen uitkomen: 'Er zijn nog veel mensen die hun troost zoeken in de godsdienst. De reden hiervan is alleen te zoeken in het feit dat het leven bij | |
[pagina 193]
| |
ons nog altijd niet zo licht te dragen is, nog niet zo schoon als het eenmaal zijn zal. Laat hen deze troost. De strijd tegen de godsdienst kan alleen dan met succes worden doorgevoerd, wanneer men eerst de levensvoorwaarden zal hebben verbeterd.' Zouden we hier de diepste grond raken van de communistische taktiek? Alles schijnt er op te wijzen, dat de verstandigsten onder de Sovjets in de godsdienst nooit iets méér hebben gezien dan opium om de miseries van het leven te vergeten, terwijl de beminnelijkste onder hen grootmoedig genoeg is om het spel van kat en muis nog een tijdje te willen doorspelen. Door welke middelen willen zij tenslotte hun doel bereiken? Orientierung geeft voorbeelden van hun methode, eveneens op grond van oorspronkelijke teksten, nl. de officieel door de regering uitgegeven geschiedeniswerken, waaraan de hoogste Sovjetinstantie's en geleerden gedurende vijftien jaar hebben gearbeid, in de meest recente uitgaveGa naar voetnoot(1). De Geschiedenis der Oudheid spreekt over het ontstaan van het Christendom in volgende bewoording: 'Het Christendom ontstond in de eerste eeuw van onze tijdrekening, toen de massa der Romeinen in armoede en ergerlijke ontreddering gedompeld was. Toen werd nochtans de revolutionnaire beweging onderdrukt... De arbeiders zagen nergens een uitweg, en hun materiële toestand werd altijd meer ondraaglijk. Daarom werden de slaven dan ook meer en meer ontvankelijk voor godsdienstige invloeden, zoals het Romeinse bedelvolk, de proletariërs en de kleine handarbeiders... Toen kwamen van overal predikers om aan te kondigen, dat de Messias zou komen om de rijken te straffen, om de Romeinse staat te vernietigen en het Rijk Gods op aarde te vestigen. In hun nood begonnen de massa's te geloven. Ongeveer in dezelfde tijd ontstond ook de Mythe van Jesus-Christus... In geen enkel geschiedkundig werk van die tijd wordt een woord gerept over het leven van Jesus-Christus.' Vele dergelijke citaten over de Pausen, over het Schisma, de ketterij, de hekserij, over het ontstaan der bedelorden zijn waard om overgeschreven te worden: 'Toen de Katholieke Kerk begrepen had, dat het weinig zin had alleen met geweld tegen de volksbewegingen op te treden, zocht zij naar een middel om het volk aan te trekken. Om dit doel te bereiken werden de zgn. bedelorden der Franciskanen gesticht... De uiterlijke armoede der Franciskanen moest dienen om het vertrouwen van het volk te winnen' (Geschiedenis der Middeleeuwen). Over de Dominicanen: 'Zij gelukten er niet in, de ketterijen te onderdrukken, omdat deze uit de ellende der volksmassa en uit protest van de steden tegen de dwangmiddelen van de Kerk waren gegroeid.' En tenslotte over de Jezuïeten: 'Hoofdwerktuig der Katholieke reactie... In de strijd tegen hun vijanden schrikten de Jezuïeten voor niets terug. Desnoods zouden zij door corruptie, dolk of gift hun doel weten te bereiken. Katholieke heersers werden door hen | |
[pagina 194]
| |
gebruikt in de strijd tegen de ketters; andersdenkende heersers werden als tyrannen gebrandmerkt en moord als een heldendaad aangeprezen.' Het historisch materialisme is nu eenmaal op zuiver wetenschappelijke gegevens ingesteld... Wie zal, in Rusland, het zuiver wetenschappelijke van deze geschiedkundige gegevens kunnen betwisten? Plato bespreekt in Phaidos het middel om aan de mensen iets wijs te maken, en hij eindigt met te zeggen: 'zij zullen het niet geloven, maar hun kinderen en kleinkinderen misschien wel'. | |
Een getuige over Sovjet-Rusland: Kravchenko.Etudes geeft een studie die de aandacht waard is, over de beroemdste onder de talrijke overlopers, die sedert 1944 vanuit Rusland zijn terechtgekomen in het kamp der Amerikaanse en Westerse mogendheden, Victor Andreyevitch KravchenkoGa naar voetnoot(1). Zijn boekGa naar voetnoot(2) werd in een paar jaar tijd in meer dan millioen exemplaren verspreid in Amerika. Kravchenko werd in 1929, na vijf jaar Komsomol, opgenomen als lid der communistische partij. Eerst als werkman, nadien als ingenieur werd hij langdurig geoefend in de toepassing van de Marxistische idealen. Na te zijn ontsnapt aan een eerste epuratiepoging uitgaande van geheime organisaties neemt zijn politieke carrière een definitieve wending in 1942. Hij werkte op het Kremlin aan de Directie voor oorlogsmateriaal onder de onmiddellijke autoriteit van Pamfilov en Stalin, en wordt tenslotte in Juli 1943 aangesteld als specialist voor de aankopen in Amerika. In April 1944, na 7 maanden op de Russische ambassade gewerkt te hebben, besluit hij de communistische partij te verlaten en 'de vrijheid te kiezen'. Enkele maanden nadien verschijnt zijn lijvig boek van 500 bladzijden. De twee essentiële thema's, die voortdurend tot uiting komen in Kravchenko's gedachten en verhalen (en die verdacht veel gelijkenis vertonen met de thema's van Ehrenburg aan de andere zijde, maar dan tegen Amerika, en ook best kunnen vergeleken worden met die van de Duitse overlopers vóór de oorlog) zijn de volgende: de uiterste zwakheid van het regime dat van de ene dag op de andere in elkaar moet storten; en de noodzakelijkheid om er zo vlug mogelijk mee af te rekenen. Klaarblijkelijke overdrijvingen worden door steller van het artikel in de Etudes opgemerkt: 'Ce n'étaient que gens couchés attendant la mort, enfants squelettes au ventre ballonné; ils avaient mangé leurs chiens, leurs chats, les rats, les oiseaux, l'écorce des arbres, et faisaient finalement cuire pour se soutenir, du crottin mélé d'herbes.' Verder worden zinsneden aangehaald als deze: 'Tant qu'un sixième de la population du globe demeure sous l'esclavage totalitaire, toute paix est précaire.' Kravchenko wordt nochtans voorgesteld als zijnde de woordvoerder van twee honderd millioen Russen aan wien het stilzwijgen is opgelegd. | |
[pagina 195]
| |
Een Amerikaan over de derde oorlog.Cord Meyer oud militair en U.S.A.-diplomaat, wil de vraag: 'Wat kost ons de vrede' beantwoorden met een enkel woord: 'de totale oorlog'Ga naar voetnoot(1). Zijn onderzoek en gedachtengang worden alleen sensationeel door zijn brutaal realisme en de wijze, waarop hij, volgens typisch Amerikaanse gewoonte, de ideologie wil binden aan feitenmateriaal. De feiten. Het atoomgeheim is niet gewaarborgd. Het is volledig ondenkbaar, dat Amerika zich ooit zou kunnen verdedigen tegen atoombommen of tegen duizendmaal sterkere oorlogstuigen, bacteriologische wapens en andere. De tegenstrever, - mogelijk, dus bij veronderstelling te kwader trouw, - zal alleen dan er tegen opzien tot de aanval over te gaan, wanneer hij weet, dat hij zich blootstelt aan een gelijkwaardige tegenaanval. De Verenigde Staten moeten dus hun leger, hun administratie, hun industrie en bevolking zo verdelen en organiseren, dat zij na de eerste vernietigende slag toch nog in staat zouden blijven om even hard of harder terug te slaan. Wat veronderstelt de voorbereiding van de totale oorlog? Niet alleen de 11 milliard dollar van Truman. Maar bovendien: het aanleggen van stocks moderne wapens in voldoende aantal en genoegzaam verspreid om aan de eerste vernietiging te ontsnappen; veilig houden van vitaal belangrijke regeringsinstellingen, administratieve diensten en essentiële verbindingswegen, die dan ondergronds moeten zijn aangebracht; verspreiding over heel het land van de oorlogsnoodzakelijke industriële centra, en terzelfdertijd het behouden van een minimum aantal inwoners in de steden (thans 45 millioen), om er de verdediging eventueel tot het uiterste te kunnen voortzetten; aanleggen van schuilkelders en onderaardse verbindingswegen; de Amerikanen - en dit zal voor hen het allerergste zijn - zullen zich moeten plooien naar de bevelen van de staatsleiding; de industriële vrijheid en zelfs de geleide economie zullen stilaan plaats maken voor de absolute staatsautoriteit; de private vrijheid zal moeten onderdoen voor de eisen der staatsveiligheid, waarvan de diensten zullen verplicht zijn onderzoeken in te stellen, arrestatie's te doen, mensen lastig te vallen, wanneer tegen hen klachten worden ingebracht, omdat de vijandelijke spionnagediensten en vijfde kolonne al te gemakkelijk de oorlogstuigen op voorhand zouden kunnen klaarleggen. De Amerikanen zullen al deze onaangenaamheden en inbreuken op de vrijheid met geduld willen verdragen, wanneer zij dikwijls genoeg te horen krijgen, dat het nu gaat om het bestaan of niet bestaan van Amerika, en wanneer zij voortdurend het concrete beeld van de tegenstrever voor ogen houden, de Sovjet-Unie. Als terloops geeft Cord Meyer hier een uitzicht vanuit zijn toekomsttoren, en nodigt de Amerikaanse lezers uit te overwegen: of zij de Sovjet-Unie niet precies datgene verwijten, wat zij zelf voor Amerika in alle logica en volgens militaire noodzakelijkheid in toepassing zullen moeten brengen. Absolute staatsautoriteit, veiligheidsdiensten, Gepeoe, verscherpt communisme, stalen tucht, is dat niet alles een gevolg van de angst om | |
[pagina 196]
| |
oorlog en de wil om de sterkste te blijven? In geometrische verhouding zal de oorlogsangst in beide landen stijgen tot aan het onontkoombare en fatale eindpunt. Het begin van de oorlog is overigens best in te denken zonder eigenlijke schuld van één der beide partijen: een maatregel, die door een tegenstrever, volledig te goeder trouw, als verdediging wordt opgevat, zal voor de andere gelijkstaan met een aanvalsdaad en een oorlogsverklaring. Eerste phase is de ontwikkeling der militaire voorbereidingen: een van de tegenstrevers bezit een wapen, dat de relatieve meerderheid voor hem verzekert, de andere bezit dit wapen niet. In dit stadium, thans verwezenlijkt met de atoombom, wordt reeds met nadruk de preventieve oorlog aangepredikt, onbeschaamd, door de beste politici en goede huisvaders. Alsof preventieve oorlog een ander begrip zou dekken dan aggressie, alsof de moord van de massa iets anders betekende dan de moord van ieder mens uit die massa. Tweede phase: beide kampgenoten bezitten gelijkwaardige moderne wapens, die evenwel nog geen absolute meerderheid verzekeren. De verleiding om het eerst te beginnen wordt sterker in de mate, dat men door een aanval de aanval of de tegenaanval van de tegenstrever zou kunnen voorkomen of ontzenuwen. Derde phase: één van beide of beide bezitten een wapen dat de beslissende meerderheid verzekert, bv. door de volledige vernietiging van de tegenstrever. Hier wordt de verleiding om de andere vóór te zijn onhoudbaar, een verleiding van iedere seconde, omdat ieder ogenblik een ogenblik te laat kan zijn. Cord Meyer besluit dan ook tot de morele zekerheid, dat de oorlog de logische en enig mogelijke uitkomst is van de ingeluide krachtproef der militaire voorbereidingen. Nog eenmaal stelt hij het geduld van de Amerikaanse lezer op de proef, met een zelfcritiek en breeddenkendheid, waartoe alleen de Angel-Saksers in staat zijn. Waarom, vraagt hij, onderzoeken wie eigenlijk verantwoordelijk is voor de huidige stand van zaken? De Russen verwijten de Amerikanen in hoofdzaak: gij hebt de atoombom, gij behoudt ze, gij wilt ze vroeg of laat tegen ons gebruiken. Op dit verwijt zouden wij tevergeefs willen antwoorden, dat de atoombom bij de Amerikanen in veilige handen rust. In veilige handen? vragen de Russen, hebt gij niet zonder noodzakelijkheid 120.000 burgers van een reeds verslagen vijand gedood met de atoombom? Van hun kant kunnen de Amerikanen even objectief, en met onbetwistbare onfeilbaarheid verzekeren, dat zij tegenover de Russen de uiterste grens der toegeeflijkheid bereikt hebben op alle tot nu toe bijeengeroepen conferenties. Van beider standpunt uit kan alleen de militaire macht nog in staat zijn de tegenstrever redelijk en murw te maken. De suggestie, die overblijft na dit orgelpunt van fatalisme, is de eeuwenoude beproefde regel van de grammatica 'si vis pacem' in zijn tegenstelling met het Evangelie. Typisch is het, dat, gelijktijdig met het verschijnen van dit artikel in Atlantic, de hoofdredacteur van Osservatore Romano, in vier, door vele tijdschriften besproken artikels, tot gelijksoortige conclusies komt. Graaf Giuseppe della Torre betoogde, dat Russen en Amerikanen als door een misverstand de indruk hebben, dat zij niet zouden kunnen leven in één en | |
[pagina 197]
| |
dezelfde wereld. Rusland vecht niet voor het communisme, maar voor de verdediging van zijn land. De Russische expansiezucht is een noodzakelijk gevolg van de oorlogsangst. Over hetzelfde onderwerp spreekt Einstein in een interview toegestaan aan Denis de RougemontGa naar voetnoot(1). De geleerde die veelal zeer communistisch genoemd wordt, verklaart hier o.m. het volgende: 'wat de situatie thans domineert, is het feit, dat de Russen zich de zwaksten voelen en weten, vooral vergeleken met de Verenigde Staten... Ik zie maar één oplossing. Het is deze: dat alle andere landen een sterke organisatie vormen zonder Sovjet-Rusland... Deze wereldorganisatie zal spoedig zo sterk zijn, als zij eenmaal verlost is van de tegenwerking of de sabotage der Sovjets, dat het niet lang meer nodig zal zijn enig geheim te bewaren. De Russen mogen er zoveel waarnemers bij hebben als zij wensen, officiële en andere. En het eind zal zijn - zij zijn niet zo dwaas als de Nazi's -, dat zij zullen begrijpen, dat het voordelig voor hen is zich aan te sluiten.' | |
Wie zal het overlevenArnold Toynbee, een der grootste thans levende geschiedschrijvers, beantwoordt bovengestelde vraag, naar de uitgever van Atlantic verzekert, met Olympische schranderheidGa naar voetnoot(2). Hij gaat uit van de veronderstelling, dat de huidige Westers georiënteerde mens de wereld beziet door de periscoop van een onderzeeboot en alleen nog oog heeft voor de Geschiedenis van het Westen, meer bepaald van de Christelijke Cultuur. Die geschiedenis is niet oud genoeg - een tiental eeuwen slechts - en omvat geografisch een al te klein gedeelte van de totale wereldoppervlakte. De Westerse mens vergeet, dat de wereld in zijn ontwikkeling juist daarom tot eenheid gekomen is, omdat de verschillende culturen op elkaar hebben ingewerkt door onderling contact, niet het minst door de relatief geweldige uitbreiding der Christelijke Cultuur. Die eenmaking en nog grotere eenheid in de toekomst is slechts denkbaar door het ineenstrengelen, aaneensnoeren, en op dezelfde dieptegrond meten van de culturen, die thans nog bestaan en die vroeger bestonden. De thans nog bestaande culturen zijn dan: de Christelijk-Westerse, de Christelijk-Oosterse, de Islam, de Indische en de Oost-Aziatische. Van welke mensen of van welk volk zal in de toekomst genoeg kracht en dynamisme uitgaan om die eenmaking van de wereld te verwezenlijken, op cultureel gebied, voortbouwend met het materiaal van de bestaande en vervallen culturen? De grote geschiedschrijver maakt een passend distinguo; ofwel komt er geen atoomoorlog, en dan hebben de Franssprekende Canadezen een kans; ofwel komt de atoomoorlog, en dan zouden, volgens de vroeger gangbare opvatting, de Pygmeeën en de Thibetanen het gemakkelijkst den dans ontspringen; volgens Toynbee echter zouden de inwoners van Midden-Afrika meer kans hebben om te overleven, sinds het Noordpoolgebied en het Hymalaya-gebergte grens geworden zijn van de twee mogelijke tegenstrevers. En wanneer géén mens zou overleven? Ja, dan... maar herbeginnen. | |
[pagina 198]
| |
Iets dergelijks is trouwens nog gebeurd in de loop der tijden. Reuzenvissen, ontzaglijk sterk en goed gewapend, hebben geleefd vóór driehonderd millioen jaar, en zij zijn allen gestorven. De reuzenreptielen hebben geleefd tussen 130 en 50 millioen jaren voor onze tijdrekening, maar ook zij zijn allen gestorven. Het zou natuurlijk jammer zijn, dat de mens die nog slechts ongeveer 100.000 jaar op aarde leeft het nù al zou opgeven, want op 800 millioen jaar leven op aarde is dat niet veel. Vooral niet wanneer we als vergelijkingspunt nemen de gevleugelde insecten, die het al ruim 250 millioen jaar hebben uitgehouden. Deze diertjes hebben trouwens de meeste kans om den mens op te volgen, als het er op aan moest komen. En Toynbee eindigt met deze vaderlijke vermaning: 'Het zal van U zelf afhangen of de mieren en de bijen later zullen zeggen: nou die mensen hebben maar net 100.000 jaar geleefd.' Toynbee is overigens een te groot historicus om niet het verschil in te zien tussen het ontstaan en het vergaan van de diersoorten en van het menselijk geslacht. Dit laatste heeft zijn lot in eigen handen. Zijn thesis is, dat een beschaving stand houdt, wanneer zij door wijs beleid weet te beantwoorden aan de grote levenseisen, de 'challenges' die haar op critische ogenblikken worden gesteld. We beleven ongetwijfeld een dezer critische momenten, en het hangt van het gebruik onzer vrijheid af, of we onze cultuur zullen redden van den ondergang, waarmee ze door onze eigen fouten wordt bedreigd. | |
Moraal en politiek.De huidige crisis zal niet overwonnen worden, indien de politieke leiders de grote morele waarden niet eerbiedigen, die in de politiek of staatsleiding betrokken zijn. Gustave Thibon stelt zich voor in een korte uiteenzetting de dualiteit moraal-politiek nog eens duidelijk af te lijnen, om er enkele aspecten, zeer oppervlakkig en origineel gekozen, van te belichtenGa naar voetnoot(1). Theoretisch, zegt hij, hebben moraal en politiek verschillende objecten. De moraal heeft tot doel, de normen vast te stellen welke de vrije activiteit can de mens moeten bepalen; de politiek heeft tot doel, de onafhankelijkheid, de continuïteit, en de welvaart van de staten te verzekeren. Daar de politiek echter, in tegenstelling met de moraal, rekening moet houden met factoren, die niet door de vrije wil van de mens kunnen worden beheerst, met uiterlijke omstandigheden, die, zoals de wind voor het zeilschip, de staatsautoriteit verplichten zijn koers te wijzigen, kan zij niet aan dezelfde normen gebonden worden als de vrije handelingen van de mens. De brutaliteit, de onrechtzinnigheid kan dus niet dezelfde kleur hebben in politiek en in de individuele moraal. De staat heeft bv. het recht om zich te verdedigen tegen de enkeling, zelfs met de meest brutale middelen; de staat kan in sommige gevallen verplicht zijn aan de rechtzinnigheid te kort te komen en de aangegane verbintenissen slechts te erkennen, voorwaardelijk, en rebus sic stantibus. 'C'est ce que veut eiprimer Richelieu en disant que tel individu qui se sauvera comme homme privé ne laissera pas de se damner comme politique.' | |
[pagina 199]
| |
Niet alles in de politiek bevindt zich echter buiten of boven de moraal. De deugd, de goede wil kunnen de politieke handelingen richten, op voorwaarde dat zij op afdoende wijze in de staatsleiding kunnen ingeschakeld worden. De werkelijke immoraliteit bestaat in politiek, wanneer die brutaliteit, het schenden van verdragen, de valsheid, niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met het welbegrepen algemeen welzijn, en zo oppervlakkig en kortzichtig worden aangewend, dat zij slechts een schijnbaar of tijdelijk succes kunnen verzekeren (Hitler). In de geschiedenis worden daarom ook die handelingen als immoreel bestempeld, die het kenmerk dragen van kortzichtige onrechtzinnigheid en nutteloos Machiavellisme. 'Autant dans l'ordre des intentions que dans celui des résultats, la haute politique et la vraie morale trouvent ainsi leur terrain commun.' De hier geschetste theorie van Thibon schijnt weinig aantrekkelijk, en zou wel tot gevaarlijke gevolgtrekkingen kunnen leiden, b.v. door haar gelijkenis met de theorie van de rechtvaardiging door de geschiedenis: iedere handeling is goed, die, achteraf gezien, in het belang van de staat is gebleken; maar Thibon tracht het evenwicht te herstellen: 'Mais de même que l'activité amorale du médecin rejoint par en haut la morale, en ce sens qu'elle doit être subjectivement ordonnée au bien général de l'homme, de même l'habileté technique de l'homme politique ne peut être humaine et bienfaisante que si, dans sa cause intérieure (souci du bonheur public) comme dans ses fruits apparents (équilibre et prospérité des Etats), elle se rattache à la morale.' Van zijn kant behandelt Emmanuel Mounier het onderwerp: 'Y a-t-il une justice politique?'Ga naar voetnoot(1) En ziehier, willekeurig naast elkaar geplaatst, enkele schakels van zijn gedachtengang: Het is proefondervindelijk vastgesteld, dat de oorsprong van alle rechtvaardigheidsdrang of van alle onrechtvaardigheidsgevoel, de primitieve weergave is van het voldoen aan of het tegenwerken van het instinct, van iets dierlijks dus, iets materieels en individueels. Maar de deugd van rechtvaardigheid begint pas, waar het instinctieve eindigt, daar waar b.v. het individuele eigenbelang plaats maakt voor het inzicht: dat de andere of de groep der anderen, evenwaardige of grotere belangen kunnen doen gelden. Het personalistisch inzicht van de rechtvaardigheid zal ons toelaten een ruimer begrip ervan te erkennen, waar ze ontspringt aan het individuele, op de drempel van het persoonlijke. De betrachting naar een hogere gerechtigheid, die telkens in grote crisisperioden tastbaar wordt, is altijd afkerig van het individuele, en heeft steeds de richting genomen van het meer algemene, steeds nader bij de collectieve doelstelling van de mensheid. De politieke rechtspraakGa naar voetnoot(2), die in deze crisisperiode zijn ontstaan vindt, is slechts rechtvaardig, indien zij aan deze doelstelling beantwoordt. Er zijn geen recente voorbeelden van politieke rechtspraak, die als zodanig voorkomt, die haar motieven niet doet steunen op een noodzakelijk te bereiken collectieve doelstelling. Zelfs de processen van Moscou zijn, in | |
[pagina 200]
| |
officiële lezing, niet zuiver politiek. Het Openbaar Ministerie heeft altijd beweerd, dat alleen de overtredingen van algemeen recht tegen de beschuldigden worden ingebracht: 'Zij zijn geen politici, maar een bende moordenaars en misdadigers', verklaarde Vichinsky op het proces Zinoviev-KamenevGa naar voetnoot(1). Een enkele maal vergist hij zich: 'Hier wordt een dodelijke strijd gestreden tussen twee programma's, tussen twee tegengestelde systemen, tussen twee onverzoenlijke richtingen...'. Ook de laatste voorbeelden van politieke rechtspraak zijn niet zuiver politiek; geen enkel politiek delict van collaboratie werd gescheiden b.v. van zijn betrekking tot een aanslag op de veiligheid van de staat, verraad, terrorisme. Men moet opklimmen tot de Franse Revolutie om het politieke delict als zodanig omschreven te zien. Bij het proces van Lodewijk XVI sprak Robespierre: 'Hier is geen sprake van proces... Louis was koning, de republiek is opgericht; dat zijn de feiten; met hun erkenning wordt de door U gestelde vraag beantwoord... Het proces van een tyran is de opstand; zijn veroordeling is het vernietigen van zijn macht; zijn straf is de losprijs voor de vrijheid van het volk.' Saint-Just sprak in dezelfde zin over Lodewijk XVI: 'Wij moeten hem niet veroordelen, wij moeten hem bestrijden... ik ken geen rechtsverhouding meer tussen koning en mensheid.' Waarop Robespierre kon besluiten: 'De regering van de Revolutie is het despotisme van de vrijheid tegen de tyrannie.' Zoals Robespierre anderszins aangeeft, zijn er omstandigheden, die de betrachting naar een hogere gerechtigheid door buitengewone middelen wettigen. Er is een duidelijk onderscheid tussen een constitutioneel regime, 'régime de la liberté victorieuse et paisible', en de revolutionnaire regering, 'guerre de la liberté contre ses ennemis'. De revolutionaire wetten en beslissingen arbitrair noemen, is ziekte en gezondheid op één lijst stellen... Hetzelfde onderscheid tussen een revolutionnaire periode en het uiteindelijk vrijheidsregime wordt gemaakt door de communisten, die de revolutie als voorwaarde stellen tot het vestigen van hun gemeenschapsideaal. Daarom is er ook een verschil in de behandeling van Mosley door Engeland, en die van een collaborateur door de maquis; het gevaar voor de gemeenschap was hierbij norm van de gerechtigheid. Mounier neemt aan, wat door de rechtsfilosofen ten zeerste betwist wordt, dat 'la justice de crise' is: 'une justice de salut public', in tegenstelling met het gewone strafrecht 'waarvan het opperste en uiteindelijk doel moet zijn het individu te bevrijden van zijn misdaad'. En hier wordt de scholastiek ter hulp geroepen - men voelt zich tenslotte toch veiliger onder haar toevlucht, zelfs wanneer men niet van zin is haar te eerbiedigen - Heeft ook zij niet het onderscheid gemaakt tussen de rechtvaardigheid die individueel is of distributief (vereist voor het individu in naam van het individueel welzijn) en de rechtvaardigheid, die algemeen is of wettelijk, toegepast in naam van het algemeen welzijn? Aan welke norm zal men tenslotte erkennen, dat in een politiek proces | |
[pagina 201]
| |
een grondig verlangen naar rechtvaardigheid aanwezig is, die het algemeen welzijn, de collectieve doelstelling, boven het privaat welzijn stelt? Een norm aanvaarden slechts die ideologieën die een bepaalde finaliteit in de geschiedenis erkennen. Niet, bv. de aanhangers van Sartre; voor hen wordt de geschiedenis op ieder ogenblik afhankelijk gesteld van de zinloze vrijheid van het individu, want geen gemeenschap of autoriteit transcendeert het individu; iedereen speelt zijn spel, de ene wint, de ander verliest, in naam van welke finaliteit zou de een de ander mogen veroordelen? Merleau-Ponty verbetert dit existentialisme, waar hij beweert, naar Hegel, dat een progressief sterker wordend accoord der verschillende individuele vrijheden, de individuele vrijheid tenslotte toch zal richten; de mogelijke finaliteit van de geschiedenis kan aldus, op dit ogenblik, tastbaar verwezenlijkt zijn in het Marxisme. Het Marxisme en het Christendom (waarom niet op dezelfde lijn) wijzen naar een finaliteit in de geschiedenis. Het Marxisme zal een politiek tegenstrever veroordelen, omdat hij het tot standkomen van de eenvormige, klassenloze maatschappij in de weg staat. De Christen erkent een andere finaliteit, die niet materialistisch is, niet van deze aarde, en naar een persoonlijke doelstelling gericht. Een Christen zal daarom altijd een tweede, een reserve-oordeel voor zichzelf behouden, naast het oordeel, dat hij verplicht is uit te spreken volgens de rang van zijn burgerschap. 'Hij kan Pétain veroordelen in naam van de wettelijke gerechtigheid, en toch terzelfdertijd, voor zichzelf, veronderstellen, dat hij misleid werd door zijn milieu, zijn ouderdom of zijn hartstocht, dat hij rechtzinnig was in zijn opzet, 'et qu'une autre justice absout.' Nog een woord van Robespierre wordt aangehaald (en die kon het weten): 'hoe sterker de macht van de revolutionnaire regering, of hoe sneller en hoe meer ongebreideld haar optreden is, des te meer moet zij door goede trouw worden geleid.' De politieke gerechtigheid en rechtspraak kan tenslotte alleen door de persoonlijke waarde van de rechters haar doelstelling verwezenlijken. | |
'ten afscheid'Er is iets pijnlijks aan dit opschrift op de voorpagina van 'Hogeschool en Voile', algemeen wetenschappelijk maandblad, waarbij wordt aangekondigd dat dit nummer, 6, het laatste zal zijn. 'Zeer teleurstellend... is het antwoord van het zg. algemeen ontwikkelde publiek geweest op onze poging, de uitkomsten in bevattelijke vorm voor leken uiteen te zetten en daarbij een voldoend hoog niveau te bewaren... Er schijnt een algemene geestelijke vermoeidheid, als gevolg van de oorlog te bestaan, die hoogst bedenkelijk is, nu meer dan ooit geestelijke energie nodig is, om ons uit de inzinking waarin land en volk verkeren, op te heffen'. Wanneer dit de rede is, betreuren wij ten zeerste het afscheid van dit hoogstaand blad. |
|