Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] [Ach! bedrieg lijke zucht] Toon: Derde Carileen. ACh! bedriegelijke zucht, Die de ziele’ op 's doodts kielen’ knagend' tucht, En 't gewifzen zoo bestrijdt, Dat de ziel noch een droeve schipbreuk lijdt; Hoe beheerscht ghy zoo dat hert Van die geen, die 'k bevryden dik van smert? En aan wien ik plicht en trou, Als plicht schuldig, schenken wou, Schoon ik iet’ min als niet’ voor mijn diensten hebben zouw. 2 Weer ghy wel, hoe 'k meenig werf Heb verlaaten’ 's levens staaten’ ja mijn erf? Om 't verlooren wollig vee, [pagina 275] [p. 275] Van uw' kudde, weêr te brengen in haar steê; Die ik, door mijn noodt-lot, vondt, Door 't geluidt van zoo u wel bespraakten mondt; Dit is, Hemel, nu mijn loon! Een vervloekte en snoode hoon. Is dit niet’ een verdriet?’ ach! ik klaag het aan de Goôn. 3 Maar ik weet, en 't is gewis, Dat den Hemel’ u gewemel’ kenlijk is; Doch indien ghy 't recht bemindt, En mijne zaak voor u gerechtig vindt, Zoo beloont, op 't onverzienst, Noch mijn lang geplaagd' en will'ge dienst; 'k Weet u hert mijn vonnis spreekt, Schoon u tong mijn recht verbreekt; Maar, ey! keer’ denk op eer’ eer u 't recht geheelversteekt. [pagina 276] [p. 276] 4 Op dat ik u Schaapjes weêr Hellep spijzen’ en bewijzen’ zoo veel eer, Als mijn trouw en plicht begeert; Maar ik twijffel ghy in uw' boosheidt keert: Want u al te schoone schijn Moet voor and'ren ook wat bestreeken zijn; Woorden, zonder gunst, Is voorwaar by u geen kunst; Maar bedrog’ is het; doch’ niemandt veinst zich vrund om zunst. I.d. Groot. Vorige Volgende