Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt

[p. 240]

[Phoebus straalen]

Toon: Ballet de bronk-horst, &c.

PHoebus straalen

Komt çiert het hooft van zoo een zoete beeldt:

Laat doch daalen

Uw' gunst, die met de Minne-godt zoo speelt;
Ghy die hart’ in liefde heel verwart,
Dat al mijn zinnen,
En al 't beminnen,
Mijn overwinne
Het hart en ook de ziel:
De ziel’ de ziel’ die in liefde heel verviel.

2 Waarde Roozen,

[p. 241]

 

Ziet hoe Kupido, dat dartel dier,

 

In Herders bloozen,

 

Hoe langs hoe meer ontsteekt het liefdens-vier

 

Van uwe lonken’ ô! heete vonken

 

Die mijn verteert,

 

En overheert,

 

Tot dat het deert

 

Den Amstels Waater-godt,

 

Waater-godt’ Waater-godt’ ik ben aan min geknot.

 

3 Aardts-gewemel,

 

Draait doch wat dra Jupijns zonne-radt

 

Aan den Heemel;

 

Ja! zoo snel, dat ik deez' Goddin eens omvat:

 

En laat mijn kuszen’ en ook weêr bluszen

 

Aan mijn Goddin;

 

Die al de zin

[p. 242]

 

Brengt tot de Min,

 

Door haar zoet gezicht,

 

Gezicht’ gezicht’ daar al het schijnzel voor swicht.

 

 

 

A. de Haas.