Strijt van Roncevale
(1902)–Anoniem Strijt van Roncevale– Auteursrecht onbekend
[pagina 71]
| |
Hoe Rolant Gode badt dat hi hem een fonteyne verleenen wilde, dwelck hem also gheschiede.ALs Rolant hemselven dus vermoeyt had ende hi van den ridder Boudewijn niet en vernam so badt hi Gode mit groter devocie wt ynnicheit sijnder herten betrouwende in de goedertierenheit Gods als dat hi hem eenige vochticheit verleenen wilde om sijn wtgedroochde herte mede te laven. Als hi zijn gebet dus voleynt hadde so sach hi bi hem een schoon fonteyn springende wt eenen marmorsteen daer noyt te voren gheen en was. Als Rolant dit schoon mirakel sach dancte hi God van sijnre gracien, ende si loopt noch ter tijt opten Roncevale. Als hem Rolant metter fonteynen dus gelaeft hadde so voelde hi wel dat sijn leven corts eynden soude, doe nam hij met groter flauten den horen aenden mont ende blies met sulcke cracht dat hem die hersenen ontliepen ende viel in onmacht tusscen vier marmorsteenen. Dit siende een Sarazijn wel meynende dat hi doot geweest hadde so quam hi haestelijc derwaert ghelopen om Rolants sweert ende den horen te nemen. Maer eer hi sijn opset conde volbringen so bequam Rolant vander onmacht ende sach dat die Sarazijn sijn wapen wech wilde dragen. Doe stont hi op ende nam den horen in zijn hant ende sloech den Sarazijn op sijn hooft dat hi doot ter aerden viel ende dat sinen horen scoerde vanden groten slach. Daer na nam hi sijn sweert ende sloech dat op eenen marmorsteen om datter geen kerstenen mede verslagen en souden worden vanden ongeloovigen. Vier reysen sloech hijt opten steen ende cliefde den steen, mer hi en conde dat sweert niet ghebreken hoe veel arbeyts dat hi daer toe dede so fijn wast van stale. |
|