Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt(1655)–Anoniem Stootkant of nieuwe-jaars-gift, aan de Amstelsche jonkheidt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Droom-zuchjes Stem: Laast als de nacht-goddin Diáán. IK lag lestmaal eens in het groen, Alwaar ik docht mijn slaap te voên, Beschaduwt onder Linde-boomen, In liefde heel verwart Geraakte ik aan 't droomen, Het geen my ging aan 't hart. 2 Al zingende mijn Klooris quam, En niet als Roos en Bloempjes nam, En vlocht daar van een cier'lijk kroontje, [pagina 15] [p. 15] En zy dit eêl gewas Ontnam mijn Venus Zoontje, En verdween wêer ras. 3 Zy boog haar knietjes nevens my, En leidt haar hoofje aan men zy, En kroop allangs hoe meer hoe nader, Ik hiel men doe als doodt. Zy riep: o! o verrader! Ey! ziet ik ben in noodt. 4 Hoe benje nu, ey! zeg, zoo koel, Daar 't nochtans is zo heet en swoel; Ik brand alree van 't vuur der minne, Waar uit d'liefd' ontstaat. Het is u Herderinne Die u nooit verlaat. 5 Ik maakte u hayr een Rooze - hoet, [pagina 16] [p. 16] Waar op de frissche douw noch vloedt, Toen rees zy op en teeg aan 't vluchten; Strakx was mijn slaap gedaan. 'k Riep met droeve zuchten, O droom! ik ben verraan. 6 Maar ziet, mijn Klooris die was weg Geschuilt achter een groene heg, Ik vloog terstondt toe na haar wooning; Daar zy mijn is ontmoet Met vrindelijk belooning, Die mijn was zo zoet. 7 Hoewel sy eerstmaal scheen heel gram, Doe ik uit slaap'rig droome quam; Maar toenze 't klagen van mijn Droomen Van mijn eens had gehoort, [pagina 17] [p. 17] Zo is zy zonder schroomen, Door meè-ly' mêe bekoort. UIT. Le Lievre. Vorige Volgende