De Stijl 2 1921-1932
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermdP. Mondrian
| |
[pagina 396]
| |
den oorlog heeft een haken er naar in dezen tijd veroorzaakt. De rijkgeworden ‘ongecultiveerden’ hebben niets over voor gecultiveerde (abstracte) kunst. De gecultiveerden zijn of geestelijk verslapt door materieelen welstand of materieel onmachtig. En zoovele redenen meer maken dat zij logisch is, de windstilte, de teruggang van thans, en noodzakelijk - dus goed. Een verder stadium van het nieuwe wordt voorbereid. Tegen de tijdelijke schijnbare stilstand en teruggang protesteeren we dan ook niet. Maar we protesteeren tegen de verraderlijke houding der voorgangers van het nieuwe. We protesteeren er tegen dat velen hunner het nieuwe met het oude gelijkstellen. Het is mogelijk dat velen te goeder trouw zijn. Dat hun kracht tot en inzicht in het nieuwe slechts tijdelijk geweest is en begrensd tot een bepaalde hoogte. Maar dan zijn zij met de nieuwe idee niet geheel één geweest: intuitief hebben zij haar dan gedeeltelijk gerealiseerd. Hoe het zij, verstaan we onder ‘nieuwe’ abstracte kunst, zoo zijn er kunstenaars die de nieuwe kunst loochenen. Zij zeggen ‘geëvolueerd’ te zijn maar gaan terug van de hoogte waarop zij stonden. Of ook, zij zeggen: kunst evolueerd niet; de oude kunst is als de nieuwe. Evenwel behoudt hun werk een schijn van nieuw. Uit intuitieve voorkeur hebben zij het nieuwe niet geheel kunnen loslaten - om niet te spreken van hen die bang zijn het vertrouwen van het publiek te verliezen bij algeheele teruggang. Hoe dan ook, zij vertroebelen de scheiding tusschen oud en nieuw, tusschen natuurlijke - en abstracte kunst. Ontwijfelbaar is de hoofdoorzaak van dit alles de materieele dwang. Het moeten storen aan den koopkrachtigen. Maar ondanks alles bestaat de mogelijkheid om oud en nieuw te blijven scheiden, om ‘zijn kunst’ zuiver te houden. De mogelijkheid om buiten zijn metier geld te verdienen is voor den kunstenaar wel niet groot Evenwel, verlangt het koopkrachtig publiek een naturalistische kunst, zoo kan hij deze maken, door zijn kunstenaarsschap, afgescheiden van ‘zijn’ kunstGa naar voetnoot(1). Loochenen kunstenaars thans de nieuwe idee, kunstkritici en kunstkoopers doen het nog meer. Zij staan meer direct onder den invloed van het publiek. Zij zeggen openlijk dat de abstracte kunst alleen gediend heeft om de naturalistische op een hooger plan te brengen. Dat het nieuwe dus middel, niet doel was. Openlijke loochening dus van het wezen van het nieuwe, dat is een vervangen, een te niet doen van het oude. Zij ook draaien met den wind en volgen het groote publiek. Het is zeer begrijpelijk, maar momenteel noodlottig voor het nieuwe. Want het wezen ervan wordt weggemoffeld. Tegelijkertijd is er, als een groot tegenwicht, bijna in alle landen een opkomen voor de nieuwe idee te constateeren. Ondanks de teruggang eenerzijdsch is de behoefte aan en het doorzetten van abstracte kunst merkbaar. Hieruit blijkt dat deze kunst werkelijk een uiting van den nieuwen tijd is die zich tegen alles in moet voort zetten: dat zij een werkelijke levensbehoefte is. Ondanks alles, strijdt het ideële tegen het materieele. Krachtig wordt ook aangetoond, dat evolutie der kunst wel bestaat en is ontwikkeling en geen teruggang. Dat abstracte kunst, ontwikkeld uit naturalistische, onmogelijk tot zijn oorsprong terug kan komen. Abstracte kunst kan alleen evolueeren door consequente doorvoering. Zoo kan zij komen tot het zuiver beeldende, dat in het Neo-Plasticisme bereikt is. En de consequente doorvoering van deze ‘kunst’ uiting kan niet anders wezen dan haar realiseering in onze tastbare omgeving. Want de tijd komt dat, door veranderde levenseisch, het ‘schilderij’ zich in deze zal verliezen. |
|