| |
| |
| |
Het vorstelijk Geschenk van Franz Cumont
door Franz De Ruyt
Dit artikel over het geschenk van Franz Cumont aan de Belgische Academie te Rome was reeds opgesteld, toen ons onverwachts het overlijden werd meegedeeld van deze geleerde, de 20ste Augustus, 1947, in zijn 79ste levensjaar. Het grote wetenschappelijk prestige van deze beroemde historicus der godsdiensten van de Oudheid is alom erkend. Veel van zijn boeken Werden verscheidene malen heruitgegeven en vertaald, bv. Les Mystères de Mithra, Les Religions Orientales dans le Paganisme Romain, After Life in Roman Paganism, l'Egypte des Astrologues, Recherches sur le Symbolisme funéraire des Romains etc. Zijn invloed in de Academies van Parijs, Rome en Brussel, zijn raadgevingen die hij aan zoveel geleerden uit alle landen verstrekte, en vooral zijn goedheid jegens de jeugd, zijn algemeen bekend.
Lange tijd beschouwde men Franz Cumont als een agnosticus, maar op het einde van zijn leven keerde hij terug tot de Katholieke Godsdienst, die hij openlijk beleed op de 7e Mei ll. in zijn publieke rede bij de inhuldiging van zijn bibliotheek in de Academia Belgica. Wanneer Franz Cumont gedurende zijn laatste levensdagen niet bezig was met het corrigeren van de proeven van zijn laatste werk Lux Perpetua, mediteerde hij over de diepzinnige gedachten uit de Navolging van Christus. De bladwijzer liet na zijn dood het boek openvallen bij het hoofdstuk: 'Over de lagere gevoelens van zichzelf in tegenwoordigheid van God'. Deze houding van een groot denker, de volmaakste humanist sedert Justus Lipsius, zal met vreugde door alle Christenen worden begroet. Naast zijn wetenschappelijk werk schenkt Franz Cumont aan België zijn rijke boekenverzameling, die veel zal bijdragen tot de ontwikkeling der werkzaamheden van onze Belgische Academie te Rome.
Bij het overlijden van deze edelmoedige geleerde past hem geen betere hulde dan de blijken van diepe erkentelijkheid, die België verschuldigd is aan zijn nagedachtenis.
De recente inhuldiging van de prachtige bibliotheek, die door een groot Belgisch geleerde, philoloog, oudheidkundige en historicus, de heer Franz Cumont, aan de Belgische Academie te Rome werd geschonken, verdient de belangstelling, door het belang van de gift zelf, de gevolgen voor de werking onzer Belgische Academie te Rome en ook door het zeldzame gebaar van een geleerde, die op het einde van zijn leven een schat van boeken wegschenkt, welke hij in de loop van zijn vruchtbare en schitterende loopbaan heeft samengebracht.
De Prinsen en de Pausen uit de Renaissance, zoals vroeger de Helleense vorsten en heden ten dage enkele Amerikaanse mecenas, aarzelden niet aanzienlijke geldmiddelen te besteden aan de samenstelling van grote bibliotheken, die hun naam onsterfelijk hebben gemaakt, veel meer dan de politieke twisten. In Italië en voornamelijk te Rome vindt men zulke verzamelingen van kostbare boeken in overvloed, die door de barbaarsheden van de laatste wereldoorlog niet al te zwaar geschonden werden. Naast de rijke Italiaanse bibliotheken en deze van het Vatikaan werden in de loop der laatste honderd jaar Instituten voor geschiedkundige en archeologische
| |
| |
navorsing te Rome opgericht door de meeste landen met een hoge kultuur.
Men weet, dat België er een eervolle plaats bekleedt, sinds de aanvang dezer eeuw, ten gevolge van de oprichting van het Belgisch Historisch Instituut te Rome. De stichter hiervan was de geleerde Leuvense professor, Kanunnik Alfred Cauchie, die ten gevolge van een jammerlijk ongeval te vroeg om het leven kwam, en nu rust onder de schaduw van St. Pieter. Het Belgisch Historisch Instituut te Rome verzorgde onder de leiding van Dom Berlière, van Godefroid Kurth, vervolgens van Henri Pirenne en heden ten dage van Joseph Cuvelier en Burggraaf Charles Terlinden, de publicatie van talrijke archieven, die betrekking hebben op onze nationale geschiedenis. Door het huwelijk van de dochter van Koning Albert I met Prins Umberto van Italië, kwam te Rome de oprichting tot stand van een tweede Belgische instelling voor wetenschappelijk onderzoek: de Nationale Stichting Prinses Marie-José, gewijd aan de studie der betrekkingen op kunst-gebied tussen Italië en de oude Nederlanden.
Men kan echter te Rome niet verblijven, zonder deel te nemen aan de studie van de Oudheid, en in het kader van het Belgisch Historisch Instituut werd een afdeling voor classieke philologie, oudheidkunde en geschiedenis opgericht, die een eerste boekdeel uitgaf in 1933. Deze inspanning was des te verdienstelijker op dat ogenblik, daar zij zich ontwikkelde, dank zij het werk van baanbrekers, in een betrekkelijk arme en sobere omgeving, zonder een werkelijk doelmatige steun van de kant der openbare besturen en zelfs zonder voldoende morele bescherming der intellectuele Belgische kringen. Indien de initiatieven van deze enkele Belgische geleerden te Rome niet voortdurend waren ondersteund en beschermd gedurende de ontelbare moeilijkheden der jaren van crisis en van oorlog, door de immer getrouwe toewijding en de aanstekelijke geestdrift van de secretaris der voornoemde instellingen, Monseigneur Maurice Vaes, die onophoudelijk de Comité's, de jonge geleerden en de verantwoordelijke besturen aanwakkerde, dan zouden de Belgische centra voor wetenschappelijk onderzoek te Rome meer dan eens groot gevaar hebben gelopen te verdwijnen.
Ik heb, op de Piazza Rusticucci, op de derde verdieping, vervolgens op de eerste, het kleine appartement gekend, waar de bescheiden maar uitgelezen bibliotheek was ondergebracht, die de Belgische wetenschap in de Eeuwige Stad vertegenwoordigde. Er werd daar goed gewerkt en vaak kwamen markante vreemdelingen er een boek halen, dat elders onvindbaar was. In een kleine salon vergaderde soms het puik van die onvergelijkbare 'internationale' van historici en archeologen, die men slechts te Rome kan ontmoeten. Belgische geleerden, meesters en leerlingen, bespraken er de resultaten van hun studies. Maar toch was de inrichting weinig schitterend in vergelijking met de Romeinse instituten van andere landen, zoals het paleis der Roemenen, het aardig huis der Nederlanders, zonder de prachtige paleizen te vergeten, waar onze collega's uit Frankrijk, Engeland en de Verenigde-Staten zijn ondergebracht.
Een Belgische Minister van Openbaar Onderwijs, Graaf Maurice Lippens, pijnlijk getroffen door deze toestand tijdens een reis naar Rome, nam de maatregelen, die zich opdrongen, met al de energie, de volharding
| |
| |
en het gezag die deze grote staatsman kenmerkten, en in 1939 werd een groot gebouw, licht en luchtig, smaakvol versierd, voorzien van studio's en gerieflijke diensten, van zalen voor de bibliotheek, de voordrachten, de concerten en de tentoonstellingen, ingehuldigd op de 'Valle Giulia', een stadsgedeelte van Rome, dat voor dergelijke Instituten is voorbehouden.
De 'Academia Belgica' verheft nu de soberheid van haar klare lijnen en de gastvrije massa van haar indrukwekkende boekdelen, echter zonder de minste aanmatiging, naast de Nederlandse, Zweedse en Roemeense Instituten, recht tegenover de Engelse Academie, en tussen de Musea van Etruskische Kunst en van Moderne Kunst.
Ten einde in dit nieuwe kader de bestaande inrichtingen te coördineren, vreemde artisten te onthalen in aangepaste werkplaatsen en aan al de culturele activiteiten van België te Rome de gewenste uitbreiding te verzekeren, werd een Beheerraad opgericht, waarvan het voorzitterschap werd toevertrouwd aan de grote Belgische geleerde, de heer Franz Cumont, die gedurende vele lange jaren reeds een werkzaam leven leidde, nu eens te Parijs, dan weer te Rome. De beroemde godsdienst-historicus was reeds meerdere malen een grote steun geweest voor onze instellingen te Rome, door de uitstraling van zijn wetenschappelijk prestige, maar vooral omdat de jongeren altijd mochten rekenen op de meest welwillende ontvangst, de kostbaarste raadgevingen van zijn verlichte, immer aanmoedigende leiding, en op een geestelijke steun, waaraan meer dan één onder ons het succes van zijn carrière te danken heeft.
Het hoge beschermheerschap van onze nieuwe 'Academie', die heden onder de effectieve leiding staat van een hoogstaand geleerde, historicus in het Romeins Recht, de heer Fernand De Visscher, professor aan de Universiteit te Leuven, kon in geen betere handen berusten. Sedert de bevrijding kende ons 'Romeins tehuis' een mooie activiteit, die bloeiender is dan ooit. Historici, philologen behorende tot de elite onzer Universiteiten, zetten hun onderzoekingen voort in de archieven van het Vatikaan, en de bibliotheken van Rome, Florence en Bologna. Een cyclus van openbare redevoeringen werd ingericht, waaraan Belgische en vreemde geleerden deelnamen, handelend over historische of archeologische onderwerpen. Zo had men de gelegenheid op het spreekgestoelte van de Belgische Academie te Rome tijdens het jongste academisch jaar te kunnen toejuichen, Burggraaf Charles Terlinden, Dhr. Fernand De Visscher en schrijver van dit artikel, alle drie professoren aan de Universiteit te Leuven, Dhr. Sjoqvist, directeur van het Zweeds Instituut te Rome, kanunnik De Bruyne, directeur van het Pontifikaal Instituut voor Christelijke Oudheid, en Dhr Josi, directeur der archeologische opgravingen bij het Vatikaan.
De uiteenzetting van deze voorafgaande feiten was noodzakelijk, wil men begrijpen in welke aaneenschakeling van feiten zich het groot gebaar plaatst van Dhr. Franz Cumont ten voordele van de Academia Belgica. Hij heeft niet alleen zijn boeken vermaakt aan onze Belgische bibliotheek te Rome, maar heeft dat willen doen, terwijl hij nog in leven was; zijn boeken, die hij, geduldig, in de loop van een lange en schitterende loopbaan,
| |
| |
geheel in dienst van de wetenschappelijke navorsing, zo oordeelkundig mogelijk had uitgekozen of gekregen van zijn collega's uit de hele wereld; zijn boeken, die ten grondslag liggen aan zovele scheppende werken, zijn gezellen tijdens zovele eenzame meditaties in zijn keurig verblijf op de hoogste verdieping van een groot gebouw op de Corso d'Italia, van waaruit men het prachtige bladerenspel overziet van de Villa Borghese; zijn boeken, waarvan hij zo hield, heeft hij zelf willen schenken, in een grootmoedig gebaar van zelfverloochening, opdat zij zouden dienen voor de jonge geleerden uit alle landen, en vooral van België, in onze Romeinse bibliotheek.
Welke sublieme les schuilt er niet in het vrijwillige offer van een geleerde in volle roem, die wil vermijden - zoals hij het verklaarde in zijn roerende boodschap - dat die boeken na zijn afsterven, zouden gaan naar hen, die 'met fortuin begunstigd zijn' en niet naar hen die ze het best kunnen benuttigen! De belangrijke verzameling, die door de heer Franz Cumont geschonken werd, weerspiegelt op een bewonderenswaardige wijze de fijnheid van smaak, de uitgebreide eruditie en de wijsheid der critische methodes van de grootste Belgische humanist onzer tijden. Men vindt er philologie naast oudheidkunde, geschiedenis der instellingen naast studie der godsdiensten, want alle inlichtingsbronnen over het leven der Ouden moeten vergeleken worden, wil men, volgens de goede methode, ertoe komen in hun complexiteit, al de aspecten te begrijpen van een veelvormige beschaving. De tijd is lang voorbij, toen de philologie zich beperkte tot de studie der Grammatica en der Etymologie, terwijl zij de figuurlijke bronnen miskende, op gevaar af de Oudheid op te vatten als een dorre wereld zonder leven; toen de oudheidkunde behagen schepte in het klasseren van iconografische bijzonderheden, in het redetwisten over techniek en stijl, zonder er maar enigszins aan te denken de monumentale werken in hun historisch kader te plaatsen. Alleen door de letterkundige teksten én de evolutie, zowel van de gedachten als van de feiten, samen te zien, wordt hun waarde duidelijk. De ware humanist kan deze verschillende onderzoeken verenigen in een volledige synthese, zodat de archeologische gegevens steunen op teksten, en de letterkunde door middel van de rechtstreekse documenten, door de monumenten geleverd, wordt verlevendigd. De heer Cumont heeft op een prachtige wijze door geheel zijn werk de noodzakelijkheid bewezen van een dergelijke methode, waarvan ook zijn uitgelezen bibliotheek getuigt. Alle boekdelen, alle kleinere werken zelfs, bezitten een wetenschappelijke
waarde, al de vakken, die bijdragen tot de volledige studie der Oudheid, zijn vertegenwoordigd.
De waarde van een dergelijke boekenverzameling kan enkel geschat worden aan de hand van de uitzonderlijke diensten, die zij bewijst aan de geleerden, die haar gebruiken met het oog op de vooruitgang van de wetenschap. Nochtans heeft men de handelswaarde van de bibliotheek Cumont in cijfers willen uitdrukken: een deskundige heeft dit cijfer vastgesteld op ongeveer veertig millioen.
Wat een uitzonderlijke kans voor onze jonge geleerden vrij te kunnen beschikken over dergelijke schatten! Zijn de studenten, die een studie- | |
| |
beurs hebben weten te bemachtigen, niet te benijden, nu zij zo gemakkelijk zullen kunnen werken, in het verrukkelijke kader van de 'Academia Belgica' en met volle handen zullen kunnen putten in die omvangrijke en kostbare documentatie? Daarbij komt nog, dat dit studiecentrum zich bevindt in Rome zelf, in het hart van de latiniteit, in een stad vol bibliotheken en Belgische en vreemde instellingen, die allen dezelfde doeleinden van historische en archeologische onderzoekingen nastreven.
Sedert de oprichting van het Fonds Cumont, dat op 7 Mei ll. plechtig werd ingehuldigd, neemt de bibliotheek van de Academia Belgica een vooraanstaande plaats in onder de hoge culturele Romeinse instellingen; zij zal het bezoek ontvangen van een immer stijgend aantal vreemdelingen en zal er machtig toe bijdragen de faam van ons land op wetenschappelijk gebied hoog te houden en vruchtbare intellectuele betrekkingen te smeden tussen deze hoogstaande bezoekers en onze jonge geleerden.
Maar door het aanvaarden van dit koninklijk geschenk, dat ons land tot eer strekt, heeft België zich de plicht opgelegd, niet alleen dit prachtig centrum van onderzoek te bewaren, maar het te onderhouden en te doen gedijen. Een zo belangrijke bibliotheek eist personeel, contrôle en aangepaste credieten, ten einde volledig aan de hoge doeleinden van de schenker te beantwoorden. Onze Universiteiten en al de beschaafde kringen van het land zullen het als hun plicht beschouwen voor onze 'intellectuele ambassade' te Rome het budget op te eisen, waarop zij door haar hoedanigheid en het belang van de diensten, die zij geroepen is te leveren aan onze jonge geleerden en onze grootste meesters, recht heeft.
|
|