Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Hulp, en ondankbaarheidt. Toon: Courante Messieurs., &c. IK vondt mijn waarde Zilvia eens rusten, Onder 't schauw van d'Elzen, voor de zon; Daar ik mijn lusten’ opgetoogen von. Zy was heel vast in slaap geraakt; Mijn geest wierdt heel (haar zo te zien) vermaakt. Ik vondt my gans vernoegt en bly. 'k Zeeg neêr, in 't gras, aan haare zy. 2 Haar wangen gloeiden als twee varze roozen; 'k Had 'er strakx te vooren een geplukt, En door 't schoon bloozen’ haar de struik ontrukt: Maar dees verloor terstondt de kleur, [pagina 145] [p. 145] (Mijn lief aanziende) en met een haar geur. Haar voor-hooft scheen des liefdens troon; Haar hairen als een goude kroon. 3 Ik zag 't beweegen van haar zoete lippen, Waar na d'adem ('k zeg de zoetste geur) Zacht aanquam slippen’ en daar speelden deur. O! Goôn, hoe was mijn ziel vervoert; 'k Was even als een beeldt, dat zich niet roert. 't Koraal haars lipjens dooden my, En brachten m' in een slaverny. 4 Daar op quam strakx een honing - dief gevlogen, Die zich zetten op het schoon robijn; En heeft gezoogen’ (o! het was m'een pijn) De Nectar-dauw haars zoete mondt; Die hy veel beter als de bloemen vondt. Ik sloeg hem op. hy vlucht' ook dra; [pagina 146] [p. 146] Maar quetst, en laat den angel na. 5 Zilvi ontwaakte wat voor snoode parten (Harder, zeyze) hebt ghy my gedaan? Ik voel iets smarten’ ach! wat gaat my aan? Ey! Harder, help, ô! wat een smert; De pijn die gaat my, oey! tot aan mijn hert. Voort, haastje: want ik ben in pijn. Geneest my; 'k zal dan uwe zijn. 6 Hier op geboodt de liefd' mijn haar te kuszen. 'k Zoog den angel weeder uit haar mondt. 'k Vond ondertuszen’ dat ik was gewondt. Ik riep; maar niemandt gaf gehoor, Tot ik, van ondult, schier mijn geest verloor. Zilvi ging weg. ik bleef alleen, Verzelt met zuchten en gesteen. P.N. Vorige Volgende