Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt
(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
Voor de Troon’ van de Goôn’ en quam dalen
Aan d'Amstels water - kant;
Daar vondt hy niet als vreugd
Van al de jonge Jeugd,
Die om prijs’ op het ys’ gingen pralen;
Dies was hy zeer verheugd.
2 Doen tradt de guit van 't landt;
Maar 't ys gevoelt zijn brandt:
Want het kraakt’ midts het smaakt’ al de hetten;
Doch elk boodt hem de handt.
Maar zie eens hoe Garrint
Gruzellas Schaatzen bindt,
En zy rijdt’ nu met vlijt’ om te letten
Wie Kloris heeft bemindt.
3 Doch Venus dartel wicht
Schonk, rijend', haar een schicht;
| |
[pagina 253]
| |
Schoon zy vlood'’ voor de schoot’ 't kon niet baten,
Hy hieldt haar in 't gezicht:
En met quam Galatée,
Met Kloris, in een sleê;
Ja! met klank’ en gezank’ uitter-maten;
Daar wou het boefje meê.
4 Zoo haast hem Kloris zag,
Sprak hy, met droef geklag:
Minne-boô’ Kupido’ gun mijn waarde,
En mijn, God Hymens-dag.
Het ys gaf krak, op krak;
't Was of al 't çierzel brak
Door 't gedruis’ en 't gebruis’ van de Paarde':
Want elk na d'eere stak.
5 Daar zat dat naakte kindt
By die, die Kloris mindt;
| |
[pagina 254]
| |
Of zy lacht’ al zijn kracht’ moet ze lijden,
Veel meerder als Garrint.
De dolle Faëton,
Noch Voerman van de Zon,
Kost zo fel’ noch zo snel’ doen niet rijden,
Als Kloris hengst nu kon.
6 Met dat hy dus braveert,
De vreugd wel haast verkeert:
Want het dier’ kost het vier’ ook niet stelpen:
Want liefd' het al regeert.
Het paart dat holt, en smijt
Zijn vracht daar in een bijt.
Kloris riep’ yder liep’ om te helpen.
Foey! zey hy, wat een spijt.
7 De Bruidt haar keurs was nat.
Al Kloris tuig bespat.
| |
[pagina 255]
| |
Door de trouw’ kon geen kouw’ plaatze krijgen;
Voort reedt men naar de Stadt.
Kupido vloog om hoog;
Al 't volk had hem in 't oog:
Met geschreeuw’ en met sneeuw’ zy hem dreigen;
Maar 't guitje haar ontvloog.
8 Doen ging dat lieve paar
Naar 't onbevlekt Altaar;
Ys noch bijt’ haar niet scheit’ maar het trouwen
Verbondt haar aan elkaâr.
Al d'Amsteldamze jeugt
Die toonden veel geneugd;
Yder quam’ op den Dam’ om t'aanschouwen
Kupidoos Winter-vreugd.
J.v. Breen.
|
|