De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
De nieuwe beelding in de schilderkunst.
| |
[pagina 135]
| |
verseele (d.i. de directe openbaring der substantie) niet alleen gerechtvaardigd maar geëischt. Want de blijvende kracht is het waardevolle. In de natuur kunnen de accidenten der substantie - grootte, vorm, eigenschappen - niet gemist worden, daar de substantie niet rechtstreeks zinnelijk waarneembaar is. In de natuur is vorm (lichamelijkheid) noodzakelijk: in de natuur bestaat alles voor ons door vorm, die zich beeldt door (natuurlijke) kleur. Zoo brengt de natuur ons in den waan dat ook in kunst vorm noodzakelijk is: de natuur doet ons vergeten dat de substantie zich inderdaad beeldt door het universeele, dat aàn den vorm en doòr de kleur verschijnt. In kunst hebben we in de directe beelding van dit universeele (de evenwichtige verhoudingsbeelding, zie vorige artikelen) een verschijning, die niet lichamelijk bestaat en dus vrij is van het tijdelijke dat het blijvende verduistert. Hoewel zij geen vorm is, is die verschijning tòch beeldbaar. In kunst kunnen de accidenten der substantie dus gemist worden: zij moeten buiten beelding blijven, als het gaat om de zuivere beelding van het universeele, d.i. die van de substantie.Ga naar eind7) Recht begrip der wederkeerige werking der tegendeelen innerlijkheid en uiterlijkheid dan, doet leven en kunst zien als een wederkeeren van hetzelfde in graden van groei eenerzijds, en in graden van afneming anderzijds. Om dit als algemeene waarheid in te zien, moeten we de tijdperken, die we beschouwen, wel zeer groot nemen: we moeten zeer vèr in het verleden teruggaan, en vèr in de toekomst zien, en ook het leven niet zien als beginnende en eindigende met dit wereldstelsel.Ga naar eind8) Omdat echter het physieke, eenmaal volgroeid zijnde, in deze physieke wereld niet merkbaar verandert, en de mensch daarin het eenige wezen is, waarin de geest zich ontwikkelt, hebben we ons slechts bij deze te bepalen en in hem den groei van den geest (d.i. bewustzijnsgroei) te constateeren. Bewustzijnsgroei doet vorm na vorm ontstaanGa naar eind9) - zoowel in leven als kunst. De kunst kan het leven voòrgaan in vorm-evolutie, zoovèr, dat vorm tot verschijning -, dat het natuurlijke, abstract wordt. Als het natuurlijke in het bewijstzijn gaat rijpen, als het individueel innerlijke in den mensch begint te volgroeien, treedt het universeel innerlijke in meerdere bepaaldheid in het bewustzijn naar voren - dan is het bewustzijn gegroeid van het Natuurlijke tot het Abstracte, en zal de kunstuiting noodwendig Abstract moeten zijn!Ga naar eind10) Als het individueel bewustzijn zich verruimt tot het universeele, wordt het natuurlijke - al blijft het in de natuur onveranderlijk - anders voor den mensch.Ga naar eind11) De kunstenaar is niet langer tevreden met het meest uiterlijke als beeldingsmiddel: hem is een universeel-beeldingsmiddel noodwendig. Hij verkrijgt dit door vorm en kleur te verinnerlijken - overeenkomstig de verinnerlijking van het bewustzijn. Door dit te doen brengt hij het natuurlijke terug tot het abstracte; zoo heeft hij het tegendeel van het natuurlijke - zoover zich dit beelden laat - tot bewuste uitdrukking gebracht. En zoo heeft de mensch in de Abstract Reëele Beelding een tegenstelling tot het natuurlijke, waardoor hij dit leert kennen, en door deze kennis tot kennis van den geest kan komen.Ga naar eind12) Op deze wijze is de kunst dan waarlijk religieus. (Wordt voortgezet). | |
[pagina 138]
| |
BIJLAGE XII VAN ‘DE STIJL’, EERSTE JAARGANG No. 8.
DE ZAAG EN DE GOUDVISCHKOM. P. ALMA. |
|